Bastelaere, Dirk van
Vlaams dichter (Sint-Niklaas 23.10.1960). Studeerde enige tijd Germaanse filologie
in Leuven. Was samen met Erik Spinoy en Mark
Eelen redactielid van R.I.P. Driemaandelijks tijdschrift voor literatuur en stijl, dat
slechts één jaargang telde. Hij debuteerde met gedichten in Vijf jaar (1984) waarmee hij de prijs
voor het beste literaire debuut in Vlaanderen verwierf. Daarna bleef hij poëzie publiceren in tal van
tijdschriften die later gebundeld werd in Golden Boys (1985) en Pornschlegel
en andere gedichten (1988).
Van Bastelaere's poëzie is ironisch-afstandelijk en kenmerkend voor de generatie jonge Vlaamse
dichters met hun sceptische houding ten aanzien van een wereld waar zij geen zin of samenhang in
kunnen ontdekken. Alle zekerheden ontbreken en de werkelijkheid is fragmentarisch en absurd.
Schrijven over die werkelijkheid is een spel en het gedicht is dan ook een spel: een autonome tekst
met meerdere betekenissen.
In de bundel Pornschlegel en andere gedichten verschuift de aandacht naar de taal als misleidend
middel om die werkelijkheid te ordenen en tot uitdrukking te brengen. Ondanks een ogenschijnlijke
helderheid zijn de gedichten van Van Bastelaere gericht op de wanorde die de wereld laat zien.
Geliefde retorische middelen die hij daartoe gebruikt hebben te maken met weglating: ellips, hiaat,
anakoloet en dergelijke.
Literatuur: Kritisch lexicon; H. Brems en D. de Geest (red.), ‘Groeten uit de
strafkolonie’, in: Opener dan dicht is toe (1991), p. 221-226; J. Joosten, ‘Ordeverstoring:
het subversieve werk van Dirk van Bastelaere’, in: De Gids 157 (1994) 1, p. 52-61; G.
Middag, ‘Odysseus op de scooter’, in: Alles valt in stukken uiteen: beschouwingen over
poëzie (1993), p. 17-20; H. de Coninck, ‘Het ik als kruiswoordraadsel’, in: Dietsche
Warande & Belfort 139 (1994) 4, p. 519-525; D. de Geest, ‘Omdat er afwezigheid is, is er
poëzie’, in: Ons Erfdeel 37 (1994) 4, p. 583-586; J. Gerits, ‘Lezen in de spiegel. Gedichten
1989-1991 van Dirk van Bastelaere’, in: Streven 62 (1995) 1, p. 61-65.
G.J. van Bork
[nieuw, februari 2002]