| |
| |
| |
[Schrijversprentenboek]
8
Ouders van Gorter.
9
Geboortehuis, vijfde van rechts.
10
Met zijn broer Douwe (links) en zusje Nina.
11
Het Friese plaatsje Balk, waar Gorter dikwijls bij zijn grootouders logeerde en dat mogelijk tot het begin van de ‘Mei’ geïnspireerd heeft.
13
Uit ‘Cricket’ door W. Mulier, 1897.
12
Vader van Gorter.
| |
| |
14
Slot van zijn voor het Amsterdams Studentencorps geschreven ‘Autobiografie’.
15
In 1884.
16
Als cricketer, staande, links.
| |
| |
17
Omstreeks de tijd van zijn sollicitatie.
| |
| |
18
Titelpagina van zijn dissertatie.
19
Rapport over Gorter als sollicitant naar een leraarsbetrekking te Amersfoort.
| |
| |
20
Begin van het handschrift van de ‘Mei’.
| |
| |
21
Brief van Gorter aan Wies Cnoop Koopmans, 1887.
22
Achterzijde van De Nieuwe Gids van februari 1889.
23
Het huisje te Zandbergen bij Amersfoort, waar hij een gedeelte van ‘Mei’ schreef. Foto anno 1964.
Terwijl ik ‘Mei’ schreef, werd ik bekoord door de prozaïsten der Fransche en Hollandsche realistische, naturalistische en impressionistische school. Zij hadden een gloed en een kracht van leven, van onmiddellijkheid, hun pogen om uit ons leven zelf de schoonheid te halen betooverde mij zoo,
| |
| |
24
‘Verzamelde Werken II’, blz. 35.
25
Met zijn verloofde Wies Cnoop Koopmans.
26
Zijn moeder.
27
Brief van Gorter, wschl. aan Wies Cnoop Koopmans, ongedateerd.
28
Balboekje van zijn verloofde.
| |
| |
29
Handschrift van het slot van de ‘Mei’.
30
Briefkaart aan Alphons Diepenbrock, ondertekend met ‘Pans’, bijnaam uit zijn studententijd.
31
Alphons Diepenbrock.
ik had zelf dat onmiddellijke leven zoo lief, ik had zoo'n voorgevoel ook dat er in dat leven een nog veel dieper schoonheid verborgen lag, dat ik besloot te trachten poëzie te maken van de onmiddellijke realiteit - zonder de traditie van vroegere tijden.
| |
| |
32
Brief van Gorter, wschl. aan Wies Cnoop Koopmans, ongedateerd.
33
Jac. van Looy in De Nieuwe Gids van 1921.
34
Brief van Van Deyssel aan Kloos van 3 februari 1889.
35
Brief van Van Eeden aan Van Deyssel van 25 december 1888.
36
Dagboek van Van Eeden, 3 februari 1889.
37
Brief van Charles van Deventer aan Willem Witsen van 26 februari 1889.
38
Jac. van Looy, getekend door Willem Witsen.
39
Eerste druk van ‘Mei’ uit 1889.
40
Lodewijk van Deyssel.
| |
| |
41
Handschrift van ‘Een samenzijn’, uit de bundel ‘Verzen’ van 1890.
Toen ik dus uitging met het voornemen om met alle traditie van poëzie te breken, en naar niets te luisteren dan naar mijn eigen wereld, vond ik niets dan mij zelf.
| |
| |
42
Het echtpaar Gorter op een huwelijksfeest, midden achter.
43
Met de tennisclub; achterste rij, derde van links.
| |
| |
44
Foto, door Willem Witsen gemaakt omstreeks 1890.
De eerste bundel van deze ‘School der Poëzie’, de ‘Sensitieve Verzen’, geven dan ook alleen realiteit van mijn eigen zinnelijk-onmiddellijk gevoel, ontdaan van alle herinnering aan Grieken, Romeinen, en vroegere of latere renaissance.
| |
| |
45
Willem Kloos.
46
Brief van Kloos aan Van Eeden van 31 juli 1890.
47
Frederik van Eeden, litho door Jan Veth.
48
Brief van Gorter aan Kloos van 25 september 1890.
49
De Tijdspiegel, 1891, jrg. I, blz. 115.
50
De Nederlandsche Spectator van 11 oktober 1890.
51
Algemeen Handelsblad, 10 augustus 1890
52
Algemeen Handelsblad, 15 augustus 1890
| |
| |
53
Brief aan Willem Kloos met gedichten voor het augustusnummer 1890 van De Nieuwe Gids.
En toen ik trachtte, in de laatste verzen van dezen bundel en in de eerste rij van den tweeden, den ‘Overgang van Individualisme naar Socialisme’, buiten mij zelf te gaan, en het leven van anderen te geven, kon ik ook niets vinden, dan mijn eigen zinnelijke waarneming, zonder omvattend begrip van wat ik waarnam.
| |
| |
54
Albert Verwey.
55
Henriëtte Roland Holst, tekening door R.N. Roland Holst.
56
Van Deyssel (links) in Gorters huis te Bussum.
57
‘Verzamelde Werken II’, blz. 164.
58
Zijn broer Douwe, die op 15 maart 1892 overleed.
| |
| |
59
‘Verzamelde Werken II’, blz. 237.
60
Baruch de Spinoza.
In mijn wanhoop over mijn armoede besloot ik toen nog een geheel anderen weg te beproeven. Ik voelde dat ik waarheid, niet alleen over mij zelf, maar over de wereld, noodig had. Ik wist dat de filosofie eeuwen lang getracht heeft de wereldwaarheid te vinden. Daarom stortte ik mij in de filosofie.
| |
| |
61
Handschrift van een der scheldgedichten van Willem Kloos uit 1893.
