De Nederlandse en Vlaamse auteurs
(1985)–G.J. van Bork, P.J. Verkruijsse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
De Gemeenschap, het katholieke tijdschrift dat samen met De Vrije Bladen (1924) en Forum (1932) op het literaire leven in Nederland tijdens het interbellum grote invloed heeft uitgeoefend. Schreef van 1926 tot 1941 o.a. ook in De Nieuwe Eeuw, kritieken over literatuur en beeldende kunst, gebundeld in Parnassus en Empyreum (1931) - waarin het opstel `De school des levens', naar aanleiding van Marsmans gedichten -, Torso (1931) en Tympanon (1936). De dichtbundel Tuin van Eros (1933) werd in 1934 bekroond met de poëzieprijs van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde; in 1954 ontving hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele werk. De Tuin van Eros droeg de schrijver op aan zijn `serafskind' Ambrosia, reden waarom men wel gewezen heeft op verwantschap met Hölderlin (Ambrosia-Diotima). Vooral het gedicht `Klein Air' is bijzonder melodieus. In sommige gedichten, slechts gedragen door klank, ritme en associatie (o.a. in de cantilene `Vera Janacopoulos') bereikt hij hoogten van poésie pure. Dit muzikaal gevoel deed hem de tekst van Bachs Mattheüspassion (1950) en van Offenbachs Les contes d'Hoffmann vertalen, en het libretto schrijven voor de opera Philomela (1950, met muziek van H. Andriessen). Schreef ook versch. gelegenheidsspelen. De vertaling van Sophocles' Koning Oedipus (1955) en het reisverslag uit Griekenland, Twee maal Apollo (1955), getuigen eveneens van Engelmans grote belangstelling voor de klassieke Griekse cultuur. | |
Werken:Het roosvenster (1927); Sine nomine (1930); Bij de bron (1937); Het bezegeld hart (1937); Noodweer (1942); Vrijheid (1945); Verzamelde gedichten (1960); Het bittermeer en andere gedichten (1969). | |
Literatuur:J.H. Cartens, J.E. (1960, 19672), met bibl.; Idem, Orpheus en het Lam. J.E. en H. Marsman, 1925-1940 (1966); Idem, `Jan Engelman', in Jaarb. Mij Nederl. Letterk. 1973-1974 (1975).
[J. van Bocxtaele] |
|