De rook ziet rood
De slotfuga. Een fuga voor vuur. Het vuur dat verzoent. De eindvariatie, veelstemmig, op het thema van een huis, van een mensch, van een eeuw. Heel de hoofdstad van het land speelde mee in het orkest, onwetend, opgecommandeerd, het moest.
De rook, rood, ontzaglijk, breidde zich over de conglomeratie, wees naar het zuiden, zocht de kim, waaronder het bulderen aanving van een wereldbrand. Deze brand zocht zijn kolossalen makker.
Hij liep de gracht af, voor het eerst weer rende hij. Niet den anderen oever, die was afgezet, het kon hem ook niet schelen, hij had het van voren gezien. Hij wilde het vrijer zien, van achter, eenzamer en grootscher.
Toen vond hij de dwarsgang waar hij eens met Tijs had gestaan en gewezen. Hier was het stil, alleen de ingewijden stonden er en reikten hun halzen naar het subliem gezicht. Maar de brandweer kwam en verjoeg de kijkers. Enkelen wisten zich te verschuilen voorbij een muurhoek, hij onder dezen. De brandgasten zagen hen niet, ze hadden het te druk.
Hij was geen droomer met open oogen. Onmiddellijk had hij bemerkt dat de deur in de