Geschiedenis van Leuven. Geschreven in de jaren 1593 en 1594
(1880)–Willem Boonen– AuteursrechtvrijPhilippus van Oostenrijck, Den drijenvijftichsten Hertoghe van Brabant,Es nu noch tegenwoordelijck den alderchristelijcxsten, aldermachtichsten, ende alderdoorluchtichsten hoochgeboren prince ende vorst de Conincklijcke Majesteijt van Spaegnien Philippus van OostenrijckGa naar voetnoot1, de sone vanden keijser Carolus den ve, van dijen naeme, coninck van Castillien, van Arragon, van Leon, van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||
beijden Sicilien, van Hierusalem, van Portugael, van Navarre, van Grenade, van Toleten, van Valence, van Gallicien, vande Maillorken, van Sivilien, van Sardinien, van Corduve, van Corsijcke, van Murcie, van Jaen, vande Algarben, van Algezire, van Gibraltar, vande eijlanden van Canarien, vanden Indien, soo orientaele als occidentaele; vande eijlanden ende vasten lande der zee oceaene, eertshertoghe van Oostenrijck, hertoghe van Bourgoindien, van Lothrijck, van Brabant, van Limborch, van Luxenborch, van Ghelre, ende van Milaenen, graeve van Habsburch, van Vlaenderen, van Arthoijs, van Bourgoindien, van Thirol, palsgraeve ende van Henegouwe, van Hollandt, van Zeelandt, van Naemen, ende van Zutphen, prince van Zwave, Marckgraeve des heijlichs rijxs van Roome, heere van Vrieslandt, van Salins, van Mechelen, vande stadt ende steden ende landen van Utrecht, Overijssel ende Groeninghen, ende dominateur in Asien, ende in Affrijcke. Ende wordden, te Loven, als hertoghe van Brabant ontfanghen ende ghehult, den ven julij anno xvc negen en veertich, confirmeerende allen der stadt van Loven ende des landts van Brabant privilegien, ende wordden, met grooten staete ende solemniteijt, naerde oude maniere, met c ende xliiij tortsen, van j ½ pont stuck, iiija julij 1549, innegehaeltGa naar voetnoot1. Ende de stadt van Loven beschanck hem, va julij 1549, naer dijen hij, in sinte Peeters kercke, den lande ende der stadt Loven den naervolgenden eedt gedaen hadde, met eenen schoonen silveren vergulden cop, wegende xv marck, iiij oncen, xv engelschen, die tzaemen coste, met faitsoene ende vergulden, iijc lxxiiij l. v st. artoijs; ende de waepen vande stadt Loven stont daerop gegraveert; ende rontsomme stont gescreven aldus: Insignia oppidi Lovaniensis; ende de stadt beschanck hem noch met iiij aemen rhinswijns. Den eedt die de voers. coninck Philips, inde voerskercke van sinte Peeters, gedaen heeft: ‘Wij Philips, enz., sweeren ende geloven, bij deze heijlighe evangelien, dat wij van nu voertaene zullen getrouw wesen onser kercken van sinte Peeter, tot Loven, ende alle andere kercken onses hertochdomme van Brabant; ende dat wij zullen onderhouden, ende doen onderhouden, alle rechten, privilegien, statuijten, costuijmen, possessien ende vrijheden der voers. kercken, ende de menschen toebehoirende der familien van Sinte Peeter te Loven voers., gelijck onse voersaeten hertoghen des hertochdoms van Brabant, hier te voeren, gedaen hebben, alsoo hulpe ons Godt ende alle zijne heijlieghen.’ Den eedt die de voers. conincklijcke Majesteijt der stadt Loven ghedaen heeft: ‘Ick Philips, bijder gratien Godts, prince van Spaegnien, van beijden Sicilien, van Jerusalem, enz., eertshertoghe van Oostenrijck, hertoghe van Bourgoindien, enz., graeve van Habsburch, van Vlaenderen, enz., gelove ende swere, opde heijlighe evangelien, dat ick, tot mijnder incompste ende successie van dezen lande, zal onderhouden wel ende getrouwelijck doen onderhouden, den innegesetenen dezer stadt van Loven, soo een rechtveerdich prince schuldich es te doene, alle huere rechten, privilegien, brieven, costuijmen, ghewoonten, observantien, in alder manieren, gelijck zij die hebben van wijlen mijnen voersaeten, hertoghen ende hertoginnen van Brabant, ende gelijck zij die tot noch toe onderhouden hebben, sonder eenieghe infractie, soo moet mij Godt hulpen ende alle zijne heijlieghen.’ Den eedt die d'innegesetenen van Loven der voers. Conincklijcker Majesteijt gedaen hebben: ‘Wij int ghemeijne ende eenen iegelijcken van ons | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||
besundere, geloven, sweeren ende affirmeeren U, alderdoerluchtichste prince Philips, prince van Spaegnien, van beijden Sicilien, Jerusalem, enz., eertshertoghe van Oostenrijck, hertoghe van Bourgoindien, enz., graeve van Habsburch, van Vlaenderen, enz., als onsen toecomenden heere ende hertoghe van Brabant, ende andere landen daertoe behoorende, die nu tegenwoordelijck eedt gedaen hebt, dat wij, naerde afflijvicheijt vande keijserlijcke Majesteijt, U in alle saecken goede getrouwe ende onderdanighe ondersaeten zijn zullen, ende zullen U hulpen, totte bescherminisse ende bewaernisse van uwen heerlijcken landen ende paelen der selver; ende soo verre alst in ons zijn zal, zullen hulpen wederstaen ende metten daet resisteren die cracht ende onrecht dwelck U gedaen soude moghen worden; ende dat wij U dienen ende in alles doen zullen, gelijck goede ende getrouwe ondersaeten schuldich zijn, ende behooren te doen; soo moet ons Godt hulpen ende alle zijne heijligen.’ Dit es aldus geschiet, in presentie vande coninginne douwagiere van Hongrien, van Bohemen, regente ende gouvernante van deze Nederlanden, den prince van Piemont, den hertoghe van Alva, groot hooffmeester vande K.M., riddere vande ordene, den marckgraeve van Asturge, den bisschop van Atrecht, heer Jan van Sint Maurijs, heere van Montbarrij, president vanden raede van staeten; heer Viglius van Zwichem, riddere, doctoir inde rechten, hooft ende president vanden secreten raede; heer Ingelbert vanden Dale, riddere, heere van Leeffdaele ende Wilre, cancelier van Brabant, ende meer anderen. Die van Loven bedreven groote genuchten, soo van vieren esbattementen ende anderssints, elck omt schoonste ende om prijs, gelijck hier volght. Hiernaer volgen de wijcken, gulden ende ghebueren, die gheviert hebben, binnen de iiij daegen, inde incompste vande voers. C.M., die was iiija julij anno xvc xlix. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iersten daege, iiiia julij 1549.Den wijck inde DorpstraeteGa naar voetnoot1, beginnende van aenden Anthonis ende eijndende aende heijlige Geest-Poorte, mette Coestraete tot aende Collegie van Hoeuterle, daer bevonden zijn, ten iersten daege, v pecktonnen ende ix lanteernen, met waepenen vande K.M. Ende den gheheelen wijck doere behangen met verdure ende schoone waepenen vande K.M., in ronden van eertveldeGa naar voetnoot2, tot diveersche plaetsen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege, va julij 1549.Inden selven wijck zijn bevonden xxj pecktonnen; een groot drijcantich vier. Item, xxx lanteernen met waepenen vande K.M., ende eenen keperen met xvij beckenen met keerssen; de straete behangen als boven. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege, via julij 1549.Inden selven wijck zijn bevonden xxij pecktonnen, een groot vier. Item, xxxj lanteernen met waepenen; een tortse; item, int top van twee huijsen, ij groote lanteernen; eenen keper met xvij beckenen met keerssen, ij vierpannen ende behangen als boven. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiiien daege, des sondachs viia julij 1549.Inden selven wijck zijn bevonden xx goede pecktonnen, xiiij beckenen, met keerssen; lxxiij lanteernen, met waepenen, ende andere; iiij tortsen, xiij vieren, ij groote vieren inde straete; ende de straete boven fraij verchiert met verduren ende waepenen. Maeckt tzaemen de voers. iiij daegen: pecktonnen lxviij; lanteernen, met waepenen ende andere, clv; groote vieren iiij; gemeijn vieren xiij; beckenen met keerssen xlviij; tortsen v; vierpannen ij. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege, va julij 1549.Inden selven wijck zijn bevonden xxvj pecktonnen, ende noch eenen grooten boom met v pecktonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege, via julij 1549.Inden selven wijck zijn bevonden xxvij tonnen, j vier ende ij lanteernen met waepenen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiiien daege, viia julij 1549.Inden selven wijck zijn bevonden xiiij pecktonnen, een vier ende iiij lanteernen. Maeckt tzaemen, de voers. iiij daegen: pecktonnen ende andere lxxvj; vieren ij; lanteernen, met waepenen, vj. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Den wijck van Sinte Machiels.Inden wijck van Sinte Machiels-Poorte aff tot aenden VogelsanckGa naar voetnoot1, daer zijn bevonden, ten jen daege iiija julij 1549, ierst iij pecktonnen, int opperste van Sinte Machiels torren, ende aent cruijs vanden selven torren een bourgoinsch cruijs, met xiiij lichten, ende inde straet iiij pecktonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege, va julij 1549.Inden selven wijck zijn bevonden, boven opden torren, iij pecktonnen ende een bourgoins cruijs, met xiiij lichten ende inde straete v pecktonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege, via julij 1549.Inden selven wijck zijn bevonden, opden torren, iij pecktonnen, een bourgoinsch cruijs als voere, met xiiij lichten, ende inde straete v pecktonnen. Maeckt tzaemen de voers. iij daegen: pecktonnen xxiij; lichten van keerssen xlij. | |||||||||||||||||||||||||||||
De Muntstraete.Ten ien daege, iiiia julij 1549.Inde geheele Muntstraete, metten inganck tot aent VerckenGa naar voetnoot2, es bevonden nijet. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege, va julij 1549.Inden selven wijck zijn bevonden xxiij tonnen ende een groot vier. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege, via julij 1549.Inden selven wijck zijn bevonden v pecktonnen ende een groot vier van wishoute. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiiien daege, viia julij 1549.Inden selven wijck zijn bevonden vij pecktonnen ende een groot vier. Maeckt tzaemen, de voers. iiij daegen: pecktonnen ende andere xxxv; groote vieren iij. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege.Inden selven wijck viij beckenen met keerssen ende v pecktonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Inden selven wijck viij beckenen met keerssen ende iij pecktonnen. Maeckt tzaemen: pecktonnen viij; beckenen met keerssen xxiiij. | |||||||||||||||||||||||||||||
De ProeffstraeteGa naar voetnoot3.Inden wijck vande Proeffstraete, van aen Ingelborch tot aent hoff van Dornicke, zijn bevonden, ten jen daege, iiija julij 1549, vj pecktonnen, iiij vierpannen ende vij tortsen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege.Inden selven wijck zijn bevonden xxxvj pecktonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Inden selven wijck zijn bevonden xxxv pecktonnen ende iiij vierpannen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiiien daege.Inden selven wijck zijn bevonden xx pecktonnen ende x lichten van tortsen. Maeckt tzaemen, de voers. iiij daegen: pecktonnen ende andere xcvij; vierpannen viij; tortsen xvij. | |||||||||||||||||||||||||||||
Den wijck aent hoff van DornickeGa naar voetnoot4.Ten ien daege, iiiia julij 1459.Inden wijck beginnende aent hoff van Dornicke ende eijndende aent PalleijsGa naar voetnoot5, daer es bevonden een groot | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vier, ende voert shooffmeesters van Chievre xxiiij tortsen, staende boven opt behancxsel vander straete; dwelck behancxsel zeer fraij was van verdure ende alderhande schoone vruchten. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege.Inden selven wijck zijn bevonden x pecktonnen, een vier ende xxiiij tortsen als boven. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Inden selven wijck zijn bevonden iij pecktonnen ende vj tortsen als boven. Maeckt tzaemen: pecktonnen xiij; tortsen liiij; vieren ij. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege, va julij 1549.Opde voers. groote Merckt zijn bevonden xlij tonnen, iij groote vieren, ij lanteernen ende vj lichten van torckenGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Opde selve merckt zijn bevonden xxix pecktonnen ende andere, xj lanteernen, vj beckenen met keerssen, vj lichten van torcken ende iij vieren. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiiien daege.Opde selve Merckt zijn bevonden x tonnen, iij tortsen, vj lichten van torcken, vij lanteernen met keerssen ende ij vieren. Maeckt tzaemen: pecktonnen ende andere cxix; groote schappraije een; vieren viij; lanteernen xx; lichten van torcken xviij; beckenen met keerssen vj; tortsen iij. | |||||||||||||||||||||||||||||
De VeemercktGa naar voetnoot2.Ten ien daege. iiiia julij 1549, nijet.Ten iien daege.Opde Veemerckt daer zijn bevonden geweest iij pecktonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Opde voers. Veemerckt zijn bevonden xxvj pecktonnen, xiiij beckenen met keerssen, ende vij lanteernen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiiien daege.Opde voers. Veemerckt zijn bevonden geweest vj pecktonnen ende iij beckenen met keerssen. Maeckt tzaemen: pecktonnen ende andere xxxv; beckenen met keerssen xvij; lanteernen vij. | |||||||||||||||||||||||||||||
LegestraeteGa naar voetnoot3.Ten ien daege, iiiia julij 1549.Inden wijck vande Legestraete, voer Mr Lambrechts De Mont, zijn bevonden fraij poorten van eertvelde ende daer boven gestelt viij tortsen; item, iij vierpannen ende v pecktonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege.Inden selven wijck, als voere, viij tortsen, iij vierpannen ende v pecktonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iijen daeghe.Inden selven wijck insgelijcks viij tortsen, iij vierpannen ende v pecktonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiijen daege.Inden selven wijck, zijn bevonden iiij pecktonnen. Maeckt tzaemen de voers. iiij daegen: pecktonnen xix; tortsen xxiiij; vierpannen ix. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iijen daege.Inden selven inganck v pecktonnen ende boven behangen met wijnranken. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiijen daege.Inden selven inganck viij pecktonnen, iij tortsen, xcij beckenen met keerssen, ij cleijn vieren ende een groot vier. Maeckt tzaemen: pecktonnen xix; tortsen iij; beckenen met keerssen xiij; cleijn vieren ij; groot vier een. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iijen daege.Inden selven wijck iiij pecktonnen. Maeckt tzaemen: pecktonnen xiij; lanteernen v. | |||||||||||||||||||||||||||||
SteenstraeteGa naar voetnoot1.Ten jen daege, iiija julij 1549, nijet.Ten ijen daege.Inde Steenstraete, van aen HemelrijckGa naar voetnoot2 tot aende Steenbrugge, zijn bevonden xiij pecktonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iijen daege.Inden selven wijck viij pecktonnen, ij tortsen ende een groot vier. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiijen daege.Inden selven wijck, viij pecktonnen, iiij vieren ende ij lanteernen met waepen. Maeckt tzaemen: pecktonnen xxix; tortsen ij; vieren v; lanteernen met waepenen ij. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Inden voers. wijck, zijn bevonden viij pecktonnen ende een vierpanne. Maeckt tzaemen: pecktonnen xxj; lanteernen v; vierpannen j. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Opde voers. Leije vj pecktonnen. Maeckt tzaemen: pecktonnen xij. | |||||||||||||||||||||||||||||
