de Marianne Philipsprijs. Meer aandacht kreeg echter de roman De heilsleer
van juffrouw François (1965), een satire op de maatschappij waarin
de kleinburgerlijkheid tot wet wordt verheven. Voor de novellenbundel Het
dagboek van Sara (1970), een gecombineerde uitgave van de eerder verschenen
bundels Vertrouwelijke vertellingen (1959) en Noodsignalen en
hartsgeheimen (1960), kreeg hij de Novelleprijs van de gemeente
Amsterdam.
Integrerend bestanddeel van Roest Crollius' werk is de
schuldkwestie, de vraag hoe de mens tot geweld komt en hoe infectueus de
geweldsfeer is. In de naoorlogse roman De wrede idealist (1971) wordt
dit thema aan de orde gesteld n.a.v. de drie oorlogsmisdadigers die in Breda
gevangen gezet zijn. Hij verdedigt hierin de opvatting dat misdaad niet echt
bestaat, maar in feite pathologisch is, en hij komt dan ook tot de conclusie
dat straf en strafmaat daar rekening mee dient te houden.
In de absurdistische of fantastische elementen die hij
met de nodige humor in zijn werk opneemt, lijkt Roest Crollius beïnvloed
door Kafka. In 1972 besloot Roest Crollius definitief met schrijven op te
houden en alleen nog te tekenen en te schilderen. Hij exposeerde beeldend werk
onder de naam Paul Oxydius.