Brusselschen Blom-hof van Cupido
(1641)–Willem van der Borcht– Auteursrechtvrij
[pagina 131]
| |
Stemme: Langhs de kanten van de Sinne.
HOndert duysendt Fransche kroonen
Hoe heeft Bacchus my vereert !
Waer met sal ick hem beloonen,
Eer dat sijn goed' gunst verkeert ?
Wil ick my voor wijngaert planten,
Op de berghen is hy goedt:
Dat alsoo de gilde-quanten
Van my vullen hun ghemoet ?
2. Wil ick my het vel af-stroopen,
En bereyden als een vat,
Dat-men my soo kan verkoopen
Voor het alder-beste nat ?
Oft wil ick my gaen begheven
Om te wercken in sijn' hof,
Spitten, spaden all' mijn leven,
Tot sijn eer' en vollen lof ?
3. Siet ick 't gansche lichaem deele
Tot den dienst van goeden wijn,
Want mijns hoofdens beckeneele
Sal my als een schale zijn:
En mijn stroot die sal my wesen
Als een' langh-ghebeckten pot,
| |
[pagina 132]
| |
Mijnen arm is op-gheresen
Voor een schroeve tot den Godt.
4. Mijnen buyck in Spaensche vellen
Als een bocke-huyt bereydt:
Gansch mijn lichaem moet ick pellen,
Om (ten kortsten eens gheseydt)
Altijdt wijn te moghen drincken,
Altijdt wijn te wesen vol,
Altijdt wijn te moghen schincken,
Altijdt wijn te wesen sol.
5. Altijdt in den wijn ghedropen,
Soo dient desen Godt ghe-eert,
Altijdt dicht in hem ghekropen,
Oft hy gansch in my verkeert:
Oft hy wijn, en ick de potten,
Oft hy pot, en ick den wijn,
Gansch ontsinnigh als de sotten,
Altijdt dorstigh moet ick zijn.
Hondert Satyrs ! wat voor reden
Brenght mijn losse tongh' te baen ?
Ben ick gansch berooft van seden,
Ben ick vol van sotten waen,
Is den droes my in de leden,
Die my soo dwaes-sinnigh maect ?
Neen, den Godt dient soo ghebeden,
Wijn by sotheydt beter smaeckt.
|
|