benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau; vestigde zich
omstreeks 1975 definitief in Zuid-Frankrijk. Hij publiceerde (onder de namen
Simon van het Reve, Gerard Kornelis van het Reve, Gerard Reve) romans,
verhalen, brieven, gedichten, essays en een enkel toneelstuk; vertaalde veel
modern Engels/Amerikaans toneel, o.a. van Edward Albee, Brendan Behan en Harold
Pinter; was redacteur van Tirade (1958-1967) en van Dialoog
(1965-1966); ontving de P.C. Hooftprijs (1968, uitgereikt in 1969).
In Reve's werk kunnen vier perioden worden onderscheiden.
In de eerste (1946-1956) schrijft hij uitsluitend proza dat een
realistisch-symbolisch karakter heeft. Na een korte overgangsperiode
(1957-1962), waarin hij alle denkbare genres beoefent, begint hij omstreeks
1963 `over zijn gehele zelf' te schrijven, wat resulteert in onmiskenbaar
romantisch proza- en dichtwerk. Aanvankelijk wordt dit werk gekenmerkt door een
uitbundige en sterk romantisch ironische stijl; aangezien deze stijl voortkomt
uit een dualistische visie (de mens handelt als subject, maar kan zichzelf ook
relativerend als object bezien) kan worden gesproken van een dualistisch
romantische periode (1963-1970). Later versobert de stijl en treden een zeer
persoonlijke mystiek en aandacht voor het slechte en afwijkende op de
voorgrond, waardoor deze periode (na 1970) disharmonisch romantisch genoemd kan
worden.
Ondanks de filosofisch-religieuze en stilistische
ontwikkeling die schrijver en werk in deze perioden vertonen, is het oeuvre
homogeen en verandert het thema in de loop der jaren niet wezenlijk: door - op
literair niveau - het scheppen van artificiële structuren en - op
metafysisch niveau - een zeer persoonlijke religiositeit tracht de auteur zich
staande te houden in het door hem als rampzalig ervaren menselijk bestaan,
vervuld als het is van schuld, dood, ontoereikende liefde, angst en bovenal
chaos - met voor ogen een begeerde staat van liefde, verlossing en bovenal
orde.
Na vroege jeugdgedichten (Terugkeer, 1940) en
journalistiek werk (1945-1946) verscheen (dec. 1946) in Criterium Reve's
literaire debuut: `De ondergang van de familie Boslowits', waarin hij op sobere
en impliciete wijze de tragische lotgevallen van een joodse familie in wo ii
beschrijft; het woord `jood' wordt zelfs niet gebruikt, en niet ten onrechte
wordt deze novelle wel gezien als een Elckerlijc-verhaal.
De avonden (1947, Reina Prinsen Geerligsprijs),
Reve's romandebuut, veroorzaakte grote ophef. Veel critici betitelden het als
een verwerpelijk nihilistisch produkt, maar anderen herkenden het als een
debuut van uitzonderlijke betekenis: de naam (Van het) Reve als omstreden
auteur was hiermee voorgoed gevestigd. Frits van Egters, `de held van deze
geschiedenis', vult de verveling van zijn bestaan met scherpe zelfanalyse en
ontluisterende observatie van zijn omgeving, i.c. zijn ouders. Deze
waarnemingen worden op zeer realistische - maar ook humoristische - wijze
verwoord. Terdege is hij zich er echter van bewust dat hij niets beter is dan
zij, en in het ontroerende slot bidt hij God zich over hen te ontfermen. Nog
tamelijk impliciet blijft het verlangen dat de werkelijkheid, waargenomen als
een zinloze reeks losse details, in wezen samenhang en zijn vertoont.
Dit werk, lange tijd beschouwd als typisch naoorlogs en
tijdgebonden, behelst in wezen het tijdeloze lot van de intellectualistische
adolescent in een kleinburgerlijk milieu, en wordt thans gezien als een van de
belangrijkste na 1945 verschenen Nederlandse romans.
Werther Nieland (1949), de bij verschijning
vrijwel genegeerde maar later als meesterlijk erkende (en vaak geanalyseerde)
novelle, belichaamt sterker dan De avonden behalve het realistische ook
het symbolistische aspect van deze periode. In dit vrijwel cyclische, zeer
geserreerd geschreven verhaal ervaart een elfjarige jongen schuld en chaos,
resulterend in angst, en bestrijdt deze vergeefs met o.a. magische middelen. De
intuïtieve overtuiging of behoefte dat alles (op geheime wijze) met elkaar
samenhangt is hier expliciet aanwezig.
Nadat een voor de novelle `Melancholia' (Podium,
1951) toegekende regeringsreisbeurs uit zedelijkheidsoverwegingen weer werd
ingetrokken schreef Reve enige tijd in het Engels. Resultaat hiervan is de
bundel The Acrobat and Other Stories (1956), thans beter bekend in de
Nederlandse vertaling van Hanny Michaelis (Vier wintervertellingen,
1963).
In de overgangsperiode begint Reve's homoseksualiteit
zich te openbaren en ontwikkelt het symbolisme zich tot een meer omvattende
religiositeit, waarvan de eerste vage sporen te vinden zijn in zowel de
kwalitatief wisselvallige bundel Tien vrolijke