Besten, Ad den
Adrianus Cornelis den Besten, Nederlands dichter en essayist
(Utrecht 11.3.1923). Studeerde enkele jaren theologie. Was vervolgens te
Amsterdam werkzaam bij een uitgeverij en daarna als germanist verbonden aan de Universiteit van
Amsterdam. Hij was een protestants schrijver, onder de invloed van Karl Barth
afkerig van christelijke groepsvorming. Zijn eerste artikel verscheen in het tijdschrift Opwaartsche
Wegen (oktober 1939). Van april 1944 tot april 1945 werkte hij mee aan het illegaal verschenen
tijdschrift Parade der Profeten. Na WO II maakte hij deel uit van de redactie van De Roode
Lantaarn (augustus 1945) en van de eerste jaargang van Columbus (oktober 1945-oktober
1946).
Den Besten begon als individualistisch en esthetisch dichter in de traditie van de Tachtigers, maar
ontwikkelde zich na 1945 tot een dichter van meer experimenteel werk dat filosofisch en religieus
geïnspireerd is. Voor Den Besten is alleen de dichter in staat om, met inzet van al zijn talenten, de
verstarring of dogmatiek van geloof of ratio te doorbreken door middel van het woord. De
literatuuropvattingen van Den Besten zijn het best af te lezen uit zijn essays in Ik uw
dichter (1968) en Dichten als daad (1973). In de praktijk zijn die opvattingen
terug te vinden in zijn bundels Tegen mijn verlies (1957) en Een stem boven
het water (1973).
In de reeks cahiers die tussen 1950 en 1971 verscheen onder de naam De windroos, gaf hij jonge, vaak experimentele auteurs uit, zoals Rodenko, Van der
Graft, Campert, Kouwenaar en
Vinkenoog. Voor velen van hen was het hun debuut in deze serie. Later zette Den
Besten deze activiteiten voort in de reeks Seismogram.
Den Besten werkte mee aan de totstandkoming van een proefbundel gezangen voor de Nederlands
Hervormde Kerk (1968) en aan die van het Liedboek voor de kerken (1973), waaraan hij 87
liederen bijdroeg. Ook als vertaler was Den Besten actief. Hij vertaalde in 1988 de gedichten van
Friedrich Hölderlin en voorzag deze vertaling van een inleiding en toelichting. In 1989 kreeg hij daar
de Martinus Nijhoffprijs voor.
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; P. Rodenko, ‘Den Besten en de
geest’, in: Tussen de regels (1956) p. 50-58; G. Kouwenaar, ‘Den Besten door de mand
gevallen’, in: Podium 12 (1959) 3, p. 189-192; G. Puchinger, ‘Ad den Besten’, in:
Christen en kunst (1971) p. 389-439; K. de Jong, ‘Ad den Besten’, in: Uitgelezen.
Reakties op boeken 8 (NBLC, 1985), p. 24-32; H. Burggraaf, ‘Dichten als daad ... dat is
welbeschouwd altijd mijn thema geweest’, in: Rondom het woord 28 (1986) 3, p. 41-46;
S.L.S. de Vries, ‘Ad den Besten, dichter in dienst van de gemeente en theologie’, in:
Rondom het woord 28 (1986) 3, p. 47-54; E. Buelens, W.G. Overbosch, J.W. Schulte-Nordholt
(red.). Dienstbaar doch dichterlijk. Liber Amicorum voor Ad den Besten (1993); Tj. de Reus
(red.). ‘Dader van het woord. Over Ad den Besten’, themanummer van Bloknoot 6
(1997[=1998]) 4.
W.J.C. Buitendijk en G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, februari 2002]