Mussem, Jan van
Zuidnederlands dichter, grammaticus en retoricus (16de
eeuw). Over zijn leven is weinig bekend. In 1548 was hij kapelaan te Wormhout
in West-Vlaanderen en lid van de rederijkerskamer `De Communicanten' aldaar. In
1553 woonde hij er nog. Hij schreef Rhetorica, dye edele const van
welsegghene. Ghenomen wt die oude vermaardtste rhetorisienen ende orateuren,
als Cicero, Quintilianus, ende meer andere (...? Ouerghestelt wt den Latijnse
in gemeender Vlaemscher spraken (...) Jtem noch een seer profitelijc
vocabilarius, van vreemde termen, betooghende hoe men die spreken ende
gebruycken sal (1553, 16072). Het vocabularium, in de tweede
druk weggelaten, bestaat uit een lijst van in het Vlaams gebruikelijke
leenwoorden met hun betekenissen. Steunende op klassieke en humanistische
Latijnse auteurs gaf Van Mussem in zijn werk een traditionele retorica: de
eerste systematisch ingerichte welsprekendheidsleer in de Nederlandse taal.
Zoals Erasmus aangaf, zocht hij de weg naar een zuiver, rijk, welgebouwd
Nederlands dat een vergelijking met het Latijn als retorische taal zou kunnen
doorstaan. Hij kritiseerde de `ongheleerde' rederijkers om hun overladen stijl,
onjuiste epitheta, verkeerd begrepen leenwoorden, vreemde archaïsmen en
neologismen.