62
Begin van een brief aan Diepenbrock van 2 november 1893.
| |
| |
63
Foto gemaakt door Willem Witsen, omstreeks 1895
Maar moet ik nog zeggen dat de bevrediging die ik dáár vond een valsche, een halve was? Men leze het tweede deel van den tweeden bundel, en men zal door den klaren pijnlijken schijn heen zien, dat de abstractie mij niet voldeed.
| |
| |
64
Brief van Gorter aan Verwey van 7 maart 1892.
66
Brief van Gorter aan Diepenbrock van 22 mei 1893.
65
Zijn vrouw met een nichtje Cnoop Koopmans, omstreeks 1894.
67
Door Berlage voor Gorter gebouwe huis te Bussum.
| |
| |
68
Handschrift van het laatste gedicht in de bundel ‘Verzen I’, 1916. Het enige Spinozistische vers dat in die uitgave gehandhaafd bleef, gaat eraan vooraf.
Dorst naar schoonheid, onbevredigd, is een diepe pijn. Ik wendde mij naar alle kanten in den dag, ik wentelde mij op mijn leger en doorzocht mij zelf, maar ik vond de schoonheid, waartoe ik was uitgegaan, niet
| |
| |
69
Ed. Polak in Vrij Nederland van 13 september 1952.
70
Frank van der Goes, die Gorter tot het socialisme bracht, en Gorter, gefotografeerd door Willem Witsen.
71
Frank van der Goes, die Gorter tot het socialisme bracht, en Gorter, gefotografeerd door Willem Witsen.
72
Transcriptie van 74.
73
Achterzijde van 74: briefhoofd met een redactie, die slechts gedurende het najaar 1899 in deze samenstelling heeft bestaan.
| |
| |
74
Handschrift van een gedicht uit ‘Verzen’, 1903.
Toen, terwijl mijn krachten reeds gevaar liepen te verslappen door overinspanning, liet ik mij naar het socialisme gaan. En dáár, in de boeken van Karl Marx, vond ik wat ik gezocht had: den weg naar de algemeene schoonheid onzer onmiddellijke wereld, onzer maatschappij.
| |
| |
75
Karl Marx.
76
‘Verzamelde Werken II’, blz. 385.
77
Omslag van De Nieuwe Tijd.
78
Bijdrage aan De Nieuwe Tijd, 1898.
| |
| |
79
Illustratie uit de tweede druk van ‘Een klein heldendicht’ naar een muurschildering van R.N. Roland Holst.
80
Op een propagandatocht van de S.D.A.P. met Troelstra en Wijnkoop.
Het bleek mij dáár, dat de schoonheid wèl bestáat, maar dat (....) ik haar had moeten zoeken niet in het persoonlijk leven, maar in het openbare, en niet onder de bourgeoisie, maar onder het proletariaat.
| |
| |
81
Karl Kautsky.
82
Wandelend met een van de nichtjes Cnoop Koopmans.
83
Brief van Gorter aan Kautsky van 24 januari 1903.
| |
| |
84
Op de Buissche Heide, waar het echtpaar Roland Holst woonde. V.l.n.r.: Gorter, zijn vrouw, R.N. Roland Holst, Henriëtte Roland Holst en haar moeder.
85
Met R.N. Roland Holst bij een cricketwedstrijd gehouden in Lords of in Oval te Londen, 1903.
86
Een partijcongres van de S.D.A.P.
| |
| |
87
Tijdens het S.D.A.P.-congres te Haarlem in 1907.
88
Het blad, waardoor de scheuring in de S.D.A.P. op het congres te Deventer in 1909 veroorzaakt werd.
89
Vergadering van het partijbestuur der S.D.P. te Rotterdam; v.l.n.r.: Sam de Wolff, W. van Ravesteyn, H. Gorter, D.J. Wijnkoop, L. de Visser, G. Mannoury en J.C. Ceton
| |
| |
90
Verslag van het Deventer congres in het Algemeen Handelsblad, 16 februari 1909.
91
Op de tennisbaan.
92
Zijn moeder, omstreeks 1910.
93
Brief van Gorter aan Jenne Clinge Doorenbos van omstreeks 1910.
94
In 1903.
| |
| |
95
Handschrift van een gedicht dat na zijn dood in ‘Verzen I’, 1928, werd gepubliceerd.
96
Zeilend met Jenne Clinge Doorenbos, 1919.
97
In een jachthaven, 1919.
| |
| |
98
In 1915.
99
‘Verzamelde Werken IV’, blz. 82.
100
Handschrift van een gedicht uit de bundel ‘Liedjes aan de geest der muziek der nieuwe menschheid’, deel II, 1930.
101
Met zijn vrouw op de hei bij Bussum.
102
Uit de gedenkschriften van Lodewijk van Deyssel.
| |
| |
103
Gorters antwoord op de brochure, waarin Lenin het radicalisme aanviel.
104
Omstreeks 1920.
105
Kranteartikelen over de ‘kroonjuwelenkwestie’.
106
A. Roland Holst in Het Parool van 12 september 1952.
| |
| |
107
‘Verzamelde Werken II’, blz. 321.
108
In Zwitserland.
109
Zeilend met Ada Prins, juni 1917.
| |
| |
110
Handschrift van een gedicht uit de postuum verschenen ‘Liedjes aan de geest der muziek der nieuwe menschheid’, deel II, 1930.
111
Zijn huis ‘De verbrande pan’, in Bergen N.-H.
| |
| |
120
Begin van een ongepubliceerd gedicht, dat eerst in de ‘Verzamelde Werken VIII’, 1952, gepubliceerd werd.
|
|