BorchstraeteGa naar voetnoot3.Ten ien daege, iiiia julij 1549.Inden wijck, beginnende van aende vischbrugge ende eijndende aende binnen Borchpoorte, zijn bevonden iiij pecktonnen, ende aende vensters vande poorten xiij keerssen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege.Inden selven wijck xvij pecktonnen, xxj keerssen, ende iij lanteernen, met waepenen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Inden selven wijck viij pecktonnen, xiij keersen, iij lanteernen ende ij vieren. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiiien daege.Inden voers. wijck zijn bevonden vij soo pecktonnen als andere, xiij keerssen boven aende vensters vande Borch binnen Poorte ende ij vieren. Maeckt tzaemen: pecktonnen xxxvj; keerssen lx; lanteernen vj; vieren iiij. | |||||||||||||||||||||||||||||
BoogaerdenGa naar voetnoot1.Ten ien daege, iiiia julij 1549.Inden wijck beginnende van aende Boogaerden ende eijndende aenden hoeck van Sinte Geertruijden, es bevonden een pecktonne. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege.Inden selven wijck xv pecktonnen, iij keerssen in beckenen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Inden selven wijck v pecktonnen. Maeckt tzaemen: pecktonnen xxj; keerssen in beckens iij. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege.Inden voers. wijck zijn bevonden geweest xxvij pecktonnen ende andere, ende ij vierpannen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Inden voers. wijck v pecktonnen, ij tortsen ende ij vierpannen. Maeckt tzaemen: pecktonnen ende andere xxxv; vierpannen iiij; tortsen ij. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Inden selven wijck xiiij pecktonnen ende ij vieren. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiiien daege.Inden selven wijck xiiij pecktonnen ende ij vieren. Maeckt tzaemen: pecktonnen xxxvij; vieren iiij. | |||||||||||||||||||||||||||||
De vier Ghulden.De groote Ghulde, voerde nieuwe huijsenGa naar voetnoot2, daer zijn, ten iersten daeghe, bevonden geweest xij tortsen, eenen grooten esschen boom, met iiij pecktonnen; item, xxxj lanteernen met waepenen; noch twee andere boomen met ij pecktonnen, met schilden int middel; zijn iiij pecktonnen, ij vierpannen, ende de alleijeGa naar voetnoot3 behangen met laeckenen ende waepenen vander K.M. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege, va julij 1549.Zijn voerde selve Ghulde bevonden xij tortsen, eenen grooten esschen boom, met xiij tonnen, noch ij boomen met iiij pecktonnen, xxxj lanteernen ende ix vierpannen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege.Zijn voerde selve Ghulde bevonden xij tortsen, eenen boom met xiij drije voeten, gevult met stroij ende mutsaert, ij boomen met iiij drijevoeten, xxxj lanteernen, met waepenen, ende vij vierpannen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiiien daege.Zijn voerde selve Ghulde bevonden xij tortsen, eenen boom met xiij tonnen, gevult met stroij ende mutsaert, ij boomen met iiij tonnen, xxxj lanteernen met waepenen, ende vij vierpannen. Maeckt tzaemen: pecktonnen ende andere xlij; tortsen xlviij; lanteernen cxxiiij; drijevoeten xvij; vierpannen xxv. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege.Zijn voerde selve Ghulde bevonden xij tortsen, xij lichten van torcken, ij vierpannen ende eenen esschen boom met xij pecktonnen ende andere. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege ende iiiien daege.Zijn voerde selve Ghulde bevonden alleleens als opden ijen dach. Maeckt tzaemen: pecktonnen ende andere xxxvj; tortsen xlviij; lichten van torcken xlviij; vierpannen viij. | |||||||||||||||||||||||||||||
De coloveriers Ghulde.De coloveriers Ghulde, voerde nieuwe huijsen, daer zijn bevonden xvij tortsen, xxj cleijn lanteernen, viij lanteernen met waepenen, ij vierpannen, eenen esschen boom met j pecktonne, de alleije behangen met waepenen der K.M., ende laeckenen, ende dit ten 1en daege, iiija julij 1549. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege, va Julij 1549.Zijn voerde voers. Ghulde bevonden xvij tortsen, xxj cleijn lanteernen, viij lanteernen met waepenen, eenen boom met ix pecktonnen, ende ij vierpannen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege ende ten iiiien daege.Zijn voerde voers. Ghulde bevonden xvij tortsen, viij lanteernen, met waepenen, ij vierpannen, eenen boom, met xiij pecktonnen, ende vele diveersche fuseen, alle iiij de daeghen geschoten. Maeckt tzaemen: pecktonnen xxxvj; tortsen lxviij; lanteernen met waepenen xxxij; cleijn lanteernen xlij; vierpannen viij; ende diveersche fuseen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iien daege.Zijn bevonden, voerde voers. Ghulde, eenen esschen boom, met v pecktonnen, v tortsen, int opperste vanden huijse, ende v vierpannen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ten iiien daege alleleens als ten iien daege.Ten iiiien daege.Zijn voerde voers. Ghulde bevonden eenen esschen boom, met v pecktonnen, iij tortsen int opperste vanden huijse ende ij vierpannen. Maeckt tzaemen: pecktonnen xix; tortsen xvj; vierpannen xvij. Hier naer volgen de prijsen soo die den naevolgenden wijcken, ter saecken vanden vieren ende anderssints, gegeven zijn, in presentie van heer Jan vander Tommen, riddere, ende Hendrick Luenis, borgemeesteren der stadt Loven, metten anderen commissarissen, ende meester Laureijs Boonen, clerck der voers. stadt registre, opden xxen julij anno 1549. Den hoochsten prijs van vieren es gegeven, ter presentien als boven, den wijck inde Dorpstraete, eijndende aende Heijlige Geest Poorte, beloopende vj haemels ende vj gelten rhinswijns. Den tweeden prijs es gegeven den wijck inde Proeffstraete, tot aent hoff van Dornicke incluijs, beloopende v hamelen ende v gelten rhinswijns. Den iijen prijs es gegeven den wijck vande geheele groote Merckt, beloopende iiij haemelen ende iiij gelten rhinswijns. Den iiijen prijs es gegeven den wijck vande Nieuwstraete, beloopende iij haemelen ende iij gelten rhinswijns. Den ven prijs es gegeven den wijck vanden hoeck van Sinte Geertruijden, eijndende aende Horenbrugge, beloopende ij haemelen ende ij gelten rhinswijns. Den vjen prijs es gegeven den wijck van aende Vischbrugge tot aende binnen Borch-Poorte, beloopende op ij haemelen ende ij gelten rhinswijns. Den vijen prijs es gegeven den wijck van aende Boogaerden tot aenden hoeck van Sinte Geertruijden, beloopende eenen haemel ende j gelte rhinswijns. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Den viijen prijs es gegeven den wijck van aende Sint Machiels Poorte tot aenden Vogelsanck, beloopende j haemel ende j gelte rhinswijns. Rattemans poorte: ½ haemel, j gelten rhinswijns. De Muntstraete: j haemel, j gelte rhinswijns. Den wijck van aende Steenbrugge tot aent Gasthuijs: j haemel, j gelte rhinswijns. Den wijck van aende Horenbrugghe tot aent Voermoleken: j haemel, j gelte rhinswijns. Thuijs aen Verlorencost ½ haemel, j gelte rhinswijns. Den wijck inde Legestraete, aen Mr Lambrechts De Mont: ½ haemel, j gelte rhinswijns. Den hoochsten prijs vant schoonste behangen es gegeven den wijck vande Proeffstraete, tot aent hoff van Dornicke incluijs, beloopende iiij haemelen, iiij gelten rhinswijns. Den tweeden prijs vant schoonste behangen es ghegeven den wijck van aent hoff van Dornicke excluijs tot aent Paleijs der K.M., beloopende iij haemels, iij gelten rhinswijns. Den iijen prijs vant schoonste behangen es ghegeven den wijck vande Steenstraete, van aende Steenbrugge tot aende Parijsstraete, ij ½ haemels, ij gelten rhinswijns. Den iiijen prijs es gegeven den wijck vande Biest-Poorte, tot aende Steenbrugge, j haemel, j gelte rhinswijns. Den ven prijs es gegeven den wijck van aenden Molensteen tot aende Biest-Poorte, beloopende op j haemel, j gelte rhinswijns. Hiernaer volgen de Ghulden ende Rhetorijcken. De groote Ghulde es gegeven iiij haemels ende iiij gelten rhinswijns. Sint Joris Ghulde es gegeven iiij haemels ende iiij gelten rhinswijns. De Coloveriers Ghulde es gegeven iiij haemels ende iiij gelten rhinswijns. De Ghulde vanden Hantboge es gegeven iij haemelen ende iij gelten rhinswijns. | |||||||||||||||||||||||||||||
Rhetorijcken.
Anno 1551, 7 julij, trouwde heer Willem, prince van Orangien, de dochtere van graeve Maximiliaen van Bueren.
Anno 1551 voers. versocht de K.M., op dlandt van Luijck, van elck duijsent gulden van alle goet, v rhinsguldens eens; dwelck hem, naer vele murmeratien, geconsenteert wert. Anno eodem heeft Octavius Farnesius de stadt van Parma, tegens den danck en den wille vanden Paus, onder de macht vanden coninck van Vranckerijck gebracht. Anno eodem, xxvj septembris, wert te Bruessel openbaer oorloghe geroepen tusschen de K.M. ende Hendrick den coninck van Vranckerijck, te water ende te lande, te vier ende te sweerde. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1552.Anno 1552, prima aprilis, es Ausburch van hertoghe Mauricius (affgeweken zijnde vant consilium) innegenomen. Anno voers., xa aprilis, hebben de Franchoijsen Metz innegenomen, ende daernaer hevet de K.M., xa octobris, belegert. Anno voers., op Sint Jans avent, hebben de Franchoijsen IJvoijs innegenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1553.Anno 1553, vja februarij, es de K.M., te Bruessel, innegecomen, van voerde stadt van Metz, in Loreijnen, daer hij allen den couden wintere, met zijnen legele, voer gelegen hadde; ende hadde daer wel gelaeten, soo men seijde, xxxm mannen, ende quam zeersieck ende desolaet van daer. Anno voers., xiiij februarij, wert het schouwghelt, bij de staeten slandts geconsenteert, te wetene datmen van elcke schouwe oft heert, daer men vier in stockt oft stocken mochte, geven soude binnen den steden ende vrijheijt in Brabant, xx stuijvers, ende opde dorpen ende ghehuchten van elcke schouwe oft heert xv stuijvers. Ende in alle herbergen daermen vuijtspanninghe hiel, gaven de colenschouwen dobbel, te weten ij rhinsguldens. Ende alle careelhovens, calckhovens, backhovens, pothovens, smissen, forneijsen, stovenGa naar voetnoot1 ende dijergelijcke, wordden voer schouwen gherekent; ende hier aff en was niemant vrij dan die iiij biddende ordenen ende die Clarissen. Anno voers., xxa junij, heeft des K.M. volck vechtender hant de stadt van Terrewaenen innegenomen, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vermoordende ende dootslaende al dat inde furie gevonden was. Ende daernaer hebben ze de stadt geplundert ende den brandt daerinne gestocken. Van dit innenemen zijn deze versen:
terWaenen Was gheWonnen aLsoo eLCk saCh
In WedeMaent den tWIntIChsten daCh.
Een ander:
In JUnIo, tWee thIenen,
hebben keIsers CharLes engIeVen,
zeer net gheMonteert,
terWaenen, sterCk en pLaIJsant,
geWonnen, VeChtender hant,
en gantsCh gheraseert.
Een ander int Franchoijs:
o terroWane fort et sVperbes,
ChaMbre de nobLe roIJ henrIJ de franCe;
qUant sVr toIJ CroIsseront Les herbes,
qVI arra de VoVs don soVenanCe.
Anno 1553 voers., heeft de K.M., doer den prince van Piemont, het slot van Hesdijn innegecreghen, blijkende bij deze versen:
dIe prInCeVan pIeMont, CLoeCk en VaeLLant,
XIX JULI hIJ hesdIJn Want.
Anno voers., xxxa augusti, es de K.M., selve in persoon (niettegenstaende dat hij quaelijck te passe was) vuijt Bruessel getrocken, met vrouwe Marie, zijne sustere, Gouvernante van deze Nederlanden, naer Halle, ende van daer naer Berghen, in Henegouwen, naer zijnen legele, tegens die Franchoijsen, hier met bethoonende dat hij den lande beminde ende tegens hunne vijanden woude defenderen. Hier en binnen es des coninckx van Vranckerijcx volck te Piroenen in comen, ende des K.M. legele es te Haspel gaen liggen. Anno voers., xiij septembris, lach des K.M. legel ontrent Valencheen, alwaer de legele vanden coninck van Vranckerijck op twee mijlen naer bij gecomen es. Dit vernemende de K.M. es van Berghen, in Henegouwen, xva septembris, metter nacht, vertrocken naer Valencheen. Dit hoorende die Franchoijsen dat de K.M. inden legele gearriveert was, zijn ontrent de K.M. legele gecomen, in meijning den selven te overvallen. Maer des K.M. volck hebben ze soo vriendelijcken gegruet, dat ze met schande hebben moeten die vluchte nemen, oock niet sonder groot verlies van volcke. Hier naer es de voers. K.M. wedromme, inde voers. maent van septembris, met voerspoet, binnen Bruessel, ghecomen. In novembris, anni voers., hebben die Franchoijsen Versel innegenomen, geplondert ende soo laeten liggen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1554.Anno 1554, 26 junij, wert de stadt van Marienborch, int graeffschap van Naemen (die vrouwe Maria, de coninginne, Gouvernante van deze landen, hadde doen maecken, ende naer haeren naeme noemen) verradelijck vanden Franchoijsen innegenomen. Ende de K.M. zant Juliaen Romerou, met zijnen volcke, derwaerts, om onderstant te doene; maer es te laet comen. Van dit innenemen zijn deze versen: MarIenborCh JUnI den XXVJ daCh,
hadden dIe franChoIJsen WeL sonder strIJt oft sLaCh.
Anno 1554 voers., 29 junij, was geordonneert dat men, in Brabant, den vj man kiesen soude ten oorloghen. Anno voers., ixa julij, hebben die Franchoijsen Bovines innegenomen, met ghewelt, ende al vermoort dat niet ontloopen en conste. Julij vija, es de K.M. vuijt Bruessel getrocken naer Wavere, ende van daer naer Naemen, ende soo voerts naerden legele ontrent Dienant, dwelck de Franchoijsen innegenomen hadden. Anno voers., xixa julij, es Philippus, de Prince van Spaegnien, des K.M. sone, in Engelandt gearriveert; waeromme vrouwe Marie, de coninginne van Engelandt, zijne toecomende bruijt, zeer verblijt es geweest; die hij aldaer trouwde, xxiiij julij. Ende de K.M. gaff zijnen sone mede te houwelijcken dat conincrijck van Napels. Anno 1554 voers., in augusto, hebben die Franchoijsen de stadt van Binst innegenomen ende verbrant, niet spaerende dat excellent Palleijs dat vrouwe Marie, Gouvernante van deze Nederlanden, aldaer doen maecken hadde; alwaer zij die alderconstichste schilderijen vanden lande was hebbende. De K.M. dit vernemende ende in meijninghe den coninck van Vranckerijck te slaen, es, met zijnen volcke, binnen Binst gecomen, te wijlen dat noch stont en brande. Maer die coninck van Vranckerijck was vertrocken; ende heeft zijnen legele geslaegen voer het sterck slot van Rentij, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gelegen beneden die riviere genaempt de Somme, ende hevet sterckelijck beschoten. Binnen middelen tijde es de K.M., met zijnder armeijen, daer ontrent gearriveert op een quartier van eene mijle naer de Franchoijsen legele. Ende soo es hij voerts opde Franchoijsen gevallen, die zij ongenadelijck verslaegen hebben, alsoo dat ze moesten wijcken, xiiij augusti 1554. Daernaer, xv augusti, zijn de Franchoijsen, met schande, vertrocken, laetende hun geschut int velt. Dit hoorende des K.M. volck hebbense vervolght tot bij Monstruel. Anno voers., ixa octobris, es de K.M. wedromme binnen Bruessel gecomen, ende, xxv octobris daernaer, wordenter eene impost opgestelt te wetene, op: elck sister terwe binnen Brabant verbacken, j bl. iij st.; elcken gelte wijns, ij st.; elcke aeme biers ende cuijte, ij st.; elcke aeme buijten biers, iiij st.; elcke osse, vj st., ende op alle andere vee naer advenant. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1555.Mertten van Rossem es dit jaer gestorven, blijckende bij deze veersen: Mertten Van rossen I ChrIJsCneCht dIe
WeL bekent Was.
heeft In rVsten bIJ sInCXen zIJn LeVen
gheent ras.
