Koerbagh, Adriaan
Noordnederlands jurist en medicus (±
1632-Amsterdam 1669). In 1644 verscheen zijn 't Nieuw-woordenboek der
Regten waarmee hij zich in de taalzuiveringsstrijd wierp en zich fel keerde
tegen het gebruik van bastaardwoorden en de macht die de advocaten door het
gebruik daarvan verkregen. Waarschijnlijk maakte hij in datzelfde jaar kennis
met de kring rond Spinoza, bezocht de openbare discussiebijeenkomsten in het
huis van de vrijdenker J. Knol en moet toen begonnen zijn aan Een Bloemhof
van allerley lieflijkheyd sonder verdriet (1608). Het is een woordenboek in
de traditie van Lod. Meyers Woordenschat, maar met een extra accent voor
de verklaring van wijsgerige, maar vooral theologische termen. Door dit laatste
kwam hij in aanvaring met de kerkeraad van de remonstrantse gemeente die de
magistratuur wist over te halen het woordenboek te verbieden. Koerbagh vluchtte
naar Zeist om daar verder te werken aan zijn volgende boek Een ligt
Schijnende in Duystere Plaatsen, om te verligten de voornaamste saaken der
Godsgeleerdtheyd en Godsdienst. Het boek werd, nog bij de drukker, in
beslag genomen en hij werd gearresteerd. Hij werd tot 30 jaar gevangenisstraf
veroordeeld maar na één jaar in het rasphuis overleed hij.
Koerbagh streed tegen de elite, tegen alle geloven die
dogmatisch waren en niet teruggingen op de rede. Zelf was hij van rijke
afkomst, door zijn studies bij de elite behorend, maar om zijn
vrijdenkersdenkbeelden uit te dragen verzaakte hij een verzekerde toekomst;
bovendien deed hij dit niet in het Latijn, toen gebruikelijker en veiliger,
maar in de `Nederduytse' taal.