Porselein door W. van Sorgen - was hij geruime tijd de meest
gezaghebbende en gevreesde recensent. Typerend voor zijn estheticisme is zijn
polemiek met Van der Goes over het socialisme (1891), waarin hij een stijlvol
individualisme boven een door socialisme vervlakte samenleving prefereert.
Hoewel hij oorspronkelijk het naturalisme aanhangt, spreekt hij zich reeds in
zijn tegen Netscher gerichte kritiek Over literatuur (1886) met de
lyrische passage `ik houd van proza...' uit voor een eigen, niet aan anderen
ontleend estheticisme.
In deze naturalistische periode ontstonden de romans
Een liefde (1887) en De kleine republiek (1889), die bij alle
verdiensten een tekort aan episch talent vertoonden en de lyriek van zijn
latere werk aankondigden. Onder het ps. A.J. publiceerde hij enkele minder
gekunstelde werken: een weinig belangrijk en inmiddels volkomen verouderd werk
Multatuli (1891), een studie over zijn vader J.A. Alberdingk
Thijm (1893) en de novelle Blank en geel (1894), geïnspireerd
op een huwelijk in zijn eigen familie; in 1979 werd dit onbekend gebleven
werkje door toedoen van H.G.M. Prick herdrukt.
Intussen kondigt het essay De dood van het
naturalisme (1891) een nieuwe artistieke fase aan. Van zijn
heroïsch-individualistische dromen is niets verwezenlijkt, hetgeen
meermalen tot nerveuze crisis leidde en tot een instabiliteit in zijn
werktempo. Hij concentreert zich op de waarneming van het eigen innerlijk en
gaat zich in een persoonlijke, mystieke richting ontwikkelen onder invloed van
Maeterlinck (Van Zola tot Maeterlinck, 1895). Er ontstaan dan de
sensitivistische fragmenten en prozagedichten waarin zijn woordkunst-extase tot
het uiterste wordt doorgevoerd: De zwemschool en Menschen en
bergen (1891). De schets Caesar (1896, herdr. in Verzamelde
Werken, vi) bevat nauwelijks verhulde autobiografie, waarin hij eigen
wensdromen naar een napoleontisch keizerschap belijdt.
Uit de periode na 1900 stammen o.a. de zgn. `Adriaantjes'
(Kindleven; 1904), alsmede het eerst in 1911 (en in 1958 compleet, in
1982 opnieuw herzien en aangevuld) als boek gepubliceerde Het leven van
Frank Rozelaar, dat in dagboekvorm de schoonheidsverrukking van een
gevoelige natuur weergeeft.
De schrijftrant van zijn sensitivistisch proza heeft een
enorme invloed uitgeoefend; de cultus van het woord, het gebruik van talloze
neologismen ontaardde bij minder begaafden tot gemaniëreerde
mooischrijverij; hierop is dan ook de spot van Paaps satire Vincent
Haman (getekend naar het model Van Deyssel) gericht. Het werk van de latere
jaren is in het algemeen van weinig betekenis, met uitzondering van de
fijnzinnige Gedenkschriften uit 1924.
Gaandeweg nam zijn invloed af, en vooral de generatie van
Forum richtte zich tegen de overdreven cultus van het woord, die hij
mede had veroorzaakt.
Kort voor zijn dood vermaakte hij zijn enorme literaire
nalatenschap aan Harry G.M. Prick, thans conservator van het Letterkundig
Museum; deze kon hierdoor een nieuwe fase in de Van Deyssel-studie op gang
brengen en uit de omvangrijke hoeveelheid inedita een aantal publikaties
verzorgen, die de grillige maar boeiende en originele Van Deyssel beter dan
voorheen deden uitkomen.
Een liefde (1887) behelst de gebeurtenissen rond
de hartstochtelijke maar wereldvreemde Mathilde de Stuwen, die na haar
kostschooltijd eenzaam bij haar vader woont. Haar huwelijk met een wat oudere,
maar onbetekenende man brengt niet het hartstochtelijk verlangde levensgeluk en
wordt een mislukking. Na een tragische inzinking gaat zij als vrouw en moeder
een onbenullig burgerbestaan tegemoet. In deze roman schildert de auteur niet
alleen de zintuiglijke gewaarwordingen, maar ook geeft hij een indringend
verslag van het innerlijk gebeuren en van de liefdeservaringen; hierdoor werd
deze eerste naturalistische roman in de Nederlandse literatuur iets geheel
nieuws. Naast bewondering, o.a. van Verwey, die in Mathilde de onstuimige
levenslust van de auteur zag uitgedrukt, oogstte het werk ook afkeuring van de
zijde van het grote publiek; op deze kritiek doelend, schreef Van Eeden lovend
over de roman onder de titel Een onzedelijk boek (De Nieuwe Gids,
april 1888). Bij de herdruk, in 1909, heeft Van Deyssel aanstootgevende
passages geschrapt; in 1975 werd de roman in de originele versie opnieuw
uitgebracht, van welke versie in enkele jaren tijds 7 herdrukken volgden
(19799). Het is niet uitgesloten dat het verhaal reminiscenties
bevat aan het huwelijksleven van zijn ouders.
De kleine republiek (1889) behandelt het leven op
een jongenskostschool zoals dit wordt ondergaan door Willem Tiessen. In