Dermoût, Maria
Helena Antonia Maria Elisabeth, geboren Ingerman, Nederlands prozaschrijfster (Pekalongan,
Java 15.6.1888 - Den Haag 27.6.1962). De familie van haar vader woonde reeds
gedurende enige geslachten in Indonesië. Zij woonde met haar ouders op een suikerfabriek.
Op haar elfde jaar ging ze naar Holland en op haar achttiende keerde ze - inmiddels getrouwd
- naar Indonesië terug. Vele jaren woonde ze met haar man op de Molukken.
Maria Dermoûts langere en kortere verhalen - romans zijn het nauwelijks - hebben Indonesië
als achtergrond en ook haar manier van vertellen - van een ‘bekorende eentonigheid’,
zoals men wel eens gezegd heeft - is ondenkbaar zonder de Indonesische verteltraditie. De
herhalingen, de adempauzen, de aanduidingen - met een enkel woord -, de dialogen - alweer
met slechts weinig woorden - bepalen haar zeer precieze schrijfwijze, die nooit rechtstreeks
onthult, meer aanduidt dan uitspreekt, meer suggereert dan oproept.
Maria Dermoût debuteerde pas op 63-jarige leeftijd met Nog pas
gisteren (1951), waarin ze de herinneringen uit haar kinderjaren op de suikerfabriek
Redjosari in Midden-Java heeft verwerkt. De tienduizend dingen (1956), haar
omvangrijkste boek, was ambitieuzer van opzet en breder van uitwerking. Het werd haar
hoofdwerk, een verhaal vol geesten, bezweringen en bovennatuurlijke dingen, dat
vanzelfsprekend past in dat ‘samenweefsel van een bepaalde tijd’: het landschap, de
dieren, de schelpen, de stenen en de geesten, die tezamen ‘de tienduizend dingen’ van
de Molukken zijn. Ook dit boek is geen roman geworden in de geijkte zin van het woord. Er
zijn zes hoofdstukken, of delen. De eerste en de laatste sluiten als een ouverture en een epode
de vier middelste in, die onderling een zeer grote mate van zelfstandigheid bezitten. De
eenheid der delen wordt gevormd door de lokalisering en de manier van vertellen.
Voor Nog pas gisteren ontving Maria Dermoût de speciale prijs van de Jan Campertstichting.
Voor haar complete werk kreeg ze in 1956 de Culturele Prijs van Arnhem en in
1958 de Tollensprijs.
Literatuur: BWN; Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; R. Nieuwenhuys,
‘Maria Dermoût’, in: Oost-Indische spiegel (1978), p. 459-473; J. van der Woude.
Maria Dermoût. De vrouw en de schrijfster (1973); N. Bertouille-Jaquet, ‘Animistische
denkbeelden in “De sirenen” van Maria Dermoût’, in: Nieuw Vlaams Tijdschrift
36 (1973) 3, p. 250-266; M. Bal en E.J. van Alphen, ‘Wilde dieren, of de verscheurde
eenheid’, in: J. Hoogteijling en F.C. de Rover (red.). Over verhalen gesproken (1982), 97-123; M. de Bruyn Ouboter-Kist, ‘“Hart van mij.” Brieven en teksten van Maria
Dermoût (1950-1960)’, in: Bzzlletin 13 (1984-1985) 127, p. 22-35; K. Freriks,
‘Afscheid en herinnering, stem en tegenstem. Maria Dermoût (1888-1962)’, in: J. van
den Berg en M. Salverda (red.). In Indië geweest (1990), p. 8-49; L. Visser. De Harpe Amoret.
Een studie over de verhalencyclus De tienduizend dingen van Maria Dermoût (1990); H.S.
Haasse, ‘Annie Romein-Verschoor en Maria Dermoût’, in: Erflaters van de twintigste
eeuw (1991), p. 168-188, 306; Themanummer Maria Dermoût van Indische letteren 15 (2000)
2; K. Freriks. Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût 1888-1962 (2000).
R. Nieuwenhuys
[aangevuld, februari 2003]