Post, Elisabeth Maria
Noordnederlandse dichteres en prozaschrijfster (Utrecht
22.11.1755-Epe 3.7.1812). Na faillissement van de vader vond de familie eind
1774 een vaste woonplaats in Amerongen. De indrukken van het landleven zullen
voortaan in haar werk een belangrijke rol spelen. Zij huwde de Noordwijkse
predikant J.L. Overdorp, met wie zij vanaf 1807, vanwege haar slechte
gezondheid, in Epe woonde.
Haar werk is sterk autobiografisch. Een dreigende
verhuizing (van Amerongen naar Arnhem) is de achtergrond van haar
roman-in-brieven Het land (1788). In dit sentimentele werk neemt de
verheerlijking van het landleven, de vriendschapscultus van twee vriendinnen en
een door de natuur geïnspireerd geloof een grote plaats in. Het aardse
leven wordt gezien als een periode van voorbereiding op het eeuwige leven,
waarbij de jaargetijden de levenscyclus symboliseren. De natuurbeschrijvingen
doen vaak modern aan. Post volgde Gessners Der Wunsch en Hirschelds
Das Landleben niet klakkeloos na, maar verwerkte eigen inzichten en
ervaringen. Het land verscheen anoniem en beleefde in korte tijd vier
drukken. De Arnhemse predikant-letterkundige Ahasverus van den Berg schreef een
voorwoord in de vorm van een brief aan de dichteres Margriet van Essen-van
Haeften.
Uit brieven die zij uit Demerary (Guyana) ontving van
haar broer putte zij de stof voor een exotische roman (in brieven) Reinhart,
of natuur en godsdienst (1791-1792). De mannelijke hoofdpersoon keurt
aanvankelijk de slavernij ten zeerste af, maar wordt minder principieel als hij
zelf een plantage gekocht heeft; hij probeert dan een vader voor zijn slaven te
zijn. Beschouwingen over vriendschap, liefde, natuur en geloof zijn de
voornaamste bestanddelen van deze liefdesgeschiedenis met ongelukkige afloop.
Reinhart (nomen est omen!) ervaart de onbestendigheid van het aardse geluk en
moet strijden om zich aan de goddelijke voorzienigheid te kunnen onderwerpen.
Als in Het land zijn de gevoelens belangrijker dan de gebeurtenissen.
Hoewel haar sentimentaliteit zuiverder is dan van menig tijdgenoot, stak Kinker
er in De Post van den Helicon de draak mee.
Post pleitte voor de emancipatie van de vrouw. Zij geeft
vrijmoedig blijk van haar liefdesgevoelens voor haar toekomstige man in
Gezangen der liefde (1794), tot schrik van de recensent van de
Vaderlandsche letteroefeningen. In haar natuurpoëzie leidt
natuurbeschouwing tot verheerlijking van de Schepper, of tot een moralistische
conclusie. De Gelderse natuur geniet haar voorkeur. Haar bescheiden werk geeft
een duidelijk beeld van de Europese literaire ontwikkelingen in de loop van de
18de eeuw, met name de `gevoelige verlichting' wordt erin weerspiegeld.
Zij vertaalde o.a. Schillers Don Carlos, Estelle
van Florian en de werken van Gessner.