Moerkerken jr., Pieter Hendrik van
Nederlands dichter, toneel- en romanschrijver (Middelburg
17.2.1877-Amsterdam 21.3.1951). Studeerde Nederlands te Utrecht; promoveerde in
1904 op de dissertatie De satire in de Nederlandsche kunst der
middeleeuwen. Naast zijn studie volgde hij een opleiding tot kunstschilder
(bij A.J. der Kinderen). Was tot 1926 leraar te Haarlem en daarna hoogleraar
iconografie aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam
(1921-1947).
Debuteerde met een novelle (onder ps. P. Terduyn). Daarop
volgde een uitgave van oude liederen en een bundel XXX verzen (1907).
Van Moerkerken schreef ook een aantal drama's, maar zijn kracht lag, gezien
zijn beschouwende en epische aanleg, vooral in het proza. Na De ondergang
van het dorp (1913), een sleutelroman over het verval van de
schilderskolonie te Laren, bracht hij met De bevrijders (1914), een
milde satire op Hollandse karakterloosheid in de napoleontische tijd, de eerste
van een reeks historische romans. Deze onderscheiden zich van de neoromantiek -
waartoe zij wel gerekend worden - door hun cerebrale karakter. Zijn sceptische
idealisme, belichaamd door zijn mijmerende heldenfiguren, uit zich in wijze,
licht weemoedige ironie. Zijn nauwgezet gedocumenteerde evocaties blijven
echter, ook door de niet steeds grondig uitgewerkte psychologie en de sobere,
onbewogen kroniekstijl, vaak te schematisch.
Van Moerkerkens hoofdwerk, De gedachte der tijden,
een groots opgezette, zesdelige romancyclus, behandelt vijf perioden van
kentering en revolutie in de wereldgeschiedenis: Het nieuwe Jerusalem
(1918), de opstand der wederdopers, De verwildering (1919), het beleg
van Haarlem, In den lusthof Arkadië (1920), de godsdiensttwisten
der 17de eeuw, De vraag zonder antwoord (1922), het voorspel tot de
Franse revolutie, en Het demonische eiland (1923), de Parijse Commune.
Het allegorische slotdeel, Het lange leven van Habhabalgo (1924)
overschouwt in een reeks symbolische taferelen de hele rampspoedige
wereldgeschiedenis, maar eindigt met een