Meer aandacht kreeg pas de studie Ratten (1973). Het
vrome volk (1975), een bundel verhalen vol trefzekere typeringen en
vakbekwaam uitgewerkte, soms groteske situaties, betekende de definitieve
bevestiging van zijn talent (Multatuliprijs 1975). Daarna volgden de
publikaties elkaar snel op: essays, korte verhalen en romans. Tevens
ontwikkelde hij een grote publicistische activiteit in dag- en weekbladpers,
getuigend van een meer dan ruime belezenheid, een grote kennis van klassieke
muziek, en vaak fel polemische instelling tegen modieus feminisme.
Als romanschrijver staat hij in de
realistisch-psychologische traditie van Van Oudshoorn, Bordewijk en Vestdijk.
Een voorlopig hoogtepunt vormt het verfilmde Een vlucht regenwulpen
(1978), een analyse van de eenzaamheid als een door jeugdervaringen opgelegd,
maar later verkozen en genoten isolement, het domein waarbinnen de onbereikbare
geliefde, vergeestelijkt, tot blijvend bezit wordt.
Ofschoon zijn essays een zeer breed terrein bestrijken en
met name die over bewonderde auteurs informatief en stimulerend zijn, is toch
de op eigen vakgebied geïnspireerde bundel De kritische afstand
(1976) het sterkst.