Cauwelaert, August van
Vlaams dichter, essayist en romanschrijver (O.L.
Vrouw-Lombeek 31.12.1885-Antwerpen 4.7.1945). Broer van de politicus Frans van
Cauwelaert. Promoveerde te Leuven in de rechten; keerde zwaar invalide terug
uit wo i, die hij als vrijwilliger had meegemaakt. Werd vrederechter te
Kontich, daarna politierechter te Antwerpen. Van 1924 tot zijn overlijden
redacteur van Dietsche Warande & Belfort; lid van de Koninklijke
Vlaamse Academie.
Debuteerde als dichter van overgevoelige lyriek. Zijn
poëzie verried achtereenvolgens de invloed van Gezelle en Van de
Woestijne, doch werd na de oorlogservaringen dieper en persoonlijker.
Kenmerkend zijn de religieuze en meditatieve inhoud en de ongecompliceerde,
maar bezielde verwoording. Schreef ook twee psychologische romans over morele
crises, die door een inniger geloofsbeleving overwonnen worden, en enige meer
realistische verhalen, waarvoor de stof aan zijn jeugdherinneringen en vooral
aan zijn ervaringen als rechter ontleend werd.
Stelde een bloemlezing samen uit de Vlaamse dichtkunst
van zijn tijd, leverde vertalingen uit het Duits en handelde in rustig gestelde
essays over o.a. Karel van de Woestijne (1943), het individualisme van
de Van Nu en Straksers, de religieuze poëzie en de invloed van de
jeugdjaren op het ontstaan van letterkundig werk.