Graft, Guillaume van der
Ps. van Wilhelmus Barnard, Nederlands dichter en essayist
(Rotterdam 15.8.1920). Studeerde Nederlandse letteren en theologie te Leiden en
Utrecht en was daarna Nederlands Hervormd predikant te Hardenberg (Ov.),
Nijmegen, Amsterdam, Rozendaal (Gld.) en Velp. Zijn literaire persoonlijkheid
kwam tot ontwikkeling tijdens wo ii toen de groepsvorming die de periode tussen
de wereldoorlogen beheerste, geen rol meer speelde. Ook na 1945 stond hij
aanvankelijk buiten de groep die in het tijdschrift Ontmoeting de
traditie van het vooroorlogse Opwaartsche Wegen enigszins gewijzigd
voortzette, al heeft hij er wel aan meegewerkt.
Hij was echter de centrale figuur van de dichterlijke
vriendenkring die ontstond rond de nieuwe psalmberijming van de protestantse
kerken. Deze kring, waartoe o.a. ook Ad den Besten, W.J. van der Molen, J.W.
Schulte Nordholt en Jan Wit behoorden en die zich heeft gemanifesteerd in de
gemeenschappelijke bundel Het landvolk (1958), zette de lijn van Nijhoff
- de auteur van Awater, Het uur U en Het heilig hout - op een
eigen wijze voort. Barnards poëzie vertoont ook een zekere verwantschap
met die van de, later opgetreden, `Vijftigers'. Hij staat min of meer tussen
Nijhoff en de `experimentelen' in. Hoe persoonlijk zijn experiment met de
woorden van de taal en het woord van de kerk, als dichter en als liturg, ook
moge zijn, individualistisch is het zeker niet. Het functioneert in gemeenschap
en gemeente.
Ook als essayist is Barnard een geïnspireerd en
virtuoos bedienaar van het Woord en van de woorden. Zijn prozawerken Tussen
twee stoelen (1960), Lieve gemeente (1962) en Binnen de Tijd
(1965) tonen hem in zijn ontraditionele, 20ste-eeuwse tweeëenheid van
theoloog en dichter. Belangrijk was ook zijn aandeel in de totstandkoming van
het Liedboek voor de Kerken (1973). Zijn verdiensten als theoloog werden
in 1966 bekroond met een Utrechts eredoctoraat; als dichter verwierf hij in
1974 de Van der Hoogtprijs.