K
Kadt, Jacques de
Nederlands essayist en politicus (Oss 30.7.1897).
Ambtenaar te Haarlem. Begon zijn politieke loopbaan als communist. Was
medewerker aan De Nieuwe Tijd, maar werd al in 1923 geroyeerd vanwege
zijn oppositie. Werd na deze jeugdervaringen later fel bestrijder van het
communisme. Redigeerde samen met S. Tas het maandblad De Nieuwe Kern
(1934-1940). Week in 1940 via Londen uit naar Java, waar hij contacten legde
met Nederlandse en Indonesische intellectuelen en schrijvers. Na in wo ii door
de Japanners geïnterneerd te zijn geweest, werkte De Kadt nog enige tijd
als correspondent in Jakarta. Repatrieerde in 1946. Was socialistisch
afgevaardigde in de Tweede Kamer (1946-1963). Verliet echter de pvda toen deze
partij zich in links-radicale richting ontwikkelde.
Zijn hoofdwerk Het facisme en de nieuwe vrijheid
(1939) is een verdediging van de door extremisten van links en rechts bedreigde
democratische westerse cultuur, die hij ziet als de enige beschavingsvorm
waarin het vrije scheppende individu tot zijn recht kan komen, hij wijst hierin
vooral op de betekenis van de elite-groeperingen. Ook in zijn verspreide essays
verzet hij zich tegen alle vormen van irrationalisme en dogmatiek (christendom,
oosterse mythe, fascisme, marxisme, dialectiek, enz.). In de verzamelde essays
over Gorter (Herman Gorter, neen en ja, 1947) bewondert hij diens
dichterschap onder afwijzing van de historisch-materialistische
literatuurbeschouwing. De bundels Verdediging van het Westen (1947) en
Verkeerde voorkeur (1948) bevatten naast politieke ook literaire essays,
o.a. die over Ter Braak, Marsman, Du Perron en Multatuli, wier traditie hij als
kritisch intellectueel voortzet. Historisch belang hebben zijn gedenkschriften,
met name Uit mijn communistentijd (1965). Door zijn heldere en tevens
geladen schrijftrant werd hij een der meest persoonlijke stilisten in
Nederland.