De Nederlandse en Vlaamse auteurs
(1985)–G.J. van Bork, P.J. Verkruijsse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 409]
| |
jeugd op Java naar Nederland; volgde het gymnasium te Veendam, studeerde rechten in Groningen (1840), maar trok na enkele examens naar Leiden om oosterse talen te studeren. Hoewel overtuigd atheïst ging hij in opdracht van het Bijbelgenootschap in 1851 naar de Bataks, waar hij tien jaar tussen de bevolking woonde en er een onvoorstelbare schat aan taal- en volkenkundige gegevens verzamelde, die hij 1858-1868 in Nederland uitwerkte, o.a. in Tobasche spraakkunst (2 dln., 1864-1867, Engelse editie 1971). Daarna vertrok hij naar de Lampongs, bestudeerde op Java het Sundanees, en kreeg de opdracht op Bali een Oudjavaans woordenboek samen te stellen. Zich opnieuw vereenzelvigend met de bevolking verzamelde hij er in twintig jaar het materiaal voor het Kawi-Balineesch-Nederlandsch Woordenboek (4 dln., 1897-1912). Ofschoon in menig opzicht geestverwant van Multatuli en wetenschappelijk verre zijn meerdere, miste hij diens profetische verontwaardiging en artistieke creativiteit: Tuuk was sceptischer en cynischer, hoe zachtmoedig ook in de persoonlijke omgang. Hij schreef een groot aantal brieven die hem tonen als een voortreffelijk, ongegeneerd stilist, zonder enig respect voor de heersende machten of opvattingen. Zijn oordeel over de koloniale politiek was vernietigend, evenals zijn oordeel over talrijke kopstukken in wetenschap en maatschappij. Meer non-conformist dan rebel vertegenwoordigt hij als briefschrijver tussen 1850 en 1890 `het andere Nederland' dat in het openbaar te zelden stem kreeg. | |
Werk:Taco Roorda's Beoefening van 't Javaansch bekeken (1864). | |
Uitgave:De pen in gal gedoopt (1962, 19822), samengest. door R. Nieuwenhuys. | |
Literatuur:H. Kern en W. Doorenbos, in Nederlandsche Spectator (1894); R. Nieuwenhuys, Tussen twee vaderlanden (1959); K. Fens, `v.d.T.', in Loodlijnen (1967); R. Nieuwenhuys, Oost-Indische Spiegel (19783).
[G. Stuiveling] |
|