Romein-Verschoor, Anna Helena Margaretha
Nederlandse prozaschrijfster (Hatert, Nijmegen,
4.2.1895-Amsterdam 5.2.1978). Na jeugd op Java en in Den Helder studeerde zij
letteren en geschiedenis te Leiden; huwde met de historicus Jan Romein (1920).
Haar vele publikaties op het gebied der literatuursociologie en
cultuurgeschiedenis zijn doorgaans duidelijk marxistisch georiënteerd,
maar getuigen zowel van gedegen historisch inzicht als van fijn literair
aanvoelingsvermogen.
Na haar dissertatie Vrouwenspiegel (1935; oorspr.
titel: De Nederlandsche romanschrijfster na 1880), een
literair-sociologische studie (bekroond met de Wijnaendts Franckenprijs),
schreef zij een overzicht van de Nederlandse letteren na 1880 (Slib en
wolken, 1947), dat in het Frans (1947) en het Engels (1950) werd vertaald,
en een studie over tendensliteratuur (De vruchtbare muze, 1949). Meer
uitgesproken historisch werk leverde zij vooral in samenwerking met haar
echtgenoot (De Lage Landen bij de zee, 1934; Erflaters van onze
beschaving, 4 dln., 1938-1940).
Aan scheppende literatuur waagde zij zich in haar kloeke
levensroman van Hugo Grotius (Vaderland in de verte, 1948). In Met
eigen ogen (1953) bracht zij verslag uit over een studiereis naar
Indonesië. Haar herinneringen aan een bijzonder rijk leven van strijdbaar
links engagement en inzet voor de vrouwenemancipatie stelde zij te boek als:
Omzien in verwondering (2 dln., 1970-1971). In 1970 ontving zij de C.
Huygensprijs voor haar gehele oeuvre.