Ammers-Küller, Jo(hanna) van
Nederlandse prozaschrijfster (Noordeloos 13.8.1884 - Bakel
23.1.1966). Schreef toneelstukken, biografieën en talrijke populaire romans, met name historische
familieromans waarin problemen rondom de vrouwenemancipatie eerder de achtergrond dan de
eigenlijke inzet vormden. Grote opgang maakte zij in 1925 met De opstandigen, een
roman die drie generaties beschrijft. Het eerste en alom meest gewaardeerde gedeelte daarvan is kennelijk geïnspireerd
op de Camera obscura. Ook bekend werd haar Tavelincktrilogie (Heeren,
knechten en vrouwen, 1934-1938), de geschiedenis van een Amsterdamse regentenfamilie
tussen 1778 en 1813.
Haar werken vertonen een wat breedvoerig verteltalent en werden door de kritiek minder
gewaardeerd dan door de lezers. Zo schreef Ter Braak denigrerend dat haar werk
tot de typische ‘damesromans’ behoorde waarvan er tussen de beide wereldoorlogen zoveel
verschenen.
Veel van haar boeken werden vertaald, vooral in Duitsland, voor welks nationaal-socialisme zij ook
in de bezettingsjaren een opmerkelijke sympathie toonde, wat haar daarna in Nederland op een
langdurig publicatieverbod kwam te staan. Nog in de roman De liga van goede wil
(1953) legde zij begrip aan de dag voor het verschijnsel collaboratie.
Literatuur: BWN; Oosthoek; WP-lexicon; A.H.M. Romein-Verschoor, in
Vrouwenspiegel (1936); M. ter Braak, ‘Der Zauberberg incognito’, in: Verzameld werk (dl
4, 19802), p. 608-610; M. Coster, ‘Toneelschrijfsters aan het begin van deze eeuw: J.v.A.-K.’, in Serpentine 2 (1981) 1, p. 36-37; M. Nijhoff, [Over Ammers-Küller], in: Verzameld
werk (dl 2, 19822), p. 26-28, 173-175, 586-590; E. van Boven, ‘Het tijdperk van de
damesroman’ in: E. Offers e.a. (red.). Vrouwen wegen wetenschap (1991), p. 98-114.
G.W. Huygens en G.J. van Bork
[aangevuld, november 2001]