Belcampo
Pseudoniem van Herman Pieter Schönfeld Wichers, Nederlands prozaschrijver
(Naarden 21.7.1902 - Groningen 2.1.1990). Groeide op als
notariszoon te Rijssen, studeerde rechten en medicijnen te Amsterdam,
was huisarts in Bathmen en daarna studentenarts te Groningen tot aan
zijn pensionering.
De kleurige en bizarre Verhalen die Belcampo als student schreef, gaf hij aanvankelijk uit in eigen beheer
(1934), waardoor zij slechts aan weinigen bekend werden. In 1935 verschenen ze bij uitgeverij
Kosmos in een kleine oplage. Meer aandacht kreeg De zwerftocht van Belcampo
(1938), het literaire resultaat van een voetreis naar Italië. Pas in de naoorlogse jaren kreeg in Nieuwe verhalen (1946) zijn
verhalend proza met de barokke fantasieën, bijvoorbeeld die over de dag des oordeels in het verhaal Het grote gebeuren (1958), en met de zeer
persoonlijke humor algemene waardering. Pas toen werden eerdere verhalen herdrukt in De
fantasieën van Belcampo (1958). Die toegenomen waardering komt ook tot uiting in de
vele prijzen die hem werden toegekend, zoals de Marianne Philipsprijs (1956), de prijs van de
Stichting Kunstenaarsverzet (1959), de Hendrik de Vriesprijs (1960) en de Tollensprijs (1983). Een
groot aantal verhalen werd daarna herdrukt in Luchtspiegelingen (1963), waarin De
verhalen, Nieuwe verhalen, Sprongen in de branding, Liefde's verbijstering en Tussen hemel
en afgrond werden opgenomen.
Doorgaans wordt Belcampo beschouwd als de auteur van fantastische vertellingen, d.w.z. als de
auteur van verhalen waarin dingen gebeuren die in strijd zijn met de ons bekende werkelijkheid.
Toch zijn er ook andere visies op zijn werk. Zo ligt de nadruk voor sommigen juist op de bijzondere kijk
op de werkelijkheid die zijn verhalen ook geven. In elk geval is er steeds sprake van een uiterst
luchtige verteltrant en van een humoristische en soms bizarre werkelijkheidsbeschrijving waarmee hij
thema's als bekrompenheid, ijdelheid, angst en kleinburgerlijkheid aan de orde stelt. De verteller
weet die bizarre en fantastische wereld steeds zo voor te stellen alsof ze de meest normale is. In
De filosofie van het Belcampisme (1972) is te lezen hoe dat komt. Belcampo
beschouwt onze werkelijkheid slechts als één van de vele mogelijke werkelijkheden en hij
accepteert onze wereld niet als vanzelfsprekend. In zijn verhalen brengt hij zijn lezers zover die
‘andere wereld’ met een glimlach te accepteren.
Zijn heiligenlevens De toverlantaarn van het christendom (1975) en Rozen
op de rails (1979) trokken opnieuw de aandacht omdat ze zo onconventioneel waren.
In 1979 verscheen de verzamelbundel Al zijn fantasieën, waarin de bundels
Luchtspiegelingen (1963), Verborgenheden (1964) en De ideale dahlia
(1968) werden opgenomen. Daarna publiceerde Belcampo nog een roman:
De drie liefdes van tante Bertha (1982).
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; C.J.E. Dinaux, ‘Belcampo’,
interview in: Gegist bestek (dl. 1, 1958), p. 208-214; B.F. van Vlierden, ‘Belcampo: reiziger in
vuurwerk’, in: Dietsche Warande & Belfort, 104 (1959) 12, p. 631-636; J. de Maere,
‘Belcampo's wonderwinkel’, in: Dietsche Warande & Belfort 125 (1980) 2, p. 123-128; K.
Osstyn, ‘De ironie van Belcampo’, in: Ons Erfdeel 24 (1981) 5, p. 703-712; J.-P. Franssens. Op reis met Belcampo (1996).
G.W. Huygens en G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, februari 2002]