Deel, Tom van
Nederlands dichter en criticus (Apeldoorn 21.2.1945). Docent moderne
Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Werkte mee aan Propria Cures
en Hollands Maandblad. Debuteerde in 1969 met de bundel poëzie Strafwerk, in
1971 gevolgd door Recht onder de merels. Werkt daarnaast als criticus voor het
dagblad Trouw. Zijn boekbesprekingen bundelde hij in Recensies (1980). In 1987 ontving hij
de Jan Campertprijs voor de bundel Achter de waterval (1986).
Van Deel schreef aanvankelijk een persoonlijke en anekdotisch getinte lyriek,
met een sterk ironische ondertoon, maar gaandeweg wordt zijn poëzie bepaald door het thema
van een problematische werkelijkheidsbeleving. Hierin toont hij overeenkomst met zijn
vroegere mederedacteuren van het literaire tijdschrift De Revisor, D.A.
Kooiman en N. Matsier. In zijn poging vast te leggen wat is, komt de
dichter niet verder dan een registratie van wat voorbij is: ‘afbeelden van leegte’
(R. Kopland). Zijn affiniteit met de dichter Chr.J. van Geel
blijkt uit de publicatie Gedichten bij tekeningen (1975).
Van Deels interesse voor de combinatie beeldende kunst en poëzie blijkt uit de bundel
Gedichten kijken (1987), een bloemlezing beeldgedichten, en Ik heb het
Rood van 't Joodse bruidje lief (1988), gedichten over beeldende kunst. In 1992
verscheen zijn verzameling essays over dit onderwerp: Als ik tekenen kon.
Tom van Deel verzorgde veel tekstuitgaven van nagelaten werk van
Simon Vestdijk. Over de poëzie van Vestdijk publiceerde hij Veel
lied'ren zijn gezongen (1987). In Nu het nog licht is (1998) is de poëzie van
Van Deel nog preciezer geworden en is zijn taaleconomie tot het uiterste opgevoerd.
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; R. Kopland, ‘Want waar
verdwijnt is hopeloos bewegen’, in: Tirade 21 (1977) 225, p. 304-312; R. Schouten,
‘Van strafwerk tot innerlijk debat’, in: Jan Campertprijzen 1987 (1987, met bibl.), p.
45-66; A. Zuiderent, ‘De stilstaande beweging tussen anekdote en pathos. De poëzie van
Tom van Deel’, in: Ons Erfdeel 31 (1988) 2, p. 209-213; W. Kusters, ‘Over het
beklimmen van de Parnassus’, in: Literatuur 13 (1996) 2, p. 86-91.
J. Goedegebuure en G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, februari 2003]