Bruning, Henri
Henricus Josephus Bruning, Nederlands dichter, prozaschrijver en journalist
(Amsterdam 10.7.1900 - Nijmegen 17.1.1983). Debuteerde als
katholiek expressionist met sterk christelijk getinte en van sociale belangstelling getuigende gedichten
in de bundels De sirkel (1924) en De tocht (1925). Van eenzelfde
organische prosodie ging ook Het verbond (1931) uit. Later werk als
Fuga (1937) vertoonde een grote versobering, terwijl de jongere verzen zoals in
Van ziel en aarde (1952) van verinnerlijking getuigen. In deze laatste bundel werd de
spanning, die zijn kunst draagt, aangeduid in de twee symbolen van de titel.
De katholieke overtuiging van Bruning vindt men vooral geformuleerd in belangrijke
essays, die een gedisciplineerd christendom voorstaan, zoals zijn broer Gerard had verdedigd, bijvoorbeeld Subjectieve normen (1936) en Verworpen christendom (1938) - een
kritische en onafhankelijke opstelling tegenover de kerk, waarmee hij ook in polemiek geraakte met
Menno ter Braak. De verinnerlijking, merkbaar in latere verzen, wordt eveneens
aangetroffen in de bundel opstellen Voorlopige motieven (1954). Aan zijn katholieke
overtuiging heeft hij op geestige wijze vorm gegeven in het spel Lazarus en de rijke
(1939). Hij tekende er, zoals in menig essay, verzet aan tegen de lamlendigheid en de
verburgerlijking van de kerk.
Tijdens WO II fascistisch georiënteerd, was Bruning werkzaam bij het departement van opvoeding
en kultuurbescherming en redacteur van De Schouw, het orgaan van de Kultuurkamer. Zijn
Vluchtige vertogen (1943) zijn uit dit werk en uit deze houding gegroeid. Sinds WO
II heeft Bruning zich onder meer gewijd aan de studie van Gezelle in Gezelle, de andere
(1954), waarin hij een niet onaanvechtbare persoonlijke visie op de dichter gaf.
Literatuur: Oosthoek; WP-lexicon; M. ter Braak, [Over Henri Bruning], in: Verzameld
werk (dl 4, 19802), p. 372-376, (dl 7, 19802), p. 110-116, 213-218, 495-500; J.J. Kelder,
‘Henri Bruning en het nationaal-socialisme’, in: Ons Erfdeel 29 (1986) 3, p. 399-403; Ed
Hoornik, ‘In gesprek met Henri Bruning’, in: A. Venema. Schrijvers, uitgevers en hun
collaboratie (dl 1, 1988), p. 502-506.
P. Vanderschaeghe en G.W. Huygens
[aangevuld, februari 2002]