Stalpart van der Wiele, Joannes
Noordnederlands dichter ('s-Gravenhage 22.11.1579-Delft,
29.12.1630). Studeerde enige tijd te Leuven, daarna sedert 1595 te Leiden en
Orléans rechten; werd in 1598 advocaat in Den Haag. In 1602 ging hij
opnieuw naar Leuven om er theologie te studeren. In maart 1606 werd hij tot
priester gewijd; zette zijn studie voort in Frankrijk en tenslotte in Rome,
waar hij ook promoveerde. In 1611 begaf hij zich naar Holland; werd in 1612
pastoor van de St.-Hippolytuskerk te Delft, in 1613 `aartspriester' (= deken)
van Delft en Rotterdam, welk ambt hij tot zijn dood bekleedde.
Stalparts dichtwerk staat in dienst van zijn pastorale
arbeid en is doortrokken van de spiritualiteit van de contrareformatie. Het
vertoont dan ook alle kenmerken van de literaire barok. Zijn eerste werk,
Hemelryck. Dat is: Lof-sangh van 't Rijcke der Hemelen [...] (1621), is
een leerdicht over de hemel, geconcentreerd in de bekering en het
martelaarschap van Adrianus van Nicomedia. Verwant hiermee is zijn
Evangelische Schat van Christus Jesus ondeckt [...] (1621), gebouwd op
de tegenstelling tussen aardse en hemelse schatten en vertoond in de
geschiedenis van Laurentius en Hippolytus. In 1622 verscheen Vrouwelick
Cieraet van Sint' Agnes versmaedt, een leerdicht rondom Sinte Agnes over de
vrouwenkleding, voorafgegaan door een verhandeling in proza over de
kleding.
Een bijdrage tot de polemiek met de protestanten is de
Roomsche Reijs t' zamenspraecksgewijs tusschen Pieter de Reijser ende Abacuk
Fijnen Broeder (1624). De meeste roem heeft de schrijver behaald met zijn
geestelijke liederen, verzameld in de bundels Gulde-jaer Ons Heeren Jesu
Christi (1628), liederen rondom de liturgie van zondagen en kerkelijke
feesten, en Gulde-Jaers Feest-Dagen [...] (1634 en 1635). Het sluitstuk
van de laatste bundel wordt gevormd door de `Madrigalia', een bewerking van de
Italiaanse madrigaalteksten. De tachtig liederen hebben een gevarieerde inhoud.
Eveneens na de dood van de dichter verscheen het Extractum Katholicum, tegen
alle gebreken van Verwarde Harsenen (1631), een kleine tweehonderd liederen
- `Doses' genoemd - over een aantal controversiële geloofspunten, gevolgd
door het Peperhuysken van Bijgevougde Confijten.