Lannoy, Juliana Cornelia de
Noordnederlandse dichteres (Breda gedoopt
21.12.1738-Geertruidenberg 18.2.1782). Officiersdochter, kreeg een voor die
tijd zeer brede algemene opleiding. Toonde zich in haar dichtstuk Aan mynen
geest (1766) een voorvechtster voor de intellectuele en artistieke
gelijkwaardigheid van de vrouw aan de man. Haar gedichten werden versch. malen
bekroond door gezaghebbende dichtgenootschappen. Ook maakte zij naam door het
dichten van treurspelen, waarbij zij zich streng hield aan de regels van het
Franse classicisme: Leo de Groote (1767), Het beleg van Haarlem
(1770) en Cleopatra (1776).
Het bekendst werd haar hekeldicht Het gastmaal,
een satire op de zeden en etiquette van haar dagen (1777). De verzameleditie
Dichtkundige werken (1780) werd in 1783 gevolgd door Nagelaten
dichtwerken, waarvoor Bilderdijk de inleiding verzorgde. Hoewel Lannoy als
dichteres een goede reputatie genoot en haar werk door Feith en Bilderdijk
bewonderd werd, raakte zij in vergetelheid daar zij niet boven de middelmaat
van haar tijd uitkwam.