De Nederlandse en Vlaamse auteurs
(1985)–G.J. van Bork, P.J. Verkruijsse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 312]
| |
Was hoogleraar aan de Universitaire Faculteiten St.-Aloysius te Brussel en aan de Koninklijke Militaire School, voorts medewerker bij de brt en aan versch. tijdschriften. Kemps romans, zorgvuldig gecomponeerde werken, hebben een sterk intellectualistische en experimentele inslag. Hij zet daarin zijn visie op de moderne roman in praktijk om: schrijven is een poging om de chaotische werkelijkheid bewoonbaar te maken. Evenals in zijn essayistische werken (Van in 't wonderjaer tot de verwondering, 1969) zoekt Kemp in zijn romans naar de zin van het vertellen en test hij de romanvorm. Die belangstelling voor het formele aspect spitst zich toe in latere werken als De paardesprong (1976), een boek dat volledig is gebouwd op het thema van de variatie, en Het weekdier (1979), waarin hij een soort montagetechniek gebruikt door drie vormen van relaas met het oog op een simultaan effect te combineren. Door vorm te geven aan de chaos in een hecht gestructureerd geheel hoopt Kemp het nihilisme en de absurditeit te bestrijden. Dat is vooral duidelijk in zijn eerste werken, waar de hoofdpersonen elkaar steeds terugvinden, nadat hun relatie een kortsluiting heeft ondergaan. | |
Werken:Het laatste spel (1957), r.; De Dioskuren (1959), r.; De Vlaamse letteren tussen gisteren en morgen 1930-1960 (1963), essays; De deur (1966), t. | |
Literatuur:F. Auwera, in Schrijven of schieten (1969), interview; J. de Ceulaer, in Elf twintigers (1971); H. Bousset, B.K. (1971); Idem (ed.), B.K. van A tot Z (1981); Idem, in Schrijven aan een opus (1982); H.F. Jespers, in De boog van Ulysses (1983).
[P. van Aken] |
|