ontkomen week hij uit naar Duitsland.
Tijdens zijn verblijf in de Haagse Gevangenpoort hield
hij zich, naar het voorbeeld van zijn medegevangene en vriend J.E. de Witte en
samen met zijn geliefde Cornelia Lubertina van der Weyde (1767-1808), die zich
wekenlang met hem liet opsluiten, onledig met proeven van sentimentele
modeliteratuur, daarbij ijverig Wolff en Deken alsmede buitenlandse voorbeelden
plagiërend. Zo ontstond, o.a. de tweedelige briefroman Henry en
Louize (1794), die hij schreef samen met Van der Weyde.