Anno voers. es vrouwe Joanna, de Coninginne van Spaegnien, des K.M. moedere, in maijo, gestorven, ende de keijsere heeft het coninckrijck overgegeven zijnen sone Philippus. Anno 1555 voers., viija septembris, quam coninck Philippus des K.M. sone, als coninck van Engelandt, te Bruessel in, ende met hem quamen de hertoghe van Savoijen, de prince van Piemont ende vele ridderen vanden Coussebande vuijt Engelandt. Anno voers. heeft de K.M. oorloff genomen aende heeren van deze landenGa naar voetnoot1, stellende, in zijne plaetse, zijnen sone Philippus, die als hertoghe van Brabant, anno 1549, ontfangen ende ghehult was; den staeten vanden lande bedanckende van hunne groote getrouwicheijt ende bijstandigheijt die zij hem bethoont hadden, hen biddende ende bevelende dat zij zijnen sone altijts souden onderdanich wesen, ende hen altijt houden bijde oude roomsche ende catholijcke religie. Ende de staeten vanden lande danckten hem grootelijck van zijnen goeden ende getrouwen dienst ende toesicht bij hem den lande bewesen, hem gelovende dat zij zijnen sone altijt getrouw, gehoorsaem ende onderdanich souden wesen tzijnen diensteGa naar voetnoot2. Ende heeft de selve coninck Philippus den lande wedromme eedt gedaen, gelijck hij anno 1549, 5a julij, gedaen hadde, confirmeerende allen des landts ende der steden privilegien. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1556.Anno 1556, va februarij, wert het bestant gemaeckt tusschen der conincklijcker Majesteijt van Engelandt, hertoghe van Brabant, ende den coninck van Vranckerijck, eenen termijn van vijff jaeren. Anno voers., xvija julij, quam te Bruessel in coninck Maximiliaen van Bohemen, de sone van Ferdinandus des keijsers broedere, roomsch coninck, met vrouwe Marie, zijne huijsvrouwe, des K.M. Carolus dochtere. Daernaer quam hij te Loven binnen, xxja julij daernaer, ende met hem quamen de K.M. Philippus, den hertoghe van Brabant, ende den hertoghe van Savoijen, met vele andere heeren, ende wordden zeer triumphantelijck innegehaelt met cxl tortsen, ende de stadt Loven beschanck hen met iij vaeten rhinswijns. Anno 1556 voers., in julio, wordde bijde K.M. als hertoghe van Brabant, vanden lande geheijscht iij millioenen gouts, maeckende xxxvjc duijsent guldens; waerop de ij opperste staeten hem consenteerden clxm guldens. Anno voers., viija augusti, es de K.M. van Bruessel vertrocken naer Ghent, om voerts te schepe naer Spaegnien te vaeren. Ende zijnen sone Philippus dede hem vuijtgeleijde tot Molenbeke. Van daer keerde hij wedromme naer Bruessel, ende de K.M. ginck te schepe vuijt Walcheren naer Spaegnien, xvija septembris daernaer. Anno voers., vija octobris, quam Emanuel Philibert, de hertoghe van Savoijen, als Gouverneur vanden landen van herwaerts overe, te Bruessel, met grooten staet, inne. Ende vanden lande wert geheijscht den xen xxen len ende cen penning. Anno voers., es Ignatius Loiola, vuijt Biscaijen, in | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Spaegnien, gestorven; ende es geweest die ierste fundateur der Societeijt Jesu oft der Jesuiten. Anno 1556 voers., heeft de coninck Philippus, binnen Antwerpen, gecelebreert zijn ierste feeste vanden gulden Vliese, ende daernaer, op sint Andries dach, te Bruessel, int hoff. Int voers. jaer van 1556 wast eenen dieren tijt bijnaer allent jaer dore, soo datmen in vele jaeren te voeren zulcken niet vele gesien oft gehoort en hadde, soo dat een halster corens, te Loven, gauw ij rhinsgulden ende iij stuijvers, ende oock iij rhinsgulden, som min, som meer; ende alle andere waere naer advenant. Ende was eenen grooten stercken couwen wintere, soo dat de coolen, pooten ende raepen al vervrosen waeren; soo dat men een xxv raepen moeste betaelen v stuijversGa naar voetnoot1 een eij 1 st.; alsoo datter groote benaeuwtheijt onder tvolck was, ende al haddenze gelt, zij en consten geen coren gecrijgen. Ende te Bruessel wordden brieffkens gestroijt daerinne stont gelijck hier volght:
Gij heeren doet opGa naar voetnoot2 u solders met uwen coren,
Oft in v daeghen es Bruessel verloren.
Een ander:
Stadts Rentmeesters van Bruessel siet op u duijmen.
Binnen vier daegen zult gij u huijs moeten ruijmen.
Anno voers., xxvj decembris, quam de hertoginne van Parma, der K.M. natuerlijcke dochtere, met eenen schoonen jongen sone, te Bruessel binnen, ende coninck Philippus reet haer te gemoete, met schoonen staete. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1557.sMaendachs inde goede weke, wert wedromme openbaer oorloge, te Bruessel, geroepen tusschen den coninck van Engelandt, onsen hertoghe van Brabant, ende den coninck Hendrick van Vranckerijck, te waeter ende te lande, te vierende te sweerde, doer dijen de Franchoijsen Douaij, met verraderije, hadden meijnen, opden derthien avent, inne te nemen, ende alsoo dbestant vanden jaere 1556 gebroken. Anno voers., ixa julij quam de C.M. Philips te Bruessel in, met groote menichte van gelt. Anno voers., xva julij, track Emanuel Philibert, hertoghe van Savoijen, Gouverneur, stadthoudere ende capiteijn generael, als opperste veltheer ende lieutenant vande C.M., met zijne heeren ende capiteijnen, met groote menichte van volcke van waepenen, naer Naemen, ende soo voerts naerden legele in Vranckerijck. Anno eodem, xxviij julij, es Philippus de C.M. vuijt Bruessel getrocken, te oorloghen, voer zijne ierste reijse, tegens die Franchoijsen, ende es te Valencheen gearriveert, ende van daer es hij getrocken, met groote menichte van volcke van waepenen ende ammonitie, tot Camerijck, om alsoo naerder bij zijnen legele te wesen, die ontrent Sinte Quintens, in Vermondoijs, lach, in meijninghe tselve te beleggen. Ende, xva augusti, dede de hertoghe van Savoijen, Gouverneur van herwaertsovere, sommighe stucken geschuts zetten voerde stadt van Sinte Quinten; ende daer geviel eenen grooten slach, xa augusti, op sinte Laureijs dach, ontrent ij mijlen van Sinte Quinten, die de Franchoijsen verloren, met groote menichte van volcke. Van ons hertoghen van Brabant volcke bleeffer, onder anderen, doot de hertoghe Lodewijck van Bredenrode, een vroem capiteijn, den broedere van hertoghe Ernst, beijde de graeven van Spiegelenberch ende de graeve vanden Waldijck; vande Franchoijsen bleeffer groote menichte verslaeghen ende onder andere gevangen de coninckstabel van Vranckerijck, met ontallijck vele andere groote heeren. Deze victorie wert onser C.M., tot Camerijck sijnde, terstont geadverteert, ende es daerdoere, met zijnen ganschen legele, van Camerijck vertrocken ende gecomen in zijnen legele voer St Quinten; alwaer hij ordonneerde ende beval datmen, den xxvijen augusti, de stadt bestormen soude, dwelck oock geschiedde, ende wordden alsoo met ghewelt innegenomen. Des C.M., onsen hertoghen, legele was sterck xxiiijm peerden, xxxixm voetcnechten, lx groote stocken artillerije ende noch wel duijsent ghemeijne veltstocken. Van het innemen vande voers. stadt van Sinte Quinten houden de naevolgende rijmen den daet in:
den XXVII aVgVstI, dats WaeraChtICh,
hadde onse hertoCh sInte qVInten MaChtICh.
Een ander:
Wat baetet V sinte qVInten dat ghIJ
V boLCht.
den VI septeMbrIs is V CasteeL WeL
geVoLCht.
Anno 1557 voers., xj septembris, hebben die Fran- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||
choijsen die voerstadt van Han, des morgens, aengesteeken ende verbrant, daer sommighe vrouwen ende kinderen inne verbrant zijn. Ende het slot, dat zeer sterck es, heeft hem overgegeven aende C.M. onsen hertoghe van Brabant. Anno voers., xviija octobris, es de C.M. vuijt Vranckerijck vande oorlogen comende, te Bruessel binnen gecomen. In novembri es des voers. C.M. volck wederomme in Vranckerijck getrocken, vele dorpen ende gehuchten aff brandende. Op Sinte Andries dach wert de feeste vanden gulden Vliese, binnen Bruessel, in sconincx cappelle, gecelebreert. Decembris xva, quam de cardinael Caerel Caraffa, als legaet vanden Paus Paulus den iiije, van dijen naeme, te Bruessel, met grooten staete in. Januarij xiija, hebben de Franchoijsen, met verraderije, de stadt van Caleijs innegenomen, doer behulp vanden capiteijn daerbinnen liggende, mits ij tonnen gouts die hem vande Franchoijsen waeren toegeseijt. Ende de heere van Guise, als opperste veltheer vande Franchoijsen, es, omde voers. comenschappe te voldoen, daerbinnen getrocken, ende de graeve van Egmont, met den hertoghe van Savoijen, zijn derwaerts getrocken, met groote menichte van volcke, in meijninghe de macht vande Franchoijsen te wederstaen; maer zijn te laet comen. Daernaer hebben de Franchoijsen Guise met iij assauten bestormt, met verlies van wel ontrent de iijm mannen, xx januarij. Daernaer hebbent zij noch eens bestormt, met sulcken gewelt, dat die van binnen hen hebben moeten opgeven; ende de Franchoijsen daerbinnen comende hebben allen de capiteijnen ende borgers, diet niet ontloopen en consten, gevangen genomen, ende daernaer de stadt geplondert ende gedestrueert, xxiiij januarij anni voers. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1558.Anno 1558, 22 junij, hebben die Franchoijsen, naer lanck stormens Theonville oft Diedenhoven gewonnen, bij overgeven vande soldaeten, diet niet langer tegen en consten gehouden. Julij ija, hebben de Franchoijsen de stadt van Duijnkercken, in Vlaenderen, innegenomen, berooft ende verbrant. Daernaer hebben ze Honscoten ende Winnoxberghen geplondert ende verbrant, groote schaede int landt doende. Julij vj, es de hertoghe van Parma te Bruessel binnen comen. In julio, zijn de Franchoijsen wedromme in West-Vlaenderen gecomen, passerende de riviere voerbij Grevelingen, met eenen hoop van ijm peerden ende xl vendelen voetvolcx, ende vj stucken artillerije, treckende naer Moerdijcke, Duijnckercken, Sinte Winnoxbergen, Honscoten ende andere plaetsen, die beroovende ende verbrandende, doende groote schaede, nemende vele gevanghen, in meijninghe daermede te vertrecken. Maer zijn bedrogen geweest; want de graeve van Egmont ende vele andere heeren, met iijm peerden ende xxx vendelen voetvolcx, zijn hen te gemoete gecomen, daer eenen groote slach geviel die de Franchoijsen verloren; ende moestent verloopen. Ende daer bleven Franchoijsen verslaeghen ontrent de xvm ende van des graeven volck ontrent vm. Van dezen slach zijn deze veersen: XXIJ JVnI Was theonVILLe beCLaeCht;
Maer derthIen JVLIJ sIJn de fransoIsen geIaeCht.
Anno 1558 voers., va julij, heeft de C.M. volck Duijnckercken wedromme innegenomen, ende allen die Franchoijsen, die daer binnen laeghen, vermoort ende doerstecken. Anno voers., xvija novembris, es vrouw Marie, die coninginne van Engelandt, coninck Philips, onsen hertoghe van Brabants huijsvrouwe, gestorven, daer hij grooten rouwe om maeckte. Anno voers., xxix septembris, es de Keijserlijcke Majesteijt in Spaegnien gestorven. Ende in Decembri daernaer, wert, te Loven, eene vuijtvaert voer hem gedaen, met xlviij tortsen ende lij waepenen; waeraff deze rijmen den daet innehouden: In deCeMbrI Is dVIJtVaert Voer keIJser CaereL VerheVen,
te LoVen gedaen, godt brInge zIJn zIeL In deeWICh LeVen.
| |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1559.Anno 1559, 5a aprilis, wert, te Bruessel, opt hoff, den peijs gepubliceert tusschen de C.M. onse hertoghe van Brabant, ende den coninck van Vranckerijck, ende, xa maij, quamen de ambassaten vanden coninck van Vranckerijck te Bruessel in, omden voers. peijs te besweren. Ende, in junio daernaer, sant de C.M. onse hertoghe van Brabant, den hertoghe van Alven, den prince van Gaveren, den graeve van Egmont, den prince van Orangien ende vele andere heeren in Vranckerijck, om van gelijcken den voers. peijs te besweren ende confirmeeren, met commissie om aldaer, in zijnen naeme, het ondertrouw te doene tusschen den coninck Philippus, onsen heere, ende vrouwe Elisabeth de Valoijs, coninck Hendrickx van Vranckerijck outste dochtere; waerdoere groote blijschap in dlandt was. Ende int hoff | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vanden coninck van Vranckerijck wordden groote genuchten bedreven, als van steken ende anderssints, ende de coninck Hendrick van Vranckerijck wert aldaer door zijnen helm gesteken in zijn voerhoofft, van Monsieur Gommeri, van welcke quetsuere hij, den xen julij, daernaer gestorven es, out wesende xl jaeren, ende zijn sone wert coninck. Anno 1559 voers., trouwde Emanuel Philibert, hertoghe van Savoijen, vrouwe Margriete des coninck sustere van Vranckerijck. Anno voers., xxix julij, hiel men de feeste vanden Gulden Vliese, naerde oude gewoonte, in Sint Jans kercke, binnen de stadt van Ghendt, ende wordden aldaer metten Vliese begieft, den coninck van Vranckerijck, Caerel, eertshertoghe van Oostenrijck; twee spaensche heeren, den hertoghe van Mantua ende van Urbin, den prince van Salmona, den marquis de Renthij, den graeve van Lignij, Marcus Anthonius Columna, den graeve van Hoochstraeten, den hertoghe van Aerschot, den capiteijn vanden Casteele van Gendt ende den heere van Montignij. Binnen middelen tijde es vrouwe Margareta, de natuerlijcke dochtere vande Keijserlijcke Majesteijt, die getrouwt hadden den hertoghe van Parma, te Bruessel ingecomen, ende vandaer naer Ghent, bij haeren broedere Philippus, de C.M., die haer aldaer gemaeckt heeft Gouvernante van deze Nederlanden, begeerende ende bevelende alle vassalen, edelen ende staeten vanden selven lande van herwaertsovere, haer te obedieren ende onderdanich te wesen, in zijne absentie; want hij in zinne was naer Spaegnien te trecken, om zijne landen aldaer tontfangen; noch heeft hij andere Gouverneurs gemaeckt, als den prince van Gavere, graeve van Egmont, over Vlaenderen ende Arthoijs; den prince van Orangien over Hollandt, Zeelandt ende tsticht van Utricht; den graeve van Megen over Henegouwe, Camerijck ende Cambresies; den heere van Barlemont, over dlandt van Naemen; den graeve van Mansvelt over Luxenborch, den heere van Montignij over Dornicke ende Tournesis, ende voerts noch andere heeren over andere landen. Ende daernaer es de C.M. vertrocken vuijt Ghendt, om te schepe te gaen naer Spaegnien, ixa augusti 1559; ende es in Spaegnien gearriveert viija septembris daernaer; soo dat hij maer ontrent eene maent onderweghen en was. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1560.Anno 1560, 28 januarij, soo es vrouwe Elisabeth van Valoijs, de dochtere van coninck Hendrick van Vranckerijck, de bruijt van onsen genadigen heere Philippus, de C.M., in Spaegnien gearriveert te Guarda la Jura, alwaer de C.M. oock arriveerde, ende goenssdachs daernaer wert de feeste vanden houwelijcke gehouden zeer solemnelijcken. Anno voers. begonst de leeringhe van Joannes Calvinus haer eerst te spreijen in Vranckerijck. Anno 1560, 20 maij, es bijden vollen raede der stadt van Loven, ten grooten vervolge gepermitteert d'institutie vande collegie vande Societeijt Jesu, binnen Loven, int huijs van Ade, inden Backeleijne (zie mede onder tjaer 1569). Anno 1560 voers., 5a decembris, es Franchoijs, de jonge coninnck van Vranckerijck, binnen Orliens, gestorven, als hij ontrent de xvij maenden geregneert hadde; ende Carolus wert coninck van Vranckerijck. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1562.Anno 1562 wert de Universiteijt binnen de stadt van Douaij ierst innegestelt ende geordonneert. Anno voers., xxvj octobris, wert die stadt van Rouwaen, bij Franchoijs de Loreijne, hertoghe van Guise, opperveltheer van coninck Caerel van Vranckerijck, vechtender hant innegenomen, de welcke de Hugenooten daer te voeren innehadden, al waer hij vele heeren ende borgers heeft doen justiceeren, ter saecken vande nieuwe religie. Anno voers., in novembri, wert Maximiliaenus van Oostenrijck, coninck van Bohemen, de outste sone vanden keijsere don Fernando, op Sint Andries dach, rooms keijser gecosen. Op deze feeste wert eenen geheelen os gebraeden, tot Vranckfoort, gelardeert wesende met allerhande wiltbraet, ende men gaff hem den armen om Godtswille. Anno 1562 voers., xix decembris, geviel den grooten slach in Vranckerijck bij Dreulx, ontrent Orliens, tusschen den hertoghe van Guise ende den prince van Conde, daer vele schaede ende verlies van volck was, ende de prince van Conde wert gevangen, ende liet daer vele van zijne meeste edele heeren. Anno voers., begonst de beltstorminghe in Vranckerijck, ende ierst tot Parijs ende Orliens, bij de Calvinisten ende Hugenoijsen, ende verbranden ende wirpen aff alle die santen, ende dedent er justitie over, als over misdadige; ende vele religieusen ende gheestelijcke persoonen hebbenze deerlijck omden hals bracht ende ge- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||
martirizeert. Den moorden ende persecutien die zij den catholijcken aengedaen hebben en waer niet te scrijven; men heeft hier van een boecxken genoempt: Destructie der heijliger kercken, gemaeckt doer F. Claudium de Sainctes, theologijn tot Parijs, ende tot Loven geprent anno 1567. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1563.Anno 1563, 5a julij, wast sulcken grooten onweder van donder, blixem, regen ende wint, dat van gelijcken hier te voeren noijt gesien noch gehoort en was; waerdoere groote schaede gebeurde; van welcken onweder Dominus Doctor Cornelius Gemma, in zijne pronosticatie vanden selven jaere, mentie maeckt, scrijvende aldus: dat zulcken onweder zijn souden dat hemel ende aerde beven souden; gelijckt oock wel apparentelijck bleeck, want vele boomen vielen vuijte aerde, vele vensteren waijdden ontwee in diveersche kercken ende cloosters. Anno 1563 voers., in octobri, quam hier te Loven binnen eenen oliphantGa naar voetnoot1, ende wert naerden Keijsere gesonden; waeraff deze iij woorden den daet innehouden: brabantInI VIDerVnt eLephantheM. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1564.Anno 1564, est den alder coutsten winter geweest diemen oijt gesien hadde over de liij jaeren, soo datter vele menschen van coude storven, in deze Nederlanden ende meest in Artoijs; vele boomen vervrosen, ende meest al die notelaers; ende vroos soo sterck, xiiij weken lanck, datmen over de Schelde, tAntwerpen, reet met waegens ende peerden, ende soo totter Goes toe, ende elders in Zeelandt, vanden xiiij novembris totten xviij februarij. Sommighe grachten van x voeten diep waeren ten gronden vuijtgevrosen. Anno voers., in septembri, es don Fernando de xljen, rooms keijsere gestorven, oudt wesende ontrent de lxj jaeren, waervoere, vj octobri 1564 daernaer, te Loven, binnen de kercken van Sinte Peeter, eene schoone vuijtvaert gedaen wert. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1565.Anno 1565 wast wedromme eenen dieren tijt vanden graene, ende te Loven wert gepublieert soo wie hondert mudden rocx innebracht, dat hij hebben soude vande stadt iij ½ rhinsgulden. Octobris xxja, ginck men, te Loven, processie generael voerde groote victorie die de christenen gehadt hadden tegens den grooten Turck, hem verjaegende vuijt het eijlandt van Maltha. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1566.Anno 1566, va aprilis, hebben de meestendeel vande edelen vanden lande gepresenteert eene requeste aen Madame van Parma, Gouvernante van deze Nederlanden, waer bij versocht wert moderatie van alle rigoureuse placcaeten gepublieert wesende tegens de nieuwe religie der ketterijenGa naar voetnoot2. De Calvinisten hebben aldereest begonst te preken in West-Vlaenderen; daernaer binnen Antwerpen, xxiiij junij 1566, ende daernaer bijnaer in alle plaetsen binnen deze Nederlanden, behalven inde stadt van Loven, die hen stantafftich gehouden hebben aende oude catholijcke religieGa naar voetnoot3, doende groote diligentie in waecken ende anderssints; die Gulden waeckten dach ende nacht opt | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||
stadthuijs ende in de kercken. Ende, in augusto, begonst men binnen Antwerpen de kercken te breken, ende de beelden ende santen af te werpen, ende te verbranden; ende daernaer in andere plaetsen, behalven te Loven, als voere, die hunne kercken, met groote viericheijt, geheel ende ongeschont gehouden hebben. Van deze kerckbreckinge houden de naevolgende rijmen den daet in:
aLsMen rIep VIVe Le geVX deVr aLLe Landen
doen Wast dat WIJ saeghen kerCken en CLVIJsen Verbranden.
