Houwaert, Johan Baptist
Zuidnederlands dichter (Brussel 1533-ald. 1599).
Blijkbaar luthersgezind, werd hij onder Alva een jaar gevangen gehouden.
Bekleedde een hoge positie als meester van de rekenkamer van Brabant tot de
verovering van de stad door Farnese in 1585. Beweert in zijn laatste werken
goed katholiek gebleven te zijn.
Zijn omvangrijke oeuvre vond in zijn tijd en vrij lang
daarna grote waardering. Zijn lijfspreuk: `Houd middelmate' gebruikte hij bij
iedere gelegenheid en in al zijn gedichten. In 1578 verscheen zijn Milenus
clachte, een bewerking van Guevara's Reloj de principes, bedoeld als
een aanklacht tegen Spanje en opgedragen aan de prins van Oranje. Hij beschreef
(en verzorgde wsch.) de intrede van de prins en die van aartshertog Matthias in
1578; vertaalde de Latijnse redevoering van Marnix van Sint Aldegonde op de
rijksdag te Worms en droeg in 1582 een uitvoerig politiek gedicht op aan Anjou.
Het meest bekend is zijn Pegasides pleyn, ende den lust-hof der maeghden
(1582 of 1583), vol historische en legendarische feiten en zedenlessen, zonder
veel systeem maar met een nooit afnemend enthousiasme in rijm gebracht. In deze
levenslessen toont hij zich een voorloper van Jacob Cats. In 1583 verscheen nog
De vier wterste, dat ontstaan schijnt uit stichtelijke overpeinzingen
tijdens zijn gevangenschap.
Wanneer Farnese in Brussel zijn intrede doet, draagt
Houwaert een gedicht aan hem op (hs. te Londen), waarin hij hem bezweert
clementie te betonen. In 1594 publiceert hij twee gedichten voor aartshertog
Ernest van Oostenrijk. In 1614 verscheen Paraenesis politica of politijcke
onderwijsinghe tot dienste van alle menschen om te gebruicken maticheyt in
voorspoet, en stantvasticheijt in teghenspoet, waarin hij zich afvraagt of
hij te Brussel zal blijven of uitwijken als zo vele anderen; nog niet
uitgegeven (hss. te Hasselt) zijn Tragedie vander orloghen en Comedie
vanden