Terborgh, F.C.
Ps. van Reijnier Flaes, Nederlands prozaschrijver en
dichter (Den Helder 14.1.1902-Linho Sintra, Portugal, 26.2.1981). Doorliep, na
rechtenstudie te Utrecht (promotie in 1929 met proefschrift Das Problem der
Territorialkonflikte), een diplomatieke carrière, eerst op posten in
Bern, Madrid, Lissabon, Peking, Londen, Warschau en Oslo, dan als buitengewoon
gezant en gevolmachtigd ambassadeur te Buenos Aires en ten slotte als
ambassadeur te Mexico en Lissabon. Sinds zijn pensionering leefde hij
teruggetrokken in Portugal. Zijn literair debuut in de jaren dertig, met
gedichten en proza in Helikon, Forum en Groot-Nederland, ging
nagenoeg onopgemerkt voorbij, maar ook veel later nog bleef Terborgh een
vrijwel onbekend auteur in de schaduw; het feit dat zijn vroegste publikaties
(De Condottiere, Le petit château), in privé-uitgave en in
het buitenland (Peking, 1940) verschenen en dat hij het grootste deel van zijn
leven buiten Nederland doorbracht, was daar niet vreemd aan.
In zijn gebalde, sober maar bijzonder suggestief
geschreven verhalen - waarvan de exotische decors (vaak Spanje of China) en de
fatalistische sfeer sterk aan Slauerhoff herinneren - treden eenzame
zwerversfiguren op, wier rusteloos streven om uit een wanhopig, zinloos bestaan
te ontsnappen onherroepelijk op ondergang en dood uitloopt. De dialectiek
levensdrift-doodsverlangen domineert dan ook dit ongewoon fijnzinnige werk,
waarin eenzaamheid, ballingschap en zoektocht de centrale themata vormen: de
novelle Het gezicht van Peñafiel (1947) wordt vaak als zijn
belangrijkste werk beschouwd. Hij publiceerde ook opmerkelijke herinneringen
aan zijn vriend en geestverwant Slauerhoff (Slauerhoff. Herinneringen en
brieven, 1949). De late officiële erkenning die hem ten deel viel
(Tollensprijs 1969, Constantijn Huygensprijs 1971), luidde een periode van
vernieuwde belangstelling in; thans wordt hij algemeen tot de belangrijkste
prozaïsten in het Nederlandse taalgebied gerekend. Terborgh maakte ook
vertalingen van Saint-John Perse en Borges.