| |
| |
| |
Voor-dragt Aan Zyne Hoogvorstelyke Majesteit, Willem den Eersten:
Koning der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxemborg, Prins van Oranje Nassau, enz., enz.
Den holsten en bangsten der wereldsche nagten
Daar 't smagtend' Urope zo lang,
Door vreemde Ellende zich voelde verkrachten,
Van storm en verwoestenden dwang;
Dien nacht, ruim het vierde eener Eeuwe gerekend,
Die schynbaar een' heele vertoond,
Die Eeuwige mérken van Ramp liet getekent,
Voor 't na kroost dat d'Aarde bewoond;
Dien zwartste der nagten, vol gruwzaam alermen, -
Die 't Hemel-licht aan ons gezicht
Gansch deede vergeeten,... by 't snakkende kermen,
Het eenigst dat lyden verligt';
Is eindelyk voor onze oogen verdweenen!!. - - -
Een nieuwe Aurora brak aan!!...
De bloed-dronken heerschzugt is eenzaam aan 't weenen,
Met Eeuwige banden belaên!....
- Dat duister dook néder; - en 't Licht is aan 't glooren,
Dat heele de wereld verrukt!... -
Verlossing, en Rust zyn voor Eeuwen herbooren; -
En 't Slot legt op d'afgrond gedrukt. - - -
- Bloed dronken Tyrannen vertygert van harte
Zyn eens aan ons oogen ontvloôn.... -
Ten proië der wroeging, en klemmende smarte, -
Der Gruweldaads Einde en Loon.......
| |
| |
- Rechtvaardigheid, die steeds in d'Edelste Vorsten
Van Vrankryk en Holland bestond, -
Wier Luister het graauw met zyn zwadder bemorsten
Uit eenen God-lastrenden mond,
Is ylings tot knaaging der boosheid verhéven,
In hoogere Glans dan voorheên, -
En 't Gruwel-broed is een maal-stroom verdreeven
Zyn zaad, mits schandvlekkig vertreên!! - - -
'T verbryz'len der hylige Scepters en Kroonen, -
Het schenden der wonderste pracht, -
Die veilig steeds onder Tyrannen moest woonen, -
Wierd eindelyk néder gebragt. - -
De Schatten, by niets van de wereldsche waarde
Te Évenen door het verstand, -
Der kunsten heur Glans, van het dierste der aarde,
Den Roem, en den Gloor van een Land, -
Zy niet blyven praalen ten prooi van de rooving,
Daar men die toen schitteren zag, - -
Wier gloed, voor ons alle was rondsom verdooving,
Tot Rédenaars grievenst geklag. - - -
------ Tot U -- Waarde Vorst! -- nieuws in Grootheid ontsteegen!
Tot U, is d'onroering die 'k voel!!
Die 'k uytbrei in alle myn' handel en wégen; -
Gy, zyt hier 't verrukkende doel, -
Daar ik my gewaag', U deez aanspraak te stieren! -
Daar immer myn ziel is vervuld,
U tot staag' erkenteniss' Zégen te vieren; -
Daar gy zyt als Koning gehuld. - .....
- Aanvaard dan betuiging van dank uit dit harte! -
Uit naam van de Nederlands kunst;... -
(Zo lange verbitterd in zwoegende smarte...)
Dat wy thans de blaakende gunst
Van U; - en Rechtvaardige Vorstelyke Hoofden
Erlangen, tot weder bezit,
Der kunstige werken, die m'hier ons ontroofden,
In d'uiterste Woede verhit. - -
| |
| |
- Grootmoedigheid praalt thans weêr op haaren zetel; -
Die ieder zyn Rechten bedeeld: -
Die Schennis te lange onderdrukte vermetel; -
In dwang en in woestheid vereelt. -
Grootmoedigheid, doet ons deez' Schatten behouden; -
Zy maakt zich hier Glorie en Eer,
Die m'immer in weldoende Vorsten beschouwden;
Opgloorend steeds meer ende meer.
Zo zien wy na 't lyden het welig verblyden
Der lang af-gefolterde deugd:
Want d'Almagts Voorzienigheid kwam tusschen beiden;
Den lyder word ylings verheugt.
- Zo draait het Compas immer weêr na het noorden:
Zo trekt ook de zeil-steen het staal:
Zo blykt ook de Gods-spraak; - ‘deez' kragtige woorden;
‘Dat deugd, op het einde den praal
By boosheid behouwd:.. - ‘en de smart word vergolden;...
‘Haar kroonen zyn vry van vergaan!!!..
Daar d'andere, als 't water, dat koude bescholden,
Zyn van heure vastheid ontdaan.......
- - Zo smelt geen Robyn in de snerkende hitte:...
Maar 't goud word daar Echter verfynt:...
Zo is 't dat m'een Ring, aan geen Stukken ontlitte;
En Ring laat.... die is zonder eind.....
- Zo blykt ook, wen deugd haare Rots is bevogten,
Daar immer d'Orcaanen der Zee,
Vergeefsch met ontzetting, haar néderlaag zogten,
Zy Lyd;.... maar - braveerd ook de Wee....
- Dat dan hooge Vorst, van 't getysterd Oranje!
Gemarteld, door Storm en door Vuur, -
Dat gy thans, gelyk ook het wèlig Brittanje, -
In Luister houd Eeuwigen duur.!!... -
| |
| |
Geen barnenden stroom van de hollenste woede, -
Die Gierend heeft d'Aarde doorspat, -
Ontgòn deeze Banden!... daar - schoon ge ook bloede,
Den val U heeft nimmer omvat. - - -
Zyt vylig! - zyt groot! word steeds hellet in glooring!! -
Den Hemel bestuur uw gevoel!.....
Herbloei in uw krachten! - in weelige herbooring,
Van schitterend Luister gewoel. - ...
Dan bloiën de Kunsten, - en 't welzyn der Landen:
Het geen ge voorbeeldig beöogt;
En d'Eendracht - 't geluk, krygen sterkere Banden;
Wen twee-spalt dan kruipende boogt.
|
|