kunstopvatting kreeg steeds meer
een classicistische inslag, zoals dat eveneens het geval was bij de door hem
zeer bewonderde Fries-Engelse schilder Alma Tadema. Het opkomende naturalisme
vond bij hem geen weerklank. Sinds 1873 ambteloos, autodidact, maar kenner van
de letteren en beeldende kunst, werd hij in zijn vrijzinnig liberalisme en zijn
antiklerikalisme de tegenspeler van de katholieke Alberdingk Thijm, wiens
verering van Bilderdijk lijnrecht staat tegenover Vosmaers bewondering voor
Multatuli. In de jaren tussen 1875 en 1885 - toen Potgieter dood was en
Multatuli en Busken Huet in het buitenland verbleven - was Vosmaer een van de
weinige schrijvers voor wie de jongeren bewondering voelden en van wie zij iets
te verwachten hadden. In de Spectator heeft hij Perk, Paap, Kloos en Van
Eeden af en toe plaatsruimte verleend. De dichterlijke nalatenschap van Perk is
in 1882 door hem en Kloos bezorgd.
Vosmaers in Rome spelende kunstenaarsroman Amazone
(1880) en zijn bekoorlijke romantisch-klassieke gedicht Nanno (1883)
vermeerderden nog de goede naam die hij door zijn verzamelbundels Vogels van
diverse pluimage (3 dln., 1872-1875), had verworven. Zijn
Ilias-vertaling (1880) gaf hem bovendien een gezag op algemeen literair
gebied, zoals reeds eerder een tweetal Franse studies over Rembrandt het had
gedaan op het terrein van de kunstgeschiedenis. Vlak na zijn dood werden er nog
een niet geheel voltooide roman, Inwijding gepubliceerd en de tweede
Homerusvertaling, Odussee. Door de Tachtigers is de betekenis van
Vosmaer opzettelijk miskend en betwist. Zijn werk heeft geen verdere invloed
uitgeoefend, maar als overgangsfiguur behoudt hij een eigen plaats.