Sytzama, Clara Feyoena van
Noordnederlandse dichteres (Leeuwarden 5.4.1729-Heemse
1.9.1807). Bracht haar jeugd door in het Groningse Bellingweer, waar zij reeds
jong gedichten schreef: Bellingweerder uitspanningen (1746). De
Groningse studentenkring waartoe haar broer Pico Galenus behoorde, wilde van
Groningen een wetenschappelijk en cultureel centrum maken, van Bellingweer een
tweede Muiderslot en van Clara een tweede Tesselschade.
Na haar huwelijk in 1750 met baron I.S. van Raesfelt
woonde zij op de buitenplaats Heemse bij Hardenberg, wat haar inspireerde tot
nieuwe poëzie, waaronder het hofdicht in vier zangen: Heemse, hofbosch-
en veldzang (gedateerd 1774, gepubliceerd 1784). Zij bezingt het landleven
en de almacht Gods in de natuur. Haar overige werk bestaat vnl. uit
stichtelijke gedichten. Aan de Evangelische gezangen (1807) droeg zij
gezang 44 en 154 bij. Daarnaast schreef zij gelegenheidsgedichten o.a. op
voorvallen de Oranjes betreffende en op de slag bij de Doggersbank.
Zij was erelid van de dichtgenootschappen `Kunst wordt
door arbeid verkregen' te Leiden en `Kunstliefde spaart geen vlijt' te
's-Gravenhage.