Aprilis xxa, naer Paesschen, es te Loven gepublieert processie generael te gaen, ter saecken vander turbaetien vande inquisitien binnen den lande van Brabant opgestaen, om Godt almachtich te bidden voer behoedenisse van alle inconvenienten, volgende brieven bijde hertoginne van Parma alhier gesonden. Maij xa es des hertoghen van Parmas sone, de prince van Parma, met zijne huijsvrouwe de princesse, te Loven innegecomen, van Bruessel, om voerts te trecken naer Italien. Ende vertrackGa naar voetnoot1 van hier des anderen dachs ende de prince keerde wedromme naer Bruessel; ende de stadt Loven beschanck hen met ij aemen ende ij steecken rhinswijns. Ende den prince van Orangien ende den graeve van Horne, hen geconvoijeert hebbende, werdden beschoncken met xx stadtstoopen rhinswijns. Augusti xxiija, des vrijdachs smorgens, quam alhier de tijdinghe binnen Loven dat allen de kercken binnen de stadt van Ghendt waeren gespolieert ende berooft, ende dat met groote vreetheijt bij volck in cleijnen getaele; ende dat binnen Bruessel iij oft iiij predicanten vande nieuwe religie waeren ghecomenGa naar voetnoot2, waeromme die van Loven hunne commissarissen aende hertoginne van Parma hebben gesonden, versueckende van haer advies, hoe de stadt van Loven haer soude hebben te draegen, nopende de zaeke vande conservatie vanden heijliegen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||
kersten geloove, ende brekinge vande kercken ende cloosteren, overmits de stadt Loven zeer groot, wijt ende breet was, ende versien met luttel volcx, versueckende vande selve (in dijen des noots waere) assistentie van haere hoocheijt. Daerop zij dijen van Loven antwoorde, dat zij de poorten vande stadt wel toe houden ende gaede slaen souden, ende geene vremdelinghen inne laeten; ende datze degene daerop eenige suspitie soude mogen wesen, souden apprehenderen ende wel ondersoecken. Ende in gevalle van eeniege oproeringe oft gewelt aende poorten te geschiedene, datse die vrijelijck om den hals brengen ende doot schieten oft slaen souden, sonder daeraene te misdoene. Augusti xxva, quam de tijdinghe, te Loven, dat de kercken van Dornicke, des dachs te voeren, oock al gedestrueert ende berooft waeren; mits welcke tijdinghen die van Loven hunne poorten ende kercken wel hebben doen bewaeren, metten schutteren ende andere innegesetenen der selve stadt. Augusti xxvja, des maendachs, wordden die quaetwillige ende gealtereerde inde religie van Bruessel, doer hen instantelijck versueck, geaccordeert, om meerdere inconvenienten te verhueden, op onderhalve mijle van Bruessel, te moogen gaen hooren prediken zulcken predicanten als hen aenstonden, dwelck hoorende die van Loven, om hen tegens die nieuwe religie der ketteren te voersien, ende hunne stadt, kercken ende cloosteren van brekinghe te defenderen, hebben, opden iersten septembris, overgedraegen ende geordonneert aen te nemen twee hondert soldaeten, ende daer van als capiteijn gedestineert jonkr Jooris van Schoonhoven, opde gaigien oft soult van xxij ½ rhinsgulden, ter maent, ende tot dijen noch, tot zijnder garden ende defense, iiij hellebardiers, tzijnen gebode; dwelck de stadt ende Universiteijt Loven coste, vanden xija octobris 1566 totten xja meij anni 1567, de somme van vijm vijc xx liv. v stuijvers artoijs; boven als noch diveersche andere grooten costen ende lasten, soo van hellebardiers, fortificatien van der stadt als andere nootzaeckelijckheden, dienende tot defensie vande selve stadt, hunne kercken ende cloosters, ende de catholijcke religie, die zij met lijff ende goet oprechtelijck ende met vrijmoedicheijt hebben voergestaen; hebbende oock te dijen eijnde diveersche processien generael van devotien gehouden. De brieven vande C.M., in date iija octobris, zijn te Loven gelesen, innehoudende hoe dat de selve C.M. dijen van Loven grootelijck es bedanckende, van hen goet devoir bij hen gedaen int bewaeren vande stadt tegens alle invasie der gealtereerde oft nieuwe religie, ende oock vander neersticheijt bij hen gethoont int bewaeren ende onderhouden vande kercken, cloosters ende godtshuijsen van alle beeltbreckinghe, hen biddende tzelve te continuweren, ende hen houden aende oude catholijcke romeijnsche religie, gelijck zij altijt, met groote viericheijt, tot noch toe, gedaen hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1567 stilo novoGa naar voetnoot1.Martij xiija, hebben die van Hasselt hen opgegeven aenden bisschop van Luijck. Martij xxiiija, hebben die van Valencheen hen overgegeven in handen vanden heere van Noircarmes, onder de misericordie vande C.M. van Spaegnien. De prince van Orangien, verstaen hebbende tgene datter gesloten was in Spaegnien, ende tselve den graeve van Egmont geadverteert hebbende, vreesende de doot, die hij wel verdient hadde, als een vanden consistorianten der nieuwer religien tegens Godt ende de C.M., es, xxa aprilis, van Antwerpen, naer Duijtslandt vertrocken. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Augusti xa, es tregement cnechten des graeven Alberts de Lodron voerbij Loven gepasseert. Augusti xij ende xiiija, wordden te Loven ter puijen aff gepubliceert dat een iegelijck hem gereet maken soude om victaillie te beschicken van allerhande eetwaere tot behoeff vanden legele van Don Fernando d'Alvarez van Toledo, hertoghe van Alva, stadthoudere gouverneur ende capiteijn generael van zijne C.M. Nederlanden. Augusti xxa, es de voers. Don Fernando d'Alvarez als stadthoudere gouverneur ende capiteijn generael van zijne C.M. Nederlanden, te Loven innegecomen, tusschen xj ende xij ueren voerden noene, ende logeerden inden Collegie van Savoijen, liggende zijnen geheelen legele ontrent Loven; ende de stadt beschanck hem met iiij aemen ende ij steecken rhinswijns. Den heere van Arenberge, als grand marechal du champ, met eene aeme rhinswijns; den heere van Berlaijmont met viij stadtstoopen rhinswijns; doctor Ludovico del Rijo met iij stadtstoopen rhinswijns; den secretaris Courtewille met vj stadtstoopen rhinswijns. Augusti xxija, es de voers. hertoghe van Alve van Loven naer Bruessel getrocken. Septembris ixa, des dijssendachs, wordden den graeve van Egmont ende den graeve van Horne te Bruessel, van wegen des voers. hertoghen van Alve, gevangen genomen, ten huijse vande vrouwen Vander Gheeten, alwaer de hertoghe van Alve gelogeert was, ende aldaer vergaerdert waeren, om vande fortificatie van Theonville te spreken; ende wordden de voers. graeven dach ende nacht bewaert met ijc l soldaeten Spaegnaerts. Septembris xxij, zijn de voers. graeven van Egmont ende Horne, van Bruessel, naer Ghendt gevuert; ende de graeve van Horne wert onderwegen, tot Aelst, sieck. Septembris ultima, es de marquis van Havrez (comende vuijt Italien) te Loven binnen gecomen, ende de stadt beschanck hem met viij stadtstoopen rhinswijns. Octobris xvij, de hertoghe van Alve, wesende tAntwerpen, heeft het casteel aldaer doen beginnen te maecken. Den lesten decembris es madame de hertoginne van Parma vuijt deze Nederlanden vertrocken; ende corts daernaer dede duc d'Alve vele volcx vangen die de waepenen aengenomen ende ter predicatien geweest hadden vande nieuwe religie. Int voers. jaer es geweest eene groote beruerte in Vranckerijck, ende de coninckstabel wordt gedoot. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1568, stilo novo.Januarij xxvja, wordden de brieven aende stadt Loven gesonden van Don Fernando d'Alvarez de Toledo, hertoghe van Alve, stadthoudere, gouverneur ende capiteijn generael van zijne C.M. Nederlanden, daermede degene wesende vanden verbonde ende confederatie, bij hen genoempt le Compromis, bij hen onderteekent, nopende de nieuwe religie, gedaeght wordden binnen xxx daeghen, naerde publicatie van dezen, te comen te kennen geven tgene des dezen aengaende gebeurt soude moeghen wesen; ende naementlijck den prince van Orangien, graeff Lodewijck, den graeff vanden Berch, den graeve van Hoochstraeten, Cuelenborch ende meer andere hooffden ende edelen der consistorianten, doende oock blijcken gereconsilieert te wesene met onse moedere die heijlieghe kercke. Om die gesien ende gehoort, gratie ende perdoen te moeghen gecrijgen vande C.M., op pene, soo verre zij binnen den voers. tijt niet en compareerden, datse nemmermeer in gratie en souden ontfanghen wordden; maer souden tegens hen geprocedeert wordden in alle rigeur, als verclaert rebellen ende vijanden van zijne C.M. ende vanden lande; ende werdden, te Loven, gepubliceert, vija februarij. Februarij xva, es Philips van Orangien, graeve van Bueren, sone des princen van Orangien, vande C.M., in Spaegnien ontboden, ende wordden, xviij februarij, met zijnen hooffmeester oft gouverneur Wilbourg, vuijt Loven gevuert naer Antwerpen, om soo voerts te schepe naer Spaegnien gevuert te wordden; versueckende vander stadt brieven van certificatie van zijnen deuchdelijcken leven ende eerlijcke conversatie, die hem de stadt gegeven heeft; ende de stadt ende Universiteijt Loven versochten aenden hertoghe van Alve brieven van non prejudijs van hunne privilegien, vant voers. vuijter stadt haelen vanden voers. graeve van Bueren, wesende directelijck tegens die privilegien der voers. stadt ende Universiteijt Loven; welcke brieven de voers. hertoghe van Alve de stadt verleent heeftGa naar voetnoot1. Aprilis xxja, passeerden alhier, te Loven, een vendel Spaegnaerts, treckende naer Maestricht. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Inden meije wert het chrijsvolck des heeren van Vileers, ontrent Daelem, verslaegen vanden volcke der C.M. ende de voers. heere van Villers gevangen genomen zijnde, wert alhier doer Loven, iija maij, naer Bruessel gevuert, ende aldaer onthooft. Maij xxiiija, wert in Vrieslandt verslaegen de graeve van Arenberch niet willende met weijnich Spaegnaerden ende Duijtschen ontwijcken de groote macht van graeff Lodewijck; alwaer oock verslaegen wert graeff Adolph des princen van Orangien broedere; ende graeff Lodewijck heeft Wedde ende den Dam aldaer innegenomen. Junij prima, zijn te Bruessel onthalst de barons van Baetenborch ende d'Andelot, met meer andere edelen, tot viijen toe; sommighe seggen tot xvjen toe. Junij va, opden Sincxen avent, zijn de heeren de graeven van Egmont ende van Horne, te Bruessel, opde marckt, voert Broothuijs, tegens over den stadthuijse, openbaerlijck, op eene stellaigie, onthooft, ter saecken vande vervloeckte conjuratie ende onderteekeninghe tegens de catholijcke religie ende de Coninklijke Majesteijt. Ten selven tijde es te Bruessel geraseert het huijs des graeven van Cuelenborch, ter oorsaecken vande vervloeckte conjuratie die daer gehouden ende onderteekent es geweest tegens de catholijcke religie ende tegens zijne C.M. Junij xviija zijn, te Loven binnen gecomen iij vendelen Duijtsche cnechten, onder den graeve van Eversteijn, gelegen hebbende te Valencheen. Junij xxvja, des saeterdachs es de hertoghe van Alve, van Bruessel, naer Mechelen vertrocken, ende soo voerts naer Antwerpen ende tsHertogenbossche, ende van daer naer Utricht, ende soo voerts naer Vrieslandt, met zijn chrijsvolck tegens graeve Lodewijck; ende heeft aldaer van des graeven Lodewijcx volck verslaegen wel ontrent vijm soldaeten, ende zijnen heelen legele verstroijt, alsoo dat hem graeve Lodewijck moesten salveren swemmende doer eene reviere genoempt de Ems. In julio zijn de benden ruijteren, eertijts geweest zijnde onder den prince van Orangien ende Hoochstraeten, te Loven binnen gecomen, nu onder den heere van Alve; ende hunnen capiteijn was de heere van Moerbeke, ende hunnen guidon de heere van Rossignol. Julij xxiiija, es de sone vande C.M. gestorven, in Spaegnien, waervoere duijtvaert, te Loven, gedaen wert xxj septembris daernaer. Augusti xxj quam hier, te Loven, binnen een vendel voetcnechten, onder den heere van Beauvoir, te Vlissingen gelegen hebbende; ende vertrack wedromme, xxij augusti. Augusti xxxa, passeerden de prince de lEspinoij hier doer Loven naer Maestricht. Septembris ija, vertrock de heere van Lalaing, met schoonen staete, van tslot van Heverle, naerden legele ende naer Maestricht. Septembris xija, wordden de heere van Swartsenborch, te Loven, als gevangene, doergevoert naer Vilvoorden. Septembris vja, wordden dijen van Loven, bij expresse brieven van Don Fernando d'Alvarez de Toledo, ducque d'Alve, lieutenant, gouverneur ende capiteijn generael van zijne C.M. Nederlanden, bevolen van van nu voertaene den eertsbisschop van Mechelen te bekinnen voer hunnen geestelijcken oversten, hem bewijsende alle respect ende onderdaenicheijt soot behoort. Ende heer Maximiliaen MorillonGa naar voetnoot1 wert gestelt als vicaris des | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||
