Inleidend woord.
De schrijver heeft in dit boek willen zeggen, in aansluiting met het slot van zijn vorig werk ‘Het Jongetje’, waarin een jonge man het geloof aan de goedheid en de schoonheid van het leven verliest, hoe deze, na duistere jaren van ongeloof en negatie, eindelijk door den dood van het Meisje en den invloed van een reine zusterziel, weêr terugkeert tot het geloof in die goedheid en die schoonheid.
Daartoe heeft hij niet vermeden de door hem gedachte jonge menschen eenmaal te doen spreken over de intiemste en innigste dingen, die des levens zijn.
Iets anders dan dien ommekeer in een jonge menschenziel zoo eenvoudig mogelijk weêr te geven, heeft hij niet bedoeld, indachtig aan het wijze woord van Paul Verlaine:
‘Et tout le reste est littérature’.
H.B.