Brusselschen Blom-hof van Cupido(1641)–Willem van der Borcht– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Cupido Roosen-dief. IN een Roosken, half ontploken, Sat een Bieken in-ghedoken, Die den kleynen Schutter naeckte, En met teere vinghers raeckte, Maer dus dat hy niet en sagh Wat daer in begraven lagh, Die, soo hy 't van 't steeltjen ruckte, En in sijne palmen druckte, Gaf het Bieken hem een' pick; Dat hy op een' ooghen-blick Tot sijn gulde Moeder liep, En dus wonder droef'lijck riep: Moeder, Moeder ick beswijck, Helpt ghy niet, ick ben een lijck, Want siet, my een vinnigh beestjen Soo beet, dat van my mijn gheestjen Wt mijn teere lichaem vliet, Een dier dat een Bieken hiet, (Soo het my een' Boer daer noemde.) Spijtigh leckerken, wat roemde, [pagina 181] [p. 181] [pagina 182] [p. 182] (Sprack de Moeder) soo een' beet Doet u aen alsulcken leet ? Peyst dan hoe het pijltjen schendt, Dat ghy tot den minnaer sendt. Vorige Volgende