heeren cardinaels Granvelle, eertsbisschop van Mechelen. Octobris viija, wordt de stadt van Loven, bij brieven onderteekent bijden voers. hertoghe van Alve, geadverteert hoe de rebellen ende den legele des princen van Orangien gepasseert waeren de reviere vander Maesen, ende voerts getrocken tot Stockem, over de Maese; maer om dat de hertoghe van Alva, met zijnen legel hem van achter volchde, ende hem de victaillie benam, moest de voers. prince van Orangien, met schand, doer Henegouwen, in Vranckerijck trecken, bijde Hugenooten. Octobris xija, des avents naerden vij ueren, es de heere van Capres te Loven innegecomen met brieven vander excelentie des hertoghen van Alven aende selve stadt, om alhier te wesen gouverneur vande stadt. Octobris xiija, es Christoffel de Mondragon te Loven innegecomen, met drije compaegnien harquebousiers, daervan de voers. Mondragon, Christoffel Haro ende Philips de Lalaing, van Bingecourt, de capiteijnen waeren; waeraff de stadt den hertoghe van Alve zeer bedanckten vande zorgen die hij voerde stadt was dragende. Ende Monsr de Hierge, colonel van x vendelen voetcnechten, was liggende te Thienen. Octobris xixa, wert te Loven, van weghen de stadt ende Universiteijt gepubliceert (doer dijen de vijanden van daege tot daege naerder de stadt Loven quamen) dat niemant van nu voertaene, geestelijck noch weerlijck, edel noch onedel, hem en soude moegen vuijter stadt absenteren, ende degeene vuijter stadt gevlucht zijnde, datse binnen xxiiij ueren moesten innecomen op lijff ende goet. Octobris xxj quam de tijdinghe alhier te Loven dat de hertoghe van Alve, met zijnen volcke, hadde geweest aenden legele vanden prince van Orangien, ende hadden den prince affgeslaegen ontrent ijm cnechten, vande arriergarde; ende dat hij den heere van Lovervaul, met zijnder benden, gevangen hadde, ende van gelijcken noch iij oft iiij grooten stucken artillerije vanden prince genomen. Octobris xxija, lach den legele des hertoghen van Alve op deze zijde van Thienen, ter sijde vande gerichteGa naar voetnoot1 aldaer, te Diest weerts, ende den legel vanden prince van Orangien lach daer tegens over, naer Geldenaeken weerts, ende de Hugenooten, vuijt Vranckerijck gecomen zijnde, laegen te Wavere ende daerontrent. Ende te Loven wert gepubliceert dat een iegelijck, mannen ende vrouwen, souden comen aenden vesten wercken, omde stadt te fortificerene, ende dat een iegelijck provisie naerden legele vanden hertoghe van Alve souden vueren. Ende allen de bruggen, tusschen Loven ende Sinte Aechten-Roode, wordden affgeworpen. Octobris xxiiija, es de hertoghe van Alve, met zijnen ganschen legele, ontrent het clooster van Perck, bij Loven, gecomen, zijnde de voers. hertoghe gelogeert int cloostere van Perck. Ende de gedeputeerde vande stadt ende Universiteijt, te wetene: Roeloffs, Kelffs, borgenmeesteren, vander Lijnden, Liedekercke ende Schore van stadts weghen; doctor Joannes WamesiusGa naar voetnoot2, doctor Petrus PeckiusGa naar voetnoot3 ende Mr Gregorius WietflietGa naar voetnoot4, vander Universiteijt weghen, zijn aldaer den selven hertoghe gaen saluweren ende willecomme heeten, den selven hertoghe beschinckende met ontrent iij aemen rhinswijns. De voers. hertoghe van Alve te Perck zijnde, heeft aldaer ontboden zekere commissarissen vande stadt Leeuwe, bij oorzaecke (soo men zeijde) van dat die van Leeuwe, eenige daegen hier te voeren, den legele des princen van Orangien, met zijnen broedere, gespijst hadden, ende andere faveur gedraegen, doer vreese van vanden selven overvallen te wordden; welcken volgende soo zijn bijden voers. hertoghe tot Perck, gecompareert: Dierick van Zal, Jan van Eertrijck, borgemeesteren, ende Hendrick Staes, secretaris der voers. stadt Leeuw, tot Loven, ten Predicaeren eerst ende voeral misse gehoort hebbende. Ende bijden hertoghe comende, vraechde hen of zij de vijanden gespijst hadden; daerop de voers. gecommitteerde antwoordde tselve gedaen te hebbene doer vreese van vanden voers. prince van Orangien overvallen te wordden. Waerop de hertoghe van Alve hen zeijde dat zij hen vonnisse mede brachten, ende gaff de sententie dat men ze soude hanghen. Dit hoorende de voers. gecommitteerde hebben vuijtermate verslaegen ende verbaest geweest. Ende hen eenen bichtvadere gesonden zijnde, hebben hen ter dood bereijt, dwelcke bichtvadere hunne bichte gehoort hebbende, es terstont aenden hertoghe van Alve gegaen, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||
hem verclaerende dat het waeren lieden van goede geloove ende van goeden leve, hem biddende de sententie te willen veranderen ende herroepen. Daerop de hertoghe antwoordde dat men dies niettegenstaende moeste justitie doen, zeggende laeter emmers eenen hangen. Alsoo zijn alle iij de voers. gecommitteerde der stadt Leeuwe tzaemen onder eenen boom, ontrent VinckenboschGa naar voetnoot1, geleijt, ende heeft een Spaegnaert aldaer voerde voers. gevangene, mette teerlingen geworpen, wie van henlieden soude moeten gehangen wordden. Ende es het ongeluckich ende onrechtveerdelijck lot gevallen opden voers. Jan van Eertrijck, borgemeester, die dijen volgende aenden selven boom aldaer, met leersen ende sporen, onrechtveerdelijck gehangen wert, de doot onschuldich wesende, xxixa octobris 1568. Ende naer dijen de voers. hertoghe van Alve, ten selven daege, met zijnen legele vertrocken was, hebben die van Loven den voers. dooden affgedaen, ende tot Loven bracht, ende aldaer, int clooster vanden Predicaeren, eerlijcken doen begraeven. Ende de abt van Perck, doort groot ongelijck aenden voers. boom, inden persoon vanden voers. Jan van Eertrijck geschiet, heeft den selven boom, mette omstaende boomen, doen ten gronde vuijtwerpen, omde memorie van dijen geheel te niete te brengeneGa naar voetnoot2, mits het ongoddelijck feijt, meer doer vreetheijt dan gerechticheijt des voers. hertoghen van Alven daeraene gebeurtGa naar voetnoot3. Novembris ja, es alhier binnen Loven, van Antwerpen, comen de heere graeve van Reulx met vj vendelen cnechten, ende hij was gelogeert bijden Gouverneur dezer stadt, ten huijse van Schoonhoven, ende wert bijde stadt beschoncken met eene halve aeme rhinswijns. Novembris ija, wordden xij hellebaerdiers geordonneert tot behulp vanden heere Gouverneur dezer stadt Loven. Eodem wert het halster rogge gestelt op xiiij st.; ende thalster tarwen op xviij st. Ten voers. ija novembris, werdt eenen ondervondt te Loven gemaeckt vanden rogge ende terwe, ende dijen volgende bevonden:
Novembris viija, es bijden heere van Capres, gouverneur dezer stadt Loven, geordonneert, mits de quade tijdinghen der vijanden, in elcke poorte te waeken ij thiende mans met v schutters vander Gulden. Novembris xxiiija, wert, bijden raede der stadt Loven, geordonneert te doene eene solemneele vuijtvaert voer vrouwe Elisabeth de Valoijs, coninck Hendrick van Vranckerijcx dochtere, ende huijsvrouwe geweest zijnde van onse C.M. van Spaegnien, cortsleden van kinde (eene jonge dochtere wesende) gestorven, die zeer triumphantelijck, met groote solemniteijt, ixa decembris daernaer, binnen de kercken van Sinte Peeters, gedaen wert. Van wijens doot deze veersen den daet des jaers innehouden: VroUWe eLIJsabeth ConIngInne Is Van hIer gesCheIJden sneL;
Van kInde gestorVen, godt WILse Inden heMeL geLeIJden WeL.
Novembris xxixa, heeft de heere van Capres, gouverneur dezer stadt Loven, aende heeren vander stadt ende Universiteijt oorloff ghenomen, mits de brieven die hij vanden hertoghe van Alve ontfangen hadde, daermede hij hem vanden voers. gouvernemente dezer stadt Loven es ontslaende, presenteerende in alles zijnen dienste aende voers. heeren vande stadt ende Universiteijt; ende es van Loven vertrocken ja decembris. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1569, stilo novo.Februarij xvja es, bijden raede der stadt Loven den heeren vande Societeijt Jesu oft Jesuiten geaccordeert een Godtshuijs, opden selven naem, alhier binnen Loven, te moeghen erigerenGa naar voetnoot4. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||
In martio, heeft de hertoghe van Alve vanden lande versocht den c penningh van alle beruerlijcke ende onberuerlijcke goeden, met oock den xen ende xxn penninghe vande daegelijxsche verthieringhe ende comenschappen, waerdoere grooten oproer int landt opstont. Augusti xxiiija, es het regiment Spaegnaerden van Tercio de Naples binnen Loven gecomen in garnisoene, ende hadden dijen avent vande borgers den cost; ende waeren wel sterck ijm soldaeten. Ende alderhande eetwaere wert op eenen prijs gestelt te wetene: een pont botere op ij stuijvers; een witbroot van eenen ponde op eenen halven stuijvere, ende soo voerts, naeradvenant. Ende zijn wedromme vuijter stadt vertrocken xxij septembris daernaer volgende. Septembris vja, wordden het vonnisse gegeven over Augustijn Nerincx, valsche muntere, in deze manieren, te wetene: dat de gevangene, mits den feijten ende delicten bij hem geperpetreert ende bekint, heeft verbeurt lijff ende goet, ende zal daeromme wordden geexecuteert metten ketele ende ziedende waetere, zulcx datter de doot naer volghe, den selven mits dezen daerinne condempnerende. Ende wordden dijen volgende geexecuteert ende gesoden, xij septembris; ende voerts opde Loo, voerde raeven, gevuertGa naar voetnoot1. Septembris xiiija, was de heere Marquis de Havrez binnen Loven, ende de stadt beschanck hem met xij stadtstoopen rhinswijns. Martij xvja, doer bevel vanden hertoghe van Alve zijn te Loven gevisiteert allen de boecken van allen de boeckvercoopers binnen LovenGa naar voetnoot2, ende daernaer allen de heretijcke boecken, binnen Loven bevonden, openbaerlijck opde merckt, bijden scherprichtere, vj julij 1568, verbrant. Septembris xxiija, wert de publicatie te Loven gedaen vanden c penninck vande beruerlijcke ende onberuerlijcke goeden te moeten geven, omde welcken te colligeren ende inne te haelen, in alle prochien vander stadt, commissarissen geordonneert wordden, xxij octobris daernaer volgende, gelijck hier volght, te wetene:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ende, van thooffs wegenGa naar voetnoot1, wordden totter voers. commissarissen gestelt: Meester Jeroen van WingeGa naar voetnoot2 ende Meester Peeter van DievenGa naar voetnoot3; ende vande magistraet wegen van Loven: Meester Thomas du Mont ende Adriaen vander Heijden. Octobris xxvj wordden, te Loven, processie generael gehouden, in danckbaerheijt vande victorie die de C.M. gehadt hadde in Vranckerijck tegens de ketters aldaer. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1570, stilo novo.Maij prima, dede zijn entree binnen Antwerpen heer Franciscus Sonnius als bisschop van Antwerpen. Maij viija, dede zijn entree binnen tsHertogenbossche heer Laurentius Metsius als bisschop vanden Bossche. Junij xxiija, zijn te Loven binnen comen de drije vendelen duijtsche cnechten, onder den graeve Lodron, te Valencheen gelegen hebbende, om voerts te trecken naer Groeningen. Ende vertrocken van hier, xxiiij junij, naer Liere, ende de stadt Loven beschanck den capiteijnen met xxiiij potten rhinswijns. Ende comende tusschen Antwerpen ende Liere, zijn aldaer van zekere benden Spaensche ruijteren omringelt, doer dijen zij (noch binnen Valencheen wesende) den voers. graeff Lodron gevangen genomen hadden, om hun betaelinghe wil; ende wordden daer meestendeel verslaegen, ende de principaelste gevangen ende gejusticieert. Julij vja, heeft de hertoghe van Alve een generael pardoen doen publiceren. In augusto zijn de commissarissen geordonneert om te salueren ende willecomme te heetene die doerluchtige princesse vrouwe Anna van Oostenrijck, de dochtere vanden keijser Maximiliaen, toecomende huijsvrouwe van onse C.M. van Spaegnien, ende de commissarissen waeren dezen, te wetene: heer ende Mr Laurentius Metsius, bisschop vanden Bossche, heer Jan vander Lijnden, prelaet van Sinte GeertruijdenGa naar voetnoot4, te Loven; den heere van Overijssche, Jr Jan van Liedekercke, borgemeester, ende meester Jan Lievens, pensionaris van Loven; heer Charles vanden Tijmple, riddere, borgemeester, Anthonis vander Hart, rentmeester, ende meester Jan van Malcote, pensionaris van Bruessel; heer Hendrick van Berchem, borgemeester, ende meester Jan Gielis, pensionaris van Antwerpen; Jr Willem de Borchgraeve, borgemeester ende meester Roeloff Loeckman, pensionaris vanden Bossche, ende meester Cornelis Wellemans, greffier vande staeten | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||
