Rubinstein, Renate (Ida)
Nederlandse prozaschrijfster (Berlijn 16.11.1929).
Middelbare school te Amsterdam. Werkte vervolgens enige tijd in een kibboets in
Israël, maar keerde naar Amsterdam terug om er politieke en sociale
wetenschappen te studeren. Was in die tijd redactrice van Propria Cures.
Schreef reisverhalen voor Avenue en is columniste van Vrij
Nederland onder het ps. Tamar.
Veel van haar columns zijn verzameld, o.m. in Namens
Tamar (1964), Met verschuldigde hoogachting (1966), Tamarkolommen
en andere berichten (1973) en Was getekend Tamar (1977). Kenmerkend
voor haar stukken is dat zij helder en scherp formuleert en in haar polemische
stukken door het modieuze of holle jargon prikt. Daarbij speelt een sterk
ontwikkeld individualisme een grote rol. Blijkens het motto van Hedendaags
feminisme (1979), waarin zij de fraseologie van het feminisme bestrijdt, is
zij beïnvloed door Carry van Bruggen.
Ook in haar niet-polemisch proza is zij steeds op zoek
naar dingen die het individu werkelijk bewegen. Niets te verliezen en toch
bang (1978) is een openhartig autobiografisch verslag van haar verbroken
huwelijk, waarin zij helder, intelligent en relativerend haar eigen emoties
beschrijft. Van haar vele reizen deed zij verslag in o.m. Jood in
Arabië-Goi in Israël (1967). Van haar afkeer van collectivisme,
in het bijzonder van het Chinees en Russisch communisme, getuigen het Klein
Chinees woordenboek (1975) en het als reactie op de anti-kernwapenbeweging
geschreven Met gepast wantrouwen. Notities over de Hollandse ziekte
(1982). Samen met Aad Nuis redigeerde zij de geruchtmakende memoires van F.
Weinreb.