Hiel, Emanuel
Vlaams dichter (St.-Gillis-Dendermonde
30.5.1834-Schaarbeek 27.8.1899). Was te Brussel zeer actief als vrijzinnig en
radicaal-democratisch flamingant in verenigingen als Vlamingen vooruit,
Willemsfonds en De distel. Werkte mee aan versch. tijdschriften:
Flandria, De Zweep, De Vlaamsche School en Het Laatste
Nieuws, en was hoofdredacteur van het Nederduitsch Tijdschrift
(1867-1868). Zijn radicaal flamingantisme bracht hij tot uiting in talrijke
historische geschriften, vaderlandse strijdliederen en gelegenheidsgedichten,
die worden gekenmerkt door spontane en vaak hartstochtelijke gevoelens.
Realistischer klinken zijn Werkmansliederen, waarin de toon vaak wordt
bepaald door zijn uitgesproken democratische sympathieën, die ook blijken
uit zijn vriendschap met Emiel Moyson en de verkoop van zijn eerste
dichtbundel, Looverkens (1859), ten bate van de Gentse stakers.
Hiel verwierf zijn grootste faam als librettist van Peter
Benoit, met o.m. de oratoria Lucifer (1865) en De Schelde (1867),
een aantal cantates, o.m. Jan Borluut (1875) en Hymnus aan de
schoonheid (1882), en talrijke teksten voor liederen. In 1886 werd hij lid
van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde.