Hildegaersberch, Willem van
Middelnederlands sprokespreker (gest. 1408?).
Beroepskunstenaar, die eigen gedichten of die van anderen voordroeg (zong),
vaak met begeleiding van een instrument. Blijkens de rekeningen van het
graafschap Holland trad Van Hildegaersberch tussen 1383 en 1403 herhaaldelijk
aan het hof te 's-Gravenhage op en ook o.m. te Middelburg. Hij genoot een grote
populariteit en zijn gedichten werpen een schril licht op de gebeurtenissen,
zeden en gebruiken van zijn tijd.
Zijn talrijke gedichten zijn bewaard gebleven in twee
hss. Sporadisch treft men er ook in andere hss. aan.
Bekende gedichten zijn: `Hoe deerste partijen in Holland
quamen', over de oorsprong van de Hoekse en Kabeljauwse twisten; `Vant regiment
van goeden heren', een lofdicht op graaf Floris v en Willem iii; `Van den
testament'; `Dit is van ere'; `Dit is van Reyer die vos', episode uit Reinaert
de vos, met nabootsing van het begin van `Van den vos Reynaerde'.
Talrijke gedichten zijn satiren op menselijke ondeugden
en godsdienstige praktijken, o.a. de pelgrimages. Van Hildegaersberch schreef
ook enkele boerden, bijv. Van den waghen (de omkoopbaarheid van de
rechters), Van den monick en Van den paep die zyn baeck gestolen
werd.