Ledeganck, Karel Lodewijk
Vlaams dichter (Eeklo 9.11.1805-Gent 19.3.1847).
Studeerde rechten te Gent en promoveerde in 1835. Was o.a. fabrieksarbeider,
klerk, vrederechter, inspecteur bij het onderwijs en `geagregeerd hoogleraar'.
Won een groot aantal prijzen in wedstrijden, uitgeschreven door
rederijkerskamers, en kwam onder invloed van de Engelse en Franse
romantiek.
Debuteerde in 1839 met de bundel Bloemen mijner
lente, waarin het al in 1836 gepubliceerde elegische gedicht Het
klavier voorkomt. Later publiceerde hij nog slechts grote pessimistische
gedichten: o.a. Het burgslot van Zomergem (1840), een romantisch verhaal
in vlotte verzen gegoten, en De zinnelooze (1841). In 1842 verschenen
zijn kleinere gedichten in de bundel Verspreide en nagelaten gedichten,
weemoedig sentimenteel, maar meestal welluidend.
Ledegancks faam berust evenwel meer op De drie
zustersteden (1846), een trilogie gewijd aan Gent, Brugge en Antwerpen, wel
genoemd `het dichterlijk evangelie der Vlaamsche beweging' (Rooses). In die
tijd betekende het een hoogtepunt in de Vlaamse poëzie.