Wadman, Anne Sijbe
Fries dichter, prozaschrijver en criticus (Langweer
30.11.1919). Studeerde Nederlands (doctoraal examen 1946) en promoveerde (cum
laude) in 1955 aan de rijksuniversiteit te Groningen op een dissertatie over de
19de-eeuwse auteur H.G. van der Veen. Was leraar aan het gymnasium te Sneek en
nadien hoofddocent Nederlands aan de lerarenopleiding te Leeuwarden en
Groningen.
Wadman debuteerde als dichter, maar heeft vooral naam
gemaakt als essayist en romanschrijver. Hij maakte deel uit van de redactie van
het literaire maandblad De Tsjerne en schreef kritieken, ook voor o.a.
de Regionale Omroep Noord en Oost, Het Vrije Volk en de Leeuwarder
Courant. In 1961-1962 gaf hij onder de titel De Teannewâdder
(= De Tenentrapper) een eenmanstijdschrift uit, dat zijn faam als veelzijdig en
scherpzinnig criticus slechts kon bevestigen. Voor zijn kritisch en
essayistisch werk kreeg hij in 1952 de Gysbert Japicxprijs. Ook voor de
Nederlandse letterkunde heeft Wadman verdiensten, o.a. als redacteur van het
tijdschrift Podium (1946-1948) en door zijn Vestdijk-studies; samen met
H. Visser werkt hij aan een Vestdijk-biografie. Hij publiceerde in 1984, als
eerste deeltje in een `Rondom S. Vestdijk'-reeks: Een hartversterking. De
reacties op Vestdijks eerste dichtbundel, waarna in snel tempo tot eind
1985 nog twee andere deeltjes volgden: Biografisch bijwerk en
Knett'rend Vuurwerk! Zijn beste romans, verschenen in de jaren zestig en
grotendeels ook in het Nederlands vertaald, kunnen als bekentenisromans worden
gekarakteriseerd. Zij geven een analyse van crisissituaties waarin het individu
kan komen te verkeren in zijn worsteling tussen stoffelijke en geestelijke
verlangens, tussen verstand en zinnen. Door zijn thematiek en de intelligente,
vaak gedurfde uitwerking ervan kan Wadman gelden als een vernieuwer van de
Friese romanliteratuur, op wiens taboe-doorbrekend werk een jongere generatie
heeft kunnen voortbouwen. Hij schreef ook voor toneel en vertaalde o.a.
Sartre's La putain respectueuse in het Fries.