Kusters, Wiel
Nederlands dichter en prozaschrijver (Kerkrade 1.6.1947).
Cultureel medewerker van de Regionale Omroep Zuid, letterkundig medewerker van
NRC/Handelsblad en medewerker aan het literaire programma Spektakel van
de kro.
Debuteerde vrij onopvallend in het tijdschrift
Contour (1965) met poëzie, maar wekte belangstelling met de bundel
Een oor aan de grond (1978). In deze bundel worden twee thema's met
elkaar verweven, de verhouding vader en zoon, en het leven van de Limburgse
mijnwerker (Kusters vader was mijnwerker). In de latere bundel De gang
(1979) blijkt zijn poëzie geslotener te zijn geworden, wellicht mede onder
invloed van het werk van Gerrit Kouwenaar, waarmee Kusters affiniteit voelt. Na
de bloemlezing Het werk (1980) verscheen een bundel verhalen onder de
titel Het mijnmuseum (1981) en opnieuw poëzie in Hoofden
(1981).