Roovere, Anthonis de
Zuidnederlands dichter en prozaschrijver (ca 1430-Brugge
16.5.1482). Meestermetselaar van beroep, `stadsdichter van Brugge' en
waarschijnlijk lid van de H. Geestkamer aldaar. Reeds op 17-jarige leeftijd zou
hij te Brugge met een refrein op de vraag `oft moederlijck herte lieghen mach'
de titel `prinche van rethorijcke' hebben verworven. Later wordt zijn talent
ook elders gewaardeerd, maar Brugge weet hem van 1466 af met een jaargeld van
zes ponden Vlaams als stadsdichter aan zich te binden. Dit pensioen, op verzoek
van Karel de Stoute door de magistraat aan De Roovere toegekend, was ook het
loon voor bewezen diensten, in het bijzonder voor het schrijven en spelen van
`moralitheden, esbattementen ende diversche andere blijde rethorycke'. Van zijn
dramatische werk is echter alleen het Quicunque vult salvus esse
overgeleverd, een spel rondom het Symbolum Athanasium en Apostolicum.
Bekendheid en waardering dankte De Roovere vooral aan
zijn Lof van den heijlighen sacramente, een lang refrein dat in versch.
kerken werd opgehangen, hem de titel `Vlaemsch doctoor ende poetisch
rethorizien' bezorgde en het enige werk lijkt te zijn dat nog tijdens het leven
van de dichter werd gedrukt (in Die Tafel des kersteliken levens te
Gouda bij G. Leeu in 1478). Pas in 1562 verschenen te Anwerpen bij Jan van
Ghelen de Rethoricale wercken van Anthonis de Roouere, een verzameling
gedichten, vooral refreinen en balladen, bezorgd en ingeleid door Eduard de
Dene. In een willekeurige volgorde vindt men hier: religieuze gedichten -
waaronder veel gekunstelde Marialoven -; ethisch-didactische teksten waarvan
sommige nuchter emblematisch zijn en andere somber of schamper van 's werelds
boos- en voosheid getuigen; verrassend scherpe hekeldichten - waaronder een
viertal wrange rondelen - tegen een zondig maatschappelijk bestel waarin de
kleine, bescheiden en eerlijke mens altijd het kind van de rekening is:
historisch-allegorische amoureuze en zotte droomballaden en eenvoudiger
refreinen.
Van de vanitasgedichten is Vander mollenfeeste het
meest bekend geworden, een revue-gedicht waarin de dood wordt voorgesteld als
een ontboden zijn op het feest der mollen onder de aarde. In het zotte is
vooral het burleske refrein, de `Sotte amoureusheyt van Pantken en Pampoeseken'
een parel in het genre. In 1557 was van De Roovere ook het dispuut Van pays
en oorloghe verschenen (Antwerpen, Hans van Liesvelt, herdrukt in 1578 door
Jan van Ghelen), een lange, vlot berijmde dialoog in 530 verzen, waarin de
voor- en nadelen van vrede en oorlog worden belicht en de laatste het tegen de
eerste af moet leggen. De Roovere is ook de auteur van een `carnacioen'
(jaardicht) dat werd opgenomen in een prozarelaas dat de blijde inkomst van
Margaretha van York te Brugge (1468) beschrijft. Of ook het hele relaas aan hem
mag worden toegeschreven, zoals lange tijd is gedacht, is zeer te
betwijfelen.