kwam. Het overweldigende succes van De
wonderdoktoor in Vlaanderen en Nederland zette hem ertoe aan verder in
dezelfde trant te werken. Tot zijn belangrijkste blijspelen (eigenlijk
kluchten) behoren nog De koning drinkt (1931), De klucht van den
braven moordenaar (1937), Wij zijn een volk van dichters (1940) en
het op Breughel geïnspireerde De vetten en de mageren (1942).
Aangetrokken tot het ernstige drama, met name de
behandeling van historische thema's, schreef hij Jacoba van Beieren
(1947) en Hendrickje Stoffels (1942; Staatsprijs voor toneelliteratuur,
Nestor de Tièreprijs van de Vlaamse Academie). Schreef ook nog
zangspelen, jeugdtoneel en politiek geïnspireerd toneel. Zijn
Wonderdoktoor, het kluchtige spel van goedgelovigheid en kwakzalverij,
met zijn rake typeringen, kernachtige dialogen en satirische ondertoon, bleef
echter zijn sterkste stuk.
De Vereniging van Vlaamse toneelauteurs werd opgericht op
instigatie van Janssen.