De Nederlandse en Vlaamse auteurs

's-Gravesande, Goverdus Henricus

Nederlands dichter en literatuurhistoricus (Buitenzorg 18.1.1882-Bilthoven 2.7.1965). Publiceerde tot 1928 onder zijn eigenlijke naam: G.H. Pannekoek. Was jarenlang kunstredacteur bij Het Vaderland. Behalve enkele bundels gedichten die hem als een beminnelijk `minor poet' doen kennen, publiceerde hij studies over boeken en literatuur, biografieën en documentenverzamelingen, en stelde hij versch. bibliografieën samen. Voor het maandblad Den Gulden Winckel nam hij omstreeks 1930 interviews met bekende letterkundigen af, waarvan een gedeelte in boekvorm verscheen (Sprekende schrijvers 1935). Jonge most (1937) is een bloemlezing uit de poëzie van de jaren dertig. Na wo ii trokken zijn bronnenpublikaties over de geschiedenis van De Nieuwe Gids zeer de aandacht.

Werken:

Uit mijn leven (1911), p.; Verzen (1923); De herleving van de Nederlandsche boekdrukkunst sedert 1910 (1925); Nachtelijke vangst (1937), p.; E. du Perron (1942, herz. uitg. 1947); Verzen uit het ziekenhuis (1943); Journalistieke herinneringen (1944); Verzen van een eenzaam man (1944); Onze letterkunde in bezettingstijd (1945, herz. uitg. 1946); Het conflict tussen Willem Kloos en Frederik van Eeden (De quaestie `Lieven Nijland') (1947); Arthur van Schendel (1949); Nachtschade en kinkhorens (1952), p.; De geschiedenis van De Nieuwe Gids (1955); De geschiedenis van de Nieuwe Gids (1961), supplement; De geschiedenis van het tijdschrift Vlaanderen (1962).

Uitgave:

F. Batten, Vergeten en gebleven (1982).

Literatuur:

W.J.C. Buitendijk, in Op de keper beschouwd (1951); E. du Perron, in Verzameld werk 6 (1958); F.E.A. Batten, levensbericht, in Jaarb. Mij Nederl. Letterk. 1968-1969 (1970).

[G.W. Huygens]