Visscher, Roemer
Noordnederlands dichter (Amsterdam 1547-ald. begraven
19.2.1620). Behoort tot de generatie die in de begintijd van de opstand
streefde naar een eigen nationale cultuur. Ofschoon hij jong zijn beide ouders
verloor (beiden begraven 7 juli 1558), kreeg hij blijkbaar een verzorgde
opvoeding: hij las Frans en Latijn, en ook Italiaans. Als lid van de kamer
D'Eglantier deed hij mee aan de rederijkerij, maar in zijn dichtwerk en vooral
in zijn stijl van leven is renaissance-invloed merkbaar. Ondogmatisch in
godsdienstig opzicht, behoort hij tot de libertijnen, al werd hij
rooms-katholiek opgevoed en ging zijn gezin door voor hervormd. Zijn vader was
lakenkoopman; hijzelf deed goede zaken als graanhandelaar; maar tot het
Amsterdamse patriciaat, zoals de familie Hooft, klom zijn familie niet op. Zijn
drie dochters, Anna, Geertruy en Maria Tesselschade, met de jongere zoon
Pieter, werden hoogst `modern' opgevoed: zij leerden Frans en Italiaans,
bespeelden allerlei muziekinstrumenten, deden aan tekenen, glasgraveren en
andere vormen van kunst, en leerden zwemmen. In het begin van de 17de eeuw werd
het Roemershuis een ontmoetingscentrum van schilders, dichters en
geleerden.
Indien men de naamgeving in Spiegels Twe-spraack
(1584) mag geloven, behoorde hij tot de vrienden die zich toen intensief
bezighielden met de vraagstukken van taal en spelling, dat wil zeggen met de
opbouw van de Nederlandse cultuurtaal. In 1599 werd buiten zijn toedoen een
boekje gedrukt met 85 epigrammen die tevoren blijkbaar in hs. of afschrift
onder vrienden hadden gecirculeerd zoals in die tijd gebruikelijk was. In 1612
kwam een omvangrijker bundel van de pers: T'loff vande mutse, ende van een
blaewe scheen. Pas hierna ging hij ertoe over zelf een betere en volledige
editie te bezorgen: in 1614 verscheen zowel de emblematabundel
Sinnepoppen, als de poëziebundel Brabbeling, waarin
tientallen quicken (= sneldichten, puntdichten, deels bewerkt naar Martialis),
een aantal tuyters (= sonnetten, deels vertaald naar Ronsard), een aantal
jammertjens (= elegieën) en enkele grotere gedichten zijn opgenomen.
Zonder de literaire betekenis te overschatten mag men
deze boekjes, mede op grond van de herdrukken, beschouwen als een opmerkelijke
literaire uiting van de Hollandse burgerij omstreeks 1600. In het werk van
versch. jongere tijdgenoten, met uitzondering van de aristocratische Hooft,
zijn trekken van beïnvloeding en verwantschap aan te wijzen: het
emblematische en moraliserende bij Cats, het jolige en volkse bij Bredero, het
vernuftige en anekdotische bij Huygens. In latere edities van
Sinnepoppen heeft Anna Roemers de fraaie prentjes van Claes Jansz.
Visscher voorzien van tweeregelige rijmpjes en het proza van haar vader soms
door een tekst van eigen hand vervangen.