Morriën, Adriaan
Nederlands dichter, essayist en criticus (Velsen
5.6.1912). Was tot 1941 leraar Frans, maar is sedert 1945 uitsluitend werkzaam
als schrijver, criticus en vertaler (o.a. van Choderlos de Laclos en Freud).
Richtte in 1946 Literair paspoort op, een kritisch-informatief
tijdschrift voor buitenlandse literatuur waarvan hij tot 1964 redacteur bleef.
Daarnaast was hij zowel redacteur van het na-oorlogse Criterium als van
Libertinage. In de jaren zestig redigeerde hij de cultuurpagina van
Het Parool.
Als dichter debuteerde hij met Hartslag (1939),
zachte sensibele poëzie waarin de relatie man-vrouw-kind het centrale
thema is. In zijn latere poëzie, die hij bijeenbracht in Verzamelde
gedichten (1961), Moeders en zonen (1962) en Het gebruik van een
wandspiegel (1968), nemen erotiek en seksualiteit een veel uitgesprokener
plaats in. Speels en vaak erotisch proza bundelde Morriën in Een
slordig mens (1951) en Een bijzonder mooi been (1955). Essays over
poëzie verschenen in Concurreren met de sterren (1959).
Familiebetrekkingen, met name die tot zijn dochters, vormen het onderwerp van
het openhartige Alissa en Adrienne (1957). Morriën heeft zijn
contacten met de schrijverswereld beschreven in het anekdotische
Cryptogram (1968), waarbij hij zijn verhouding tot eigen literair werk
niet vergat. Eenzelfde soort anekdotische `roddel-op-niveau' verscheen in de
kritisch-kaleidoscopische aantekeningen onder de titel Lasterpraat, dat
wel het `anti-boekenweekgeschenk' van 1975 is genoemd.
Intussen bleef Morriën ook actief als dichter. In
zijn poëzie komt de nadruk steeds sterker te liggen op angst, dood,
tederheid en onmacht. Heel duidelijk zijn die elementen vertegenwoordigd in de
bundel Avond in een tuin (1980).