van Brabant. Ende zijn alsoo tzaemen getrocken naer Nijmmeghem omde voers. princesse, onse toecomende coninginne ende hertoginne van Brabant, te verwachtene; alwaer oock de selve waeren verwachtende de hertoghe van Alve, de graeve van Meghem, Berlaymont, Noircarmes ende andere diveersche edelen. Ende es zeer triumphantelijck binnen Nijmmeghem gecomen, xiiija augusti, in een costelijck schip, haer bijden bisschop van Colen geschoncken, alwaer men doentertijt groote triumphe was bedrijvende, met gehoor van groote menichte van groot geschut ende trompetten. Ende de heeren vande hoochkercke, in haere rockelingen, met cruijcen ende vaenen, gingen haer te gemoete, singende Te Deum laudamus. Ende hen volghden diveersche heeren vanden ordre, als de hertoghe van Alve, graeve van Meghem, Berlaymont, Noircarmes ende vele andere edelen. Ende de coninginnelijcke Majesteijt quam inde stadt van Nijmmeghen, sittende op eene hacqueneije. Opt hooft had zij eenen zijden graeuwen hoet, met zilver geborduert; hadde oock aen een graeuw zijden mantelken, geborduert met silvere onder met ij boorden ontrent iij vingeren breet; onder hadde zij aen een graeuw zijden cleet, nederwaerts gestreept, met silver gewracht ende geborduert als dmantelken. De houssche vanden peerde was zwert fluweel, geborduert met gout, wel eenen voet breet. Ende zij volghde den hertoghe van Alve, rijdende opde slincken zijde vande oude madame, haere staetvrouwe, dijer noch volghden seven schoone jonghe dochters, op hacquenijen, met silvere saedelboomen, daeraff, opden ien, stont onse L. Vrouwe, opden ijn Sint Anna, ende voerts opde andere diveersche andere figueren. Ende int palleijs gecomen zijnde, worddense, bijden hertoghe van Alve, vanden peerde genomen, ende haer quam te gemoete salueren de hertoginne van Aerschot, met madame de Hierges, doende iij reverentien, haer saluwerende ende willecomme heetende, den mont vande coninginne cussende; ende zijn alsoo tzaemen int palleijs gegaen, waer groote triumphe ende genuchte bedreven wert. Ende de stadt van Nijmmeghen beschonck de coninginnelijcke Majesteijt met iij vergulde coppen, iij voederen wijns, iij ossen ende iijc malderen havere, met noch andere juweelen. Ende, augusti xvja, zijn de voers. gecommitteerden, inden naem vande staeten vanden lande van Brabant, gegaen naert hoff, omde voers. coninginne te saluweren, willecomme te heetene ende te beschincken. Ende zijn gecomen, ontrent den xj ueren, opde tweede saele vanden voers. palleijse, alwaer de voers. coninginnelijcke Majesteijt gecomen es, costelijck geaccoutreert, aen hebbende eenen zilveren geborduerden tabbaert, toegesloten vanden halse totte voeten, lanck slijpende, welcken sleijp gedraegen wert bij eene oude madame. Opt hooft hadde zij eene gouden huijve, met vele costelijcke gesteenten, hebbende inden hals hangende eene schoone vuijtnemende costelijcke bagge, met ij groote robijnen ende diamanten, hangende aen een kercant, insgelijcx vol gesteente. Haere mouwen waeren zeer wijt, voer, aende handen, eijnge toegesloten, ende opden arm opgesneden. Van haers persoons weghen was zij soo vuijtnemende schoon, weselijck ende behaechlijck dat dat niet en es om scrijven, zeer vuijtnemde claer en wit als albastere, weijnich van couleure, die lippekens root als corael, thaer wittekens ende claer, die oogen zeer claer ende sachtmoedich, d'aensicht niet vernepen, maer volcomen, den neuse oock zeer bequaem ende wel staende, van stature oock redelijck lanck ende smal, ende finaelijck soo fraije ende schoone princesse alsmen soude mogen bedincken, ende voer zijne Conincklijcke Majesteijt in kerstenrijck soude mogen vinden. Ende int innecomen dede zij den voers. gecommitteerde vanden lande van Brabant reverentie, ende van gelijcken oock de gecommitteerden te haerweerts, haer vuijtermaeten congratulerende ende willecomme heetende; ende beschoncken haer, inden naem vanden selven lande van Brabant, met hondert duijsent croonen, soo in gelde, tapecerije als andere juweelen. Daernaer es de voers. coninginne, xix augusti, binnen de stadt vanden Bossche getrocken, ende van daer, xxvj augusti, binnen Antwerpen, ende voerts, xxxjen, vertrocken naer Bergen opden Zoom; van Bergen opden Zoom es zij getrocken naer Zeelandt ende aldaer, xxv septembris, te schepe gegaen om naer Spaegnien te vaeren. Decembris iija, des sondachs tsavens, corts naerden x ueren, es het horologie, met een groot schavack, van sinte Peeters torren, te Loven, gevallenGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1571, stilo novo.In februario wast groot waeter, binnen Loven, ende was gecomen vanden gesmolten sneeuwGa naar voetnoot2. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Anno voers. heeft Herman Ruijter, van tsHertogenbossche, het slot te Loevesteijn verradelijck innegenomen, het welck de Spaegnaerden, corts daernaer, wedrom in naemen, met gewelt, ende brochten mede binnen den voers. Bossche het hooft vanden voers. Herman Ruijter. Decembris xxj, quam de tijdinge alhier dat de coninginne van Spaegnien gelegen was van eenen jongen sone, geboren iiija decembris, ontrent ij ueren, naerden noene, waeromme groote blijschap hier te lande was. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1572, stilo novo.In februario wert vanden hertoghe van Alve vanden landen versocht den xen penninghe, waerdoere vele rumoers int lant opstont. Meert xxja, wert te Loven gepubliceert het placcaet vanden xxen penninck. Aprilis ja, es de graeve van Lumeij, met weijnich soldaeten, in Hollandt gecomen, ende nam den Briel in; daernaer hebben hen die van Vlissinghen ende Enchuijsen begeven onder den prince van Orangien, tegens de C.M. Aprilis xa, es de graeve van Bossut, met vele Spaegnaerden, getrocken voer Rotterdam, alwaer hij veel volcx gelaeten heeft, ende daernaer heeft hij Delffshaven innegenomen. Maij xxiiij, graeve Lodewijck, comende met luttel volcx vuijt Vranckerijck, heeft, met practijcken Berghen, in Henegouwe, innegenomen, waeromme de hertoghe van Alve, met zijnen legele derwaerts getrocken es. Ten selven tijde wert Valencheen oock vande vijanden innegenomen; maer terstont wedromme verlaeten. Junij xixa, es de hertoghe van Medina Celi te Bruessel innegecomen, totten Gouvernemente vanden lande vande C.M. van herwaertsovere; ende wordden innegehaelt, bijden hertoghe van Alve, Berlaymont ende vele andere edelen. Ende, junij xxa, trocken Jr Jan van Schore, borgemeester, Jr Jan van Liedekercke ende meester Jan Lievens, pensionaris, vander stadt wegen van Loven, met Doctor GaudanusGa naar voetnoot1, Elbertus LeoninusGa naar voetnoot2 ende Peckius vander Universiteijt wegen, derwaerts, den voers. hertoghe de Medina Celi saluweren ende willecomme heeten. Julij ixa, quam de tijdinge te Loven dat de graeve van Bossut, met fortse, binnen Amsterdamme was gecomen, van wegen de C.M., ende vanden innegesetenen iij oft iiijc verslaeghen. Julij xa, quam de tijdinge te Loven dat Bueren, metten huijseGa naar voetnoot3, vanden Geusen was innegenomen, ende alle de artillerije genomen. Julij xiija wert, bijden hertoghe van Alve geaccordeert, dat die van Loven zullen moegen op nemen van hunne borgers ontrent de clx weerbaere mannen, tot bewaeringe vander stadtpoorten, daertoe als overste oft capiteijn genomineert wert Jr Jan van Pulle; ende dat ten gemeijnen coste vander stadt ende Universiteijt Loven. Ende mits de voers. van Pulle den last niet en begeerden te aenveerden, soo wert totten selven capiteijnschap genomineert Jr Jooris van Schoonhoven. Augusti xija, es Don Frederico, de sone vanden hertoghe van Alve, Noircarmes, Bracquemont, Don Johan de Gonzaga, met meer andere, vuijt Bruessel getrocken naerden legele vanden hertoghe van Alve, liggende voer Bergen, in Henegouwe. Ende tgeschut wert oock derwaerts gevuert, met groote menichte van waeghen met ammonitie, xviija augusti daernaer. Eodem quam de tijdinghe dat Zirickzee bijde Geusen was innegenomen. In augusto voers., wordden Jr Lodewijck vander Lijnden ende Jr Eraert van Schore vande C.M., tot Madrid, ridders geslaeghen. Augusti xvija, es de heere van Dijon binnen Loven gecomen totten Gouvernemente der selver stadt, ende wordden bijden raetsheer Boxhoren, augusti xxxa, in possessie gestelt, inden naem ende van wegen de C.M. Augusti xxiiija, was de groote moort binnen Parijs, alwaer de admirael, met zijnen adherenten, vermoort wert, ende vele verdroncken ende int waeter geworpen, als wesende vande nieuwe religieGa naar voetnoot4. Augusti xxvja, des dijssendachs, tusschen xj ende xij ueren, zijn de hertoghen van Alve ende Medina Celi tzaemen vuijt Bruessel getrocken, naerden legele liggende voer Bergen, in Henegouwe, geaccompaigneert wesende bijden hertoghe van Aerschot, Havrez, Vargas ende diveersche andere, hen vuijtgeleijde doende; ende de voers. hertoghe van Alve was al int blaeuw gecleet, met silver geborduert. Augusti xxxa, wordden de stadt van Mechelen, bijde geconfedereerde Geusen innegenomen, met verstant van binnen, soomen zeijde. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Augusti ultima, wert Bommel, in Gelderlandt, overgegeven in handen vanden prince van Orangien. Eodem wert bijde stadt ende Universiteijt Loven geordonneert ende overdraegen noch c ende x weerbaer mannen vande innegesetenen aen te nemen, ter bewaeringhe vande stadt. Eodem, waeren allen de ambachthouders der stadt Loven vergaerdert, om hen te vermaenen dat zij de stadt souden getrouwelijck bijstaen ende defenderen tegens alle invaesien der rebellen ende vijanden vande Goddelijcke ende Conincklijcke Majesteijt; dwelck zij tzaemen geloeffden te doene, met begeerte van lijff ende goet daervoere te stellene. Ende de heere van Dijon, als gouverneur van Loven, sant, ten selven daeghe, aenden hertoghe van Aerschot, als lieutenant gouverneur vanden hertoghe van Alva, eenen bode, te peerde, met brieven aenden selven hertoghe van Aerschot versueckende assistentie van volcke, binnen de stadt Loven, mits het innenemen vande stadt Mechelen ende d'aencompste vanden prince van Orangien, diet selve adverteerde den hertoghe van Alve. De prince van Orangien, passerende met zijnen legele bij Doesborch, over den Rhijn, heeft Ruremont innegenomen, alwaer hij vele gheestelijcke persoonen tijrannelijck dede ombrengen ende dooden. Daernaer es hij, met groote menichte van volcke, iija septembris, voerde stadt van Loven gecomen, waeromme de pensionaris Mr Jan Lievens (doentertijt te Bruessel wesende) groote diligentie gedaen heeft, aenden hertoghe van Aerschot, als lieutenant vanden hertoghe van Alve, om assistentie voer dijen van Loven. Ende den legele des voers. prince van Orangien lach in diveersche hoopen, bijnaer rontsomme de selver stadt, als te wetene: de capiteijn Leeffdaele oft Carloo, in iij hoopen, tusschen ter Banck ende de stadt, ende de voers. prince van Orangien, selve in persoone, opde zijde van Diest, Thienen ende Naemen, met groote menichte van volcke, te peerde ende te voete. Ende die voers. Lievens eenen bode van Bruessel naer Loven gesonden hebbende, es de selve bode, ten selven daege, wederomme binnen Bruessel gecomen, seggende totten selven Lievens, dat hij hem bijnaer in zijne doot gesonden hadde, mits de groote menichte vanden volcke voerde stadt Loven liggende, ende dat hem niet mogelijck en was binnen Loven te geraecken; welcken bode de voers. pensionaris Lievens terstont geleijt heeft bijden hertoghe van Aerschot, alwaer doentertijt present waeren de president Viglius, Tijsenack, Assonville ende de tresorier Schetz, verthoonende hen den grooten noot daer die van Loven in waeren, versueckende anderwerven assistentie voer die van Loven; die eensdeels verclaerden geene hope van assistensie voer handen te wesen, ende dat die van Loven hen selven souden moeten hulpen soo best mogelijck waere. Ende de voers. prince van Orangien (zijn volck voerde voers. stadt in orde gestelt hebbende) sant een trompet aende HoelstraetpoorteGa naar voetnoot1 aenden Gouverneur ende heeren vander stadt, om met hem, tot PerckGa naar voetnoot2, te comen in communicatie, nopende d'opgeven vande stadt Loven; die dach van berade begeerden tot naerder noenen, ontrent den iij ueren. Ende wordden gecommitteert, om metten voers. prince te tracteren: Jr Jan van Schore, borgemeester, ende Jr Jan van Lathem, vander stadt weghen; ende doctor Elbertus Leoninus ende doctor Joannes Wamesius vander Universiteijt weghen; ende zijn ten selven achternoene, bijden voers. prince getrocken, om te tracteren. Ende metten selven prince in communicatie geweest zijnde, zijn wedromme binnen Loven gecomen, doende raport dat de prince van Orangien vande stadt versocht eene somme van xvjm Carolusgulden, ende die hebbende en soude de stadt niet messchieden. Ende binnen middelen tijde est volck vanden voers. prince van Orangien, wel met viijm peerden ende xlij vendels voetvolcx, ontrent den avent, aende HooffpoorteGa naar voetnoot3 gecomen, met pecktonnen, poedere, stroij ende andere gereetschap, ende hebben de poorte in brande gestoken, niet tegenstaende tgroot geweer ende resistentie bijden borgeren aende selve poorte gedaen; soo datter van des princen volck wel iijc ende meer dootgeschoten ende verslaegen wert, in meijninge de stadt aldaer met gewelt innetenemen; dwelck hen, met groote moijttie, bij graeve Hendrick verboden wert, mits den tractate voerhanden. Alsoo dat die van Loven, ten vuijtersten noot, bij faulte van assistentie, het voers. accoort van xvjm gulden te betaelen aenden voers. prince van Orangien, hebben moeten ten lesten accepteren des morgens iiija septembris. Ende daernaer es de voers. prince vertrocken naer Bergen, in Henegouwe, soomen zeijde, ter assistentie van graeve Lodewijck, daerbinnen liggende, ende bijden hertoghe van Alve belegert, treckende doerde stadt Mechelen, die hem overgelevert wert. Maer de Spaegnaerden hebben hem voer Berghen, in Henegouwe, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||
den eersten nacht, met eene camisateGa naar voetnoot1, vele volcx affgeslaegen, alsoo dat hij zijnen broedere geene assistentie en heeft connen doen. Ende zijn volck wedromme latende doer Mechelen treckene, es naer Hollandt gereijst. Vanden voers. appoinctemente, bij die van Loven, metten prince van Orangien gemaeckt, zijn deze rijmen innehoudende den datum des jaers:
doer faVLt Van assIstentIe, aensChoVWet WeL;
hebben dIe Van LoVen geappoenCteert Vroet,
Metten prIns Van oraengIen, door noot feL,
daerdoer saLVerende hVn LIJf en goet, soet.
Een ander:
XVI dVIJsent gVLdens sneL gheteLt,
hebben dIe LoVenaers Moeten gheVen,
den prInCe Van oraIngIen, doer geWeLt,
hebbende VeeL hertten doen sVChten en beVen.
