Haasse, Hella
Eig. Hélène Serafia, Nederlandse
romanschrijfster (Batavia 2.2.1918). Bracht haar jeugd grotendeels door in
Nederlands-Indië. Studeerde enkele jaren Scandinavische letteren te
Amsterdam en bezocht de toneelschool.
Debuteerde in 1939 met gedichten in het letterkundig
tijdschrift Werk. Haar eerste prozaverhaal Oeroeg (1948)
verscheen als boekenweekgeschenk; het behandelt de vriendschap tussen een
administrateurszoon en een jonge inlander die samen opgroeien en hun latere
verwijdering. Na de breed opgezette historische roman Het woud der
verwachting (1949), over het bewogen leven en de uiteindelijke vereenzaming
van Charles d'Orléans zette met De verborgen bron (1950) de reeks
romans in, die op zeer uiteenlopende wijze uitdrukking geven aan haar
levensvisie.
De schrijfster laat steeds zien hoe de levensdraden van
haar personages met elkaar verweven zijn, hetgeen soms mede in een ingenieuze
compositie tot uitdrukking komt (De ingewijden, 1957). Hoofdmotieven
zijn het zoeken naar de oplossing van een geheim, vooral van het probleem `Wie
ben ik?', en van de innerlijke wedergeboorte. In een heldere stijl geschreven,
getuigen haar verhalen vooral van intelligentie en eruditie. Daarbij maakt zij
ruimschoots gebruik van het flash-backprocédé en toont zij een
voorkeur voor de beschrijving van de zichtbare werkelijkheid.
In de roman De ingewijden zoeken de zes
hoofdpersonen, ieder een eenling in zijn eigen omgeving, de gemeenschap der
`ingewijden', een leven geworteld in de oergrond van het bestaan en ervaren als
een een-zijn met de medemens. Tot een werkelijke `inwijding' echter weet geen
het te brengen, tenzij door de dood. De geschiedenis speelt zich af vlak na wo
ii in Griekenland. In de zes hoofdstukken waaruit de roman bestaat, treden de
hoofdpersonen achtereenvolgens op, terwijl het verloop van de handeling voor
een vloeiende overgang zorgt. In de levensloop van de schilderes wordt het
gegeven uit De verborgen bron herhaald.
Ook haar historische romans, waarvan vooral De
scharlaken stad (1952) en Een nieuwer testament (1966) geslaagd
zijn, bevatten de haar typerende motieven, als het zoeken naar eigen identiteit
en de zin van het bestaan. Hetzelfde kan gezegd worden van haar zuiver
autobiografische geschriften Zelfportret als legkaart (1954) en
Persoonsbewijs (1967). Van haar hand verschenen ook toneelwerken, essays
en de met A.J. Gelderblom geschreven Hooftbiografie: Het licht der
schitterende dagen (1981). Haar werk is meermalen bekroond, o.a. met de
Constantijn Huygensprijs (1981).