Paddestoelen (onder ps. Ton Ven)(1916)–F. Bordewijk– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 58] [p. 58] Afscheid. Mijn teedere Abigaïl, die mij mijn bloeiend nakroost baarde, - een achttal monsters zonder waarde - in onze knusse duiventil, het scheiden valt mij zwaar, - edoch verzwakking in de beide beenen roept mij naar beter oorden henen. Voed gij ons kroost nu aan den trog des aardschen levens. 'k Weet het wel, die taak zal u niet maklijk vallen; er zwellen nu reeds blauwe wallen onder uw oogen, eens zoo hel. [pagina 59] [p. 59] Die taak is moeilijk, want dat acht- tal kleine kleuters maakt licht hijbel. Lees hun maar dikwijls uit den bijbel een hoofdstuk voor: zooiets verzacht. En voed hen op naar hun gebreken, dan worden zij uw schoonste sier, zoowel door goede menschen hier, als God met minzaamheid bekeken. - Margootje, de oudste, snoept en dieft. Leer gij haar vragen: ‘Zeg eens, moekje, krijg ik een extra Zondagskoekje? als 'k u tenminste niet ontrieft.’ Dat klinkt beschaafd. - Johan en Koos slaan elk moment elkander neer. Wijs hun gestadig op den Heer. Die maakt zich immers ook nooit boos? - [pagina 60] [p. 60] Mathilde, zacht, gezeglijk meisje, wordt echter met den dag koketter. Kleed haar in lompen, Donnerwetter! Dan zingt ze gauw een ander wijsje. - Ons Willempje is veel te druk; dat jong zit geen seconde stil. Mep op zijn roze kinderbil desnoods uw beide handen stuk. - Sofietje met de zomersproet is snibbig. Gaat ze weer aan 't kijven, dan moet ge heusch niet achterblijven, maar harder schreeuwen dan zij doet. - De blonde Theo is te traag; hij eet maar raak. Leer hem te vasten. Het best voelt hij zich bij gepasten arbeid en een steeds leege maag. - [pagina 61] [p. 61] En onze kleine Casimir doet elken nacht wat in zijn bedje. Geef dus geen druppel meer, geen spetje te drinken aan dat lekker dier. Tot slot dees raad: voor het geval dat ge ook mocht in den hemel kommen, vergeet dan niet uw hoed-met-blommen, dat ik u gauw herkennen zal. Vorige