Septembris xvja, es den hertoghe van Holsteijn, met vm swertte ruijteren, gecomen in Orduijnen, bij tsHertogenbossche, aldaer verwachtende tijdinge van Bergen, in Henegouwe, ende heeft daerentusschen de Geusen gejaecht vuijt de stadt Heusden. Septembris xviija, quam de tijdinge alhier, te Loven, dat die van Bergen, in Henegouwe, gesonden hadden aenden hertoghe van Alve om te appoincteren, wilde hij den borgers in genade nemen, ende den soldaeten met vliegende vendelen laeten vuijt trecken; waermet de hertoghe van Alve eensdeels te vreden was, behalven hem iiij persoonen gelevert wordden, te wetene: graeve Lodewijck, Anthoen Oliviers, schildere, ende ij ministers predicanten; waerop die van binnen antwoorden graeve Lodewijck vuijter stadt te wesen, ende alsoo niet gedaen. Septembris xxa, quam de tijdinge alhier, te Loven, dat die van Bergen, in Henegouwe, hen hadden op gegeven, bij communicatie van Noircarmes, Licques, Vaulx ende de Gongnies daeraff gehouden, op salveringe vanden borgeren lijff ende goet, ende graeve Lodewijck, met zijnen volcke geleij te doene tot opden rijcxbodem, gelijck des oock waerachtichlijck gedaen werte; ende men zeijde dat des hertoghen van Alven volck begonst te marcheren naer Mechelen. Septembris xxija was de prince van Orangien noch binnen Mechelen, metten hertoghe van Mechelenborch, graeve Hendrick van Nassouwen, heer Christoffel, den sone vanden palsgraeve, Sr Carloo vander Noot, Sr Charles Boisot ende meer andere. Ende men zeijde dat hij de stadt van Mechelen gheheijscht hadde lxm Carolusgulden, om hen voertestaen ende te defenderen. Eodem, xxij septembris, quam de tijdinge alhier te Loven dat graeve Lodewijck, broedere vanden prince van Orangien, met zijne adherenten, soo Franchoijsen als andere, xxj septembris, vuijt Bergen, in Henegouwe, waeren getrocken, des smorgens ten vij ueren, ende dat hem gevolght waeren wel ontrent de iiijc borgers, ende dat de selve graeve Lodewijck geconduiseert soude wordden tot Luxenborch, ende de Franchoijsen in Vranckerijck, gelijck des oock geschiedde. Septembris xxixa, des smorgens ontrent den viij ueren, es doer handen van Doctor Philippus Swerius, Adriaen van Schutteput ende Meester Jan Lievens, pensionaris van Loven, de requeste vander stadt ende Universiteijt wegen van Loven aenden hertoghe van Alve, tot Overeijssche, gepresenteert, nopende den appoinctemente bijde stadt ende Universiteijt, metten prince van Orangien aengegaen, ten eijnde hij de stadt ende Universiteijt daervan soude houden voer geexcuseert, mits faulte van assistentie, bij hen versocht; waerop de hertoghe van Alve dijen van Loven antwoorde, in presentie van Berlaymont, Assonville ende meer andere heeren, dat hij de requeste oversien soude; maer es de selve hertoghe, ten selven daege, ontrent ten ix ueren, met zijnen ganschen legele, inalder diligentie, vertrocken naer Mechelen; waeromme meester Jan Lievens, pensionaris van Loven, vraeghde naerde resolutie op hunne requestie, ende oft hij zijne excellentie wilde volgen om expeditie op hunne requeste, oft dat hij naer Loven trecken soude. Daerop zijne excellentie antwoorde: gaet naer Loven; sonder eenige andere voerdere resolutieGa naar voetnoot2. Daerop de voers. Lievens naer Loven getrocken es, ende niet verwachtende de resolutie des voers. hertoghe van Alven, hebben die van Loven tselve aende C.M. te kennen gegeven, hoe ende in wat manieren zij genootsaeckt waeren het appoinctement metten prince van Orangien aen te gaen. Waerop de C.M. screeff die van Loven wel gedaen te hebbene, int appoincteren metten prince van Orangien, ende dat zij daeromme nergerins in culpabel en waeren, tegens zijne C.M., als tselve gedaen hebbende ten vuijtersten noot, bij faulte van assistentie, tot conservatie vande voers. stadt ende Universiteijt van Loven; welcke brieven, te Loven geopent wordden, iija aprilis anno 1574, stilo novo. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Octobris ija, wert de stadt van Mechelen wedromme, bij appoinctemente, overgelevert aende C.M., ende dies nochtans niettegenstaende geheel geplondert ende berooft, omdat zij den prince van Orangien innegelaeten hadden. Octobris iija, quamen hier binnen Loven, van IJssche, viij vaenen ruijteren, onder den bisschop van Colen ende Trier, waeraff de v. wedromme vertrocken, va octobris, naer Diest. Int voers. jaer van lxxij wert Gorcom innegenomen, ende het slot den Blauwentorren genaempt, bijden volcken des princen van Orangien; alwaer zij gevangen genomen hebben xviij geestelijcke manspersoonen, ende naerden Briel gevuert, aldaer zij, doer bevel van Lumeij, naer vele tormenten, werdden tijrannelijck ende moordadich omgebrachtGa naar voetnoot1. Den iiija octobris, hebben de Geuzen (binnen Audenaerden over iij weken hier te voren gecomen) de selve stadt subitelijck moeten verlaeten, met hen gevanghen nemende iiij geleerde pastoors ende ij priesters, ende gebracht opt conincx casteel, geleghen opde Schelde, die zij des anderen daechs daernaer hebben handen ende voeten gebonden, ende vanden voers. casteele inde Schelde geworpen ende verdroncken; ende souden van gelijcke vreetheijt noch gebruijckt hebben over xij edelen vande weth van Audenaerden, die zij oock mede gevangen genomen hadden, soo verre de faeme niet gecomen en hadde vant aencomen vanden volcke vande C.M. Octobris vja heeft de stadt van Loven brieven ontfanghen, van Don Johan de Moreno, hoeffmeester vanden hertoghe van Alven, ten eijnde de stadt alderhande provisie gereet doen maecken soude van ammonitie, tot behoeff vanden legele vanden voers. hertoghe, tegens den ixa Octobris, des donderdachs daernaer volgende, alswanneer de selve hertoghe, met zijnen legele, hem ontrent Loven soude laeten vinden; waeromme de stadt Loven, vija octobris, heeft geordonneert ende overdraeghen datmen den voers. hertoghe soude beschincken met iiij aemen rhinswijns; den hertoghe van Medina Celi oock met iiij aemen rhinswijns; Don Frederico, den sone vanden voers. hertoghe van Alve, met j ½ aeme rhinswijns; Don Sanxio, den sone vanden voers. hertoge de Medina Celi, met j ½ aeme rhinswijns; den graeve van Berlaymont met j aeme rhinswijns, ende met j ½ aeme ende iij steecken merts biers; den heere Noircarmes met j aeme rhinswijns, ende den heere Albornoz met j aeme rhinswijns. Octobris viija, vertrocken de ij vaenen ruijteren van den volcke des bisschops van Colen ende Trier (wezende onder den ritmeester Eltz ende den heere van Amstenrode) vuijt Loven naer Thienen, ende waeren bijde stadt Loven, vija octobris, beschoncken geweest met xviij stadtstoopen rhinswijns. Eodem begonst den ganschen legere des hertoghen van Alven, soo te peert als te voete, Duijtschen, Waelen, Spaegnaerts ende andere, metten geschutte, cruijt, loot ende alle andere ammonitie, ter oorlogen dienende, te passeeren doerde stadt van Loven, naerden quartiere van Thienen, doende groote schaede van vuijteringhe. Ten voers. viija octobris, van stadts weghen van Loven gedeputeert Jr Jan van Schore ende Machiel Goorts Borgemeesteren, Cornelis van Grave ende Jr Jan van Liedekercke, schepenen, Augustijn Vrancx, Willem Edelheere, meester Franchoijs de Buck, Aert Vinck, Jeronimus Edelheere ende meester Jan Lievens, pensionaris der stadt Loven; ende vande Universiteijt weghen doctor de BaijGa naar voetnoot2, Gaudanus, MalcoteGa naar voetnoot3, MolanusGa naar voetnoot4, eenen spaenschen doctor, een predicaerGa naar voetnoot5, doctor PeckiusGa naar voetnoot6, HerenboutGa naar voetnoot7, SweriusGa naar voetnoot8 ende andere, omden hertoghe van Alve, wesende tot Perck, gaen te saluweren ende beschincken. Ende zijn alsoo tzaemen naer Perck gegaen, doende de voers. doctor Philippus Swerius de salutatie, int franchoijs, met presentatie ende beschinckinghe vande wijnen, vija octobris, hier voer geordonneert. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Octobris ixa, des donderdachs, es de hertoghe van Alve, metten hertoghe van Medina Celi met Don Sanxio, zijnen sone, den graeve van Berlaymont ende Havrez vertrocken van Perck naer Thienen. Octobris xja, passeerden doer Loven de prince van Anthoigne, met zijne edelingen ende compaegnie te peerde naer Thienen, ten dienste vande C.M. op zijn eijgen borsse, soomen zeijde, zeer wel gemonteert, hebbende vele schoone napolitaensche, spaensche ende andere peerden. Octobris xxa, wordden hier te Loven gepubliceert het placcaert van allen de goeden ruerende ende onruerende, actien ende credieten, toebehoorende den rebellen oft wederspannige, met hunnen adherenten, te wesen verbuert ende geconfisceert, tot behoeff vande C.M. Eodem dede Monsdragon zijn chrijsvolck doer dwaeter passeren in Zuijt Beverlandt, ende ontsette ter Goes, dwelck vanden princen volcke van Orangien belegert was. In octobri heeft Don Jan van Oostenrijck eene schoone groote victorie gehadt, opde zee, tegens die Turcken. Novembris iija, beschanck de stadt Loven den hertoghe van Aerschot met ij ½ aemen, iiij ½ st. rhinwijns; den president Tijsenack met xlviij potten rhinswijns; den heere van Assonville met xlviij potten rhinswijns; den heere van Sweveghem met xviij potten rhinswijns; den raet vanden hertoghe van Alve, genoempt Heste, met xviij potten rhinswijns; den generael Joncquoij met xviij potten rhinswijns. Novembris viija, wordden bijden raede der stadt van Loven gecommitteert meester Jan Lievens om, met doctor Philippus Swerius, van wegen de Universiteijt, te trecken te Nijmmeghen, bijden hertoghe van Alve, aldaer, om aenden selven over te geven de stucken van der rescriptien vanden raede van staete, nopende de justificatien ende verificatien vanden appoinctemente, metten prince van Orangien, bij dijen van Loven aengegaen, inden vuijtersten noot, iiija septembris 1572, lestleden. Ende zijn te Nijmmegen gearriveert, xvija novembris, ende hebben de voers. stucken aldaer aenden voers. hertoghe van Alven gepresenteert ende overgegeven. Novembris xxa, es Don Frederico, de sone vanden hertoghe van Alven, met appoinctement, binnen Naerden gecomen, op conditie vanden borgeren lijff ende goet te salveren; maer en wert hen niet gehouden, want de voers. Don Frederico de gemeijnte oft borgerije, tegens des anderen dachs, doen vergaerderen hebbende, ende de groote clocke doen luijden, ten eijnde eenen iegelijcken soude opde merckt comen, opt tgene gesloten was, ende den appoinctemente aldaer hooren publieren; ende comende ter plaetsen, daer die publicatie gebeuren soude, in presentie vande heeren borgemeesteren ende andere vanden raede vande stadt Naerden, heeft aldaer, zijn rapier oft poignaert vuijtreckende, den borgemeester vande stadt hersteken, zeggende tot zijnen volcke dat een iegelijck doen soude gelijck hij gedaen hadde; dwelck oock alsoo gedaen wert, ende dijen volgende groote moort gebeurt, om welck feijt ende groote vreetheijt, groote murmuratie int landt gebeurde. Novembris xxij wordden Campen, Zwol, Hardewijck ende andere steden, tot vjen toe, innegenomen tot behoeff vande C.M. Novembris xxiiija, hebben de Spaegnaerden Zutphen stormenderhant innegenomen, alwaer groote moort geschiedde. Ende Don Frederico dede aldaer groote justitie doen aen diveersche borgeren met onthooffden ende hanghen. Decembris iiija, beschanck de stadt Loven Jehan de Moreno, hoeffmeester vanden hertoghe van Alve, met eenen silveren vergulden cop, wegende xlij oncen, vij engelschen, die coste cv l. xvij ½ st. artoijs. Anno 1572 voers., wert de doorluchtighe ende catholijcke princesse vrouw Marie Stuart, coninginne van Schotlandt (comende vuijt Spaegnien, doer Engelandt, om naer Vranckerijck te trecken) aldaer, in Engelandt, vande coninginne gevangen genomen, out wesende xxx jaeren, ende wert aldaer onthooft, xva februarij anno 1587. Int voers. jaer wert Gregorius, die xiiije, Paus van Roomen. Anno 1572 voers. trouwde coninck Carolus van Vranckerijck vrouwe Elisabeth, de dochtere vanden keijsere Maximiliaen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1573, stilo novo.Januarij viija, gebeurden alhier binnen Loven het groot ongeluck vanden grooten overval vanden waetere, doerbrekende den dijck tusschen beijde de spuijen, doende groote onspreckelijcke schaede ende ongelucken binnen de voers. stadt. Vele huijsen, mueren, bruggen, poorten, torrens ende vesten vander stadt hevet omgeworpen, ende ter aerden gevelt, ende naementlijck de twee poorten vander Vuijlaecke, ende den schoonen torren genoempt het Nieuwerck daer neder geworpen; de Horenbrugge, de brugge op Duijlaecke innegevallen, ende vele andere schaede doende, hier te lange om scrijven. Ende stont het waeter tot aende herberge genoempt den Wildenman, tot aenden kerckhoff van Sinte Peeters kercke aldaer. Van welcken grooten waetere int clooster vanden BoomgaerdenGa naar voetnoot1 staen de nae- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||
volgende carmenen ende rijmen, innehoudende den datum des jaers, te wetene viij voeten vande aerden, inden pant aldaer: IanI oCtaVa dIes fVsCo sIgnanda LapILLo,
heI geLIdae LeCtor nos prope MersIt aqVa.
Een ander:
In LoCa dIVa rVens pLVVIIsqVe hIIeMaLIbVs aVCtVs,
IanI oCtaVa fVIt dILIa qVeqVe rapIt
Een ander:
an es onsen pant gheWIIt,
dIILe en heVet nIIet gheMIIt.
Een ander:
CLappeIJen ghIJ MoeCht WeL hovWen vWen snatere;
soo hooCh Is gheWeest, den aChtsten IanvarIJ, het Watere.
In januario voers. hebben die Geusen Worcum verbrant. Februarij xxviija, vertrocken van Antwerpen v schoone groote oorlochs schepen, met noch xvj andere gemeijne schepen, met victaillie, volck van waepenen ende vele geschuts, naer Hollandt, om Middelburch te revictailleren, daertoe die van Loven den hertoghe van Alve geleent hebben, xxiija januarij, xviij stucken geschuts, te wetene: ij metale stocken, elcken van x voeten lanck; vj metale serpentijnen, elck van vj voeten lanck; vj ijsere falconetten, ende noch iiij groote ijsere steenstucken, om met groote menichte van steenen te schieten; waerondere eene was genoempt de Dulle Margriet. Item, heeft de voers. stadt den selven hertoghe noch geleent, tot behoeff als voeren, ixa aprilis 1573, ierst ij schoone metale stocken, wesende sinte Peeter ende sinte Pauwel genoempt, ende daertoe noch x ijsere bussen, om met steenen te schieten. Den xxija aprilis es den capiteijn van het casteel van Antwerpen, Sancho d'Avilla, met eene groote armeije van schepen naer Vlissinghen gevaeren; maer die van Vlissinghen hebben vele schepen, metten admirael, gevangen genomen. Den ixa julij heeft den prince van Orangien zijn besten gedaen om Haerlem te ontsetten, onder tgeleijde van Mijnheere van Batenborch, die onder weghen, van den volcke vande C.M., verslaegen zijn geweest; waeromme de borgers van Haerlem (ziende datter geene hope meer van ontset voerhanden en was) hen hebben overgegeven ter discretien vande C.M. Ende de borgers zijn in genade ontfangen met die vuijtlantsche soldaeten; maer die andere zijn al ommegebracht, ende gedoot, xiij julij. Om welck overgeven van Haerlem men te Loven, xxva julij, processie generael gehouden heeft. Julij xvja, es Don Frederico, de sone vanden hertoghe van Alve, met zijn chrijsvolck, voer Alckmaer getrocken, ende moesten de stadt, viija octobris, wedromme verlaeten, mits eenen waetervloet. Augusti prima, es de heere van Beauvoir, admirael ter zee vande C.M., met vele schepen, van Antwerpen vertrocken, ter zee werts in. Septembris ija, quam de tijdinghe, alhier te Loven, dat de heere van Poijet, lieutenant vanden prince van Orangien, Sinte Geertruijdenberge innegenomen hadde, doer quade wachte aldaer gehouden. Septembris viija, quam de tijdinge alhier, te Loven, dat de Geusen Steenbergen hadden innegenomen, ende datter vanden volcke vande C.M., voer Leijden ende daerontrent, xij oft xiij vendelen cnechten verslaegen waeren. Septembris xixa, quam de tijdinge, te Loven, dat den grooten commandeur van Milaenen oft Castillien aff quam om te aenveerden het Gouvernement van zijne Conincklijcke Majesteijts Nederlanden. Octobris iiija, wert het casteel te Rammekens, in Zeelandt, inde macht vanden prince van Orangien verradelijck overgelevert. Octobris vija, es de graeve van Bossu, met eene groote armeije van schepen, tegens die van Enchuijsen gecomen, alwaer hij, met een deel van zijne schepen, gevangen wert, ende es te Hoorn innegebracht. Novembris xija, es de hertoghe van Alve, van Antwerpen, binnen Bruessel gecomen, ende hem gingen saluweren Jr Jan van Liedekercke, doctor Gaudanus ende Elbertus Leoninus van wegen de stadt ende Universiteijt van Loven, hem bedanckende vande goede recommandatien bij hem aenden heijliegen vaeder, den Paus van Roomen gedaen, aengaende de nominatienGa naar voetnoot1, hem oock vermaenende vanden appoinctemente metten prince van Orangien te willen int goede nemen. Daerop hij den voers. gecommitteerde goede antwoordde gaff. Novembris xvija, naer noen ontrent den iij ueren, es | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||
den nieuwen Gouverneur vande landen van herwaertsovere Don Loijs de Requesens, groot commandeur van Milaenen ende Castillien, te Bruessel, doerde Couwenberchsche poorte, innegecomen, terstont rijdende naert hoff vanden hertoghe van Alve, malcanderen saluwerende ende willecomme heetende. Novembris xviija, zijn de gedeputeerde vande stadt ende Universiteijt van Loven, Jr Jan van Schore, borgemeester; Liedekercke, Winghe, schepenen, ende meester Jan Lievens, pensionaris, doctor Elbertus Leoninus, Gaudanus ende meester Gregorius Wijtvliet, advocaet, den voers. nieuwen Gouverneur, ten hove, gaen saluweren ende willecomme heeten, hem bedanckende vanden addres bij hem gedaen tot Roomen, tot conservatie vande privilegie aengaende de nominatien, met verhopinge dat zijnen excellentie dlandt zal regeren ter eeren Godts, der sielen saelicheijt ende ter minster quetsinghe vanden selven lande ende haere ondersaeten, doende doctor Elbertus de salutatie inden latijne. Daernaer heeft de hertoghe van Alve tgouvernement vanden lande aenden voers. commandeur van Castillien geresigneert, ultima novembris. Decembris xiija, hadde de hertoghe van Aerschot, tegen des avents, een grooten costelijcken maeltijt doen gereet maecken, tot Bruessel; alwaer hij ter maeltijt gebeden hadde den hertoghe van Alve, den voers. nieuwen Gouverneur, Berlaymont ende vele andere heeren; den hertoghe van Alve opden adieu, mits zijn vertreck, ende den grooten commandeur tzijnen willecomme. Decembris xvija, des vrijdachs, ontrent den xj ueren, es de hertoghe van Alve van Bruessel vertrocken, om naer Spaegnien te reijsen, vuijttreckende doerde Couwenberchsche poorte, om des avents te Wavere te logeren, ende van daer soo voerts op Naemen; ende hem deden vuijtgeleijde de voers. grand commandeur, de hertoghe van Aerschot ende meer andere. Decembris xixa, des saeterdachs, hebben de staeten des landts van Brabant, in grooten notabelen getaele, ende onder andere de Abt van Gembloux, de hertoghe van Aerschot, Bievre, IJssche, metten gedeputeerden vande iiij hooftsteden, den voers. nieuwen Gouverneur, Don Loijs de Requesens, gesaluweert ende willecomme geheeten, zijnder excellentie grootelijck bedanckende van zijne compste, met presentatie van allen dienst ende obedientie hem, inden naem vande C.M., te doene. Eodem es Vargas, vuijt Bruessel, naer Spaegnien vertrocken, ende Rodes gesuccedeert in zijne plaetse. Decembris xxija, es den nieuwen Gouverneur, Don Loijs de Requesens van Bruessel vertrocken naer Mechelen, ende van daer naer Antwerpen, alwaer hij eene armeije ter zee heeft doen gereet maecken, om de stadt van Middelburch ontset te doen; maer zijn volck wert, bij Berghen opden Zoom, opden xxiiija januarij 1574, stilo novo, geslaegen, ende sommighe gevangen genomen. Decembris xxiija, es den secretaris Albornoz van Bruessel vertrocken, om naer Spaegnien te reijsen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1574, stilo novo.Februarij vja, hebben die van Middelburch (waer Monsdragon gouverneur aff was) naer een lanck beleg ende groote armoede, hen opgegeven in handen vanden prince van Orangien, op salveringhe vanden borgeren lijff ende goet, ende dat den gouverneur met zijn soldaeten souden vuijtrecken; welcken volgende Monsdragon, met zijne soldaeten, binnen Antwerpen gearriveert es, xxva februarij. Ende was sulcke armoede binnen de voers. stadt Middelburch dat eene rat aldaer vercocht wert iiij stuijvers, ende eene muijs ij stuijvers, ende soo alle andere eetwaere naeradvenant; soo dat allen de beesten daer binnen wesende, als peerden, esels, honden ende katten geëten waeren, soo wel die van selffs gestorven waeren als andere. Februarij xxija, quamen alhier aende stadt Loven zekere brieven vanden nieuwen Gouverneur, daermede hij de stadt adverteerde hoe de hertoghe Christoffel, de sone vanden Palsgraeve, ende graeve Lodewijck van Nassouwen groote gereetschap maeckten om met ruijteren ende cnechten den lande van Brabant te invaederen, ende daeromme te willen tconsent vander beden vande iiijc xlm pond artoijs voerderen, wezende de selve brieven, in date xiija februarij. In februario, wert de hertoghe van Aerschot gestelt int gouvernement der stadt van Bruessel, waeromme de borgers van Bruessel hem eedt deden van goet ende getrouw te wesen; xxviija februarij. Martij prima wert heer Boudewijn van Gavere, heere van Denchij (tanderen tijde edelman geweest zijnde van den Graeve van Egmont) gedestineert tot het gouvernement der stadt van Loven, ende quam binnen Loven, met brieven van commissie, totten voers. gouvernemente van wegen zijnder excellentie des grooten commandeurs van Castillien, als stadthoudere, gouverneur ende capiteijn generael van zijner C.M. landen van herwaerts overe, in date iija martij 1574, stilo novo, opt traictement van ijc Carolus guldens, ter maent, ende onderhout van xij hellebaerdiers tzijnen behoeff, ter maent beloopende negentich Carolus gulden. Ten voers. 1e meert, quam de tijdinghe, alhier te Loven, dat graeve Lodewijck van Nassouwen, met zijnen adherenten, versocht hadde passaigie doert landt van Luijck, ende dat zij tsHertogenrode geheel berooft ende de poorten verbrant hadden. Martij xa, zijn te Loven, metten gouverneur dezer | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||
stadt, den heere van Denchij, innegecomen ij vendelen cnechten tot defensie vander stadt Loven. Martij xja, quam de tijdinghe, te Loven, dat de Geusen over de Maese waeren getrocken naer Remunde. Martij xxvja, es den nieuwen gouverneur den grooten commandeur van Castillien, Don Loijs de Requesens ende van Cuniga, van Antwerpen te Bruessel wedromme innegecomen, innegehaelt zijnde bijden hertoghe van Aerschot, heere van Havrez, de Lalaing, Ruijsbroeck, IJssche ende meer anderen. Martij xxxa, vertrocken de vj vendelen cnechten van Monsdragon van Bruessel naer Maestricht. Aprilis xxiiija, heeft Sancho d'Avilla, overste vant Casteel van Antwerpen, als generael, met sconincx soldaeten, die, eensdeels vuijt het beleg van Leijden ende andersdeels vuijt Brabant, bijde anderen gecomen waeren, verslaeghen opde Mokerheijde, den hertoghe Christoffel, den sone vanden Palsgraeve, graeff Lodewijck ende graeff Hendrick van Nassouwen, met meer andere groote heeren vuijt Vranckerijck, met allen hen chrijsvolck, comende den prince van Orangien te hulpe. Aprilis xxvija, ontrent den ix ueren voerden noen, zijn de Spaegnaerden tegens den voers. graeff Lodewijck victorie vercregen hebbende, neffens tCasteel, binnen Antwerpen gecomen, maeckende doerde stadt een groot gescreij om hun betaelinge, ende bedwongen den gouverneur Champagneij, met zijne soldaeten, de stadt vuijt te trecken, grooten oproer inde stadt makende; soo dat de borgers daerdoere in groote benaeuwtheijt waeren. Ten selven tijde quamen des princen volck van Orangien voer Antwerpen, ende naemen een deel schepen. Maij xxiiija, ontrent den iiij ueren naerder noenen, es binnen de stadt van Bruessel geschiet het groot ongeluck ende destructie, doert ontfuncken vanden poedere, in eenen torren staende tusschen de Lovensche ende de Laecken poorte, opde vesten aldaer, daer vele menschen met verslaegen werdden, ende vele huijsen gedestrueert. Maij xxvja, es het volck vande C.M. wedromme voer Leijden getrocken ende hart belegert; ende hebben xxij bollewercken daervoer opgeworpen. Junij vja, des sondachs, wordden het generael pardoen van sPaus wegen, te Bruessel, binnen de kercke van Sinte Goedelen, naerden dienst vander misse, ende de processie generael gehouden zijnde, vuijtgelesen, in presentie vanden Gouverneur, den grooten commandeur van Castillien, den hertoghe van Aerschot, graeve van Berlaymont, den secreten raedt, de finantie, den cancellier, den raedt des troubles, ende de gedeputeerden van allen de staeten vanden lande. Eodem, naerden noene, ontrent den iiij ueren, zijn opde merckt, opt taneel aldaer daertoe gemaeckt, gecompareert de voers. grooten commandeur van Castillien, als gouverneur vanden lande, de graeve van Berlaymont ende de hertoghe van Aerschot, beijde metten gulden Vliese aen, de graeve van Lalaing, de heere van Rassenghen, Bievre, Capres, de president Viglius, Assonville, Overloop, Berthij, met iiij herouwten, met hunne mantels ende gewapende rocken, ende ij huijssiers. Ende opde gaillerije vanden stadthuijse waeren vergaerdert allen de gedeputeerden vande staeten vande landen van herwaerts overe. Alwaer de heere cancellier verclaerde dat men het pardoen, dwelck voerden noen was gepubliceert inde kercke van wegen onsen heijliegen Vaeder den Paus, van gelijcken alsnu soude gaen publiceren inden naem ende van weghen de C.M., gelijck men des corts daernaer hoorden vuijtlesen, bijden audiencier, duerende ontrent v ½ ueren, waeromme men aldaer groot geluijt van trompetten ende claroenen, met andere instrumenten, was hoorende; groote genuchte ende blijschap zachmen daer bedrijven, met geroep van: Vive le Roy! Vive le Roy! Ende opde merckt aldaer wert geviert, met ontrent xxv oft xxx peckvaeten, ende soo voerts naeradvenant in alle wijcken. Julij va, es de hertoghe van Aerschot van Bruessel vertrocken naer Bourgoindien, omden coninck van Vranckerijck (vuijt Polen gecomen zijnde ende coninck aldaer geweest hebbende, inden naem ende van weghen de C.M. van Spaegnien) te congratuleren ende willecomme te heetene. Augusti iija, des saeterdachs, es de Gouverneur de groote commandeur van Castillien van Bruessel naer Antwerpen vertrocken. Augusti xiiija, quamen binnen Antwerpen vier vendelen cnechten duijtschen ende zwitzers, onder den graeve Hanibal. Octobris iija, wert de stadt van Leijden gevictailleert doer eenen hoop volcx des princen van Orangien, onder den capiteijn Boisot, ende dat doer eenen waetervloet, waeromme den legele vanden C.M., daer voer liggende, opbrack ende de vlucht nam. Octobris xxja, es de heere Coronel ende baron Polewijlde te Loven innegecomen, met zijn sonen ende xxv peerden, onder hem hebbende xiij vendelen cnechten, liggende te Beverwijck, Deventer, Campen ende daer ontrent; ende was de voers. Polewijlde geboren ende woonachtich in Elzaeten, ende de graeve Lodron, zijne neve, quam den voers. Polewijlde willecomme heeten, te Loven, xxvja octobris. Octobris xxxa, quam de tijdinge, te Loven, dat La Goulette wedromme gerecupereert was, ende Amsterdamme verloren. Decembris xa, vertrocken de iiij vendelen Spaegnaerts van Antwerpen naer ter Goes. Decembris xiija, des avents tusschen x ende xj ueren, quam de tijdinge, te Loven, dat de Geusen, des dachs | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||
te voeren, ontrent den vij ueren, waeren gecomen ontrent Lilloo, wel met lx schepen van oorloghe, beschietende daermede de stadt van Antwerpen; waeromme de iiij vendelen Spaegnaerts wedromme binnen Antwerpen gecomen zijn, ende tot hen noch vj vendelen Duijtschen. Decembris xvija, vertrock den grooten commandeur van Castillien wedromme van Bruessel naer Antwerpen. In decembri voers. heeft de voers. groote commandeur van Castillien, als Gouverneur vanden lande, gesonden aenden prince van Orangien ende die staeten van Hollandt ende Zeelandt, om van peijs te tracteren, ende de vergaerderinghe soude geschieden binnen de stadt van Breda. Anno voers. soo es Rudolphus, de ije van dijen naeme, Keijser van Roomen gecoren. Eodem anno, wert Amuratus keijser van Turkijen, succederende Selim, zijnen vadere. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1575, stilo novo.Januarij xja, es den graeve van Swartsenborch gepasseert doer tsHertogenbossche, gesonden zijnde vande keijserlijcke Majesteijt, om, als middelaer, binnen Breda, van peijs te tracteren. Meert xxva, des avents ontrent vj ueren, es de voers. graeve van Swartsenborch van Breda binnen Antwerpen gecomen, ende wert innegehaelt bijden hertoghe van Aerschot, graeve van Berlaymont ende meer andere; ende wert zeer blijdelijck ontfangen, op hope van peijse. Ende xxvija meert, wesende palmsondach, was de voers. graeve van Swartsenborch, des avents, te maeltijde bij den grooten commandeur van Castillien, alwaer doentertijt vele van peijse getracteert wert. Den xxixa meert, des noenens, was de voers. graeve te maeltijde bijden heere van Champagneij, gouverneur van Antwerpen; groot gesach wasser van peijse, ende doctor Elbertus Leoninus, metten anderen commissarissen, reijsden dickwijlen over ende weder, soo te Breda als Antwerpen; maer daer en wert niet vele gedaen noch gevordert. De prince van Chijmaij, sone vanden hertoghe van Aerschot, coninck van Sint Jooris Gulden, te Loven, als den vogel, ja maij 1575, affgeschoten hebbende, heeft zijne conincxfeeste verheven, xija maij daernaer, inden MoriaenGa naar voetnoot1, opde camere vande voers. Gulde aldaer. Ende te Loven geschiedde groote genuchte soo van vieren als anderssints. Anno lxxv voers. heeft de heere van Hierges, als generael vanden legele vande C.M., de stadt ende tcasteel van Bueren, met accoordt, innegecreghen. Junij xija trouwde de prince van Orangien, binnen de stadt vanden Briele, eene nonneGa naar voetnoot2, genoempt Charlotte van Bourbon, de dochtere vanden hertoghe van Monpensier, ende dat binnen den leven van zijne tweede huijsvrouweGa naar voetnoot3. Augusti xija, hebben die borgers ende soldaeten van de stadt van Schoonhoven (naer dijen de selve stadt dapperlijck, bijden heere van Hierges, beschoten es geweest) met appoinctement, de selve stadt aende C.M. overgegeven. Augusti xxviija, wert de stadt van Oudewater, met den iije storm, bijden volcke vande C.M. innegenomen. Septembris viija, hebben de soldaeten vande C.M. de stadt van Weert belegert, die corts daernaer opgegeven wert. Septembris xxviija, de groote commandeur van Castillien, geholpen zijnde doer sommighe goede ende getrouwe ondersaeten van zijne Goddelijcke ende Conincklijcke Majesteijt, heeft, buijten eenen iegelijcx meijninghe, met een leech waeter, zijne armeije gebracht te voet ende te peerde doer de stercke eijlanden van Sinte Anne, Philipslandt ende Duijvelandt, alwaer den capiteijn Boisot doot gebleven es; ende hebben stormenderhant innegenomen het sterck bollewerck te Bommene, ende al vermoort datter op was; ende voerts de stadt van Zierickzee belegert, in octobri 1575. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1576, stilo novo.Januarij xixa, zijn binnen Loven gecomen drije vendelen Spaegnaerden, ende wordden alleenlijck gefourriert inde binnen stadt, ende vertrocken van Loven des sondachs xja meert; dijs moesten hen de stadt Loven, bij leeninghe, betaelen op gelufte van restitutie bijden hove de stadt gedaen, de somme van xc xiiij rhinsguldens. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Februarij xxja, heeft het volck vanden prince van Orangien Crimpen wedromme innegenomen. Martij va, des morgens ontrent den iiij ueren, es de groote commandeur van Castillien, Don Loijs de Requesens, gouverneur vander C.M. Nederlanden, te Bruessel gestorven, ende wert, ixa martij daernaer, begraven inde kercke des cloosters van Couwenberghe, bij thoff aldaer, in eenen gewelffden keldere, naest den heijliegen Sacramentshuijse aldaer, inden hoogen choor. De graeve van Mansfelt wert gouverneur van Bruessel gestelt, xxj martij. Martij xxja voers., naer middaege, es overdraegen, opden stadthuijse, te Bruessel, in presentie vande prelaeten van Villeers, Grijmbergen, Perck, Heijlischem ende voerts Gembloulx, Heze, IJssche, metten gedeputeerden vande steden, dat men de gemutineerde Spaegnaerden, naert quartier van Loven getrocken zijnde, soude vervolgen, verjaeghen ende doot slaen. Ende dijen volgende es el maestro del Campo, Juliaen Romero, met ontrent ijc Spaensche soldaeten, xxija meert, vuijt Bruessel vertrocken naer Hoeugaerden, omde gemutineerde Spaegnaerden, daerontrent liggende, te appaiseren oft te verjaeghen. Martij xxiiija, es het gouvernement vanden lande, van weghen de C.M. van Spaegnien, gestelt in handen vande generaele staeten vanden lande van herwaertsovere, ter tijt toe dlandt van eenen anderen gouverneur soude wesen versien. Aprilis iija, es Monsieur du Boijs, de sone van Sr Adriaen de La Chambres, van weghen de staeten vanden lande, met brieven aende C.M. van Spaegnien gesonden, daermede de selve staeten de selve Majesteijt adverteerden allen de gelegentheijt vanden lande, ende oock om te comen tot peijs ende vrede. Inden maije, heeft Monsdragon, overste vanden legele, met appoinctement, de stadt van Zierickzee innegenomen, ende corts daernaer, alsoo de Spaegnaerden, voer Zierickzee, groote armoede geleden hadden, begeerden betaelt te zijne, vernomen hebbende tconcept vande staeten vanden lande, thunnen achterdeele, ende verlaetende de Zeelanden, hebben hunnen wech naer Bruessel genomen; ende vernomen hebbende dat die van Bruessel hen wederstaen souden, soo zijn zij naer Aelst getrocken, ende hebben de stadt innegenomen, xxv julij des avons. Julij xva, quamen binnen Loven de graeve van Mansfelt, el maestro del Campo Juliaen Romero, ende den Coronel Verdugo, omde gemutineerde Spaegnaerden te