Zeeus, Jacob
Noordnederlands dichter (Zevenbergen, gedoopt
14.2.1686-ald. 27.11.1718). Gaf al jong blijk van poëtisch talent. Ook
tekende hij graag, en een verblijf bij de Dordtse kunstschilder-dichter Arnold
Houbraken (in 1698) heeft veel voor hem betekend. Werd opgeleid voor landmeter,
maar oefende tevens het ambt van notaris en procureur uit.
Van belang voor zijn artistieke ontwikkeling was de
kennismaking met leden van `Nil volentibus arduum', in het bijzonder met
Ysbrand Vincent. Aan hem droeg hij in 1706 een `berispdicht' in de trant van
Juvenalis op: De ongeblankette werelt, waarin de menselijke ondeugden
ongewoon fel werden gehekeld. Het bekendste in dit genre werd wel De wolf in
't schaepsvel (1711, 17152), een heftige aanval op het
priesterschap, dat wil zeggen op de valse geestelijken, vanaf de oudheid tot en
met de eigen tijd, zonder aanzien des geloofs.
Na de aanval van P.A. de Huybert (tijdens de zgn.
poëtenoorlog) op Vondel, die gezondigd zou hebben tegen de ware
toneelwetten die door de Franse toneelschrijvers en hun Nederlandse navolgers
van Nil in de praktijk gebracht zouden zijn, antwoordde Zeeus met een
`strafdicht', De Zangberg in gevaar. Hij kwam op tegen naäperij van
alles wat Frans was. Vele reacties pro en contra volgden, en zo ontstond een
ware `slag' om de Zangberg.
Van het verdere oeuvre zijn enige `dartele' minnedichten,
schimpdichten, een heldenzang op de dood van J.W. Friso, een treurzang bij de
vrede van 1713 en een vertaling (1721) van Corneille's treurspel Otho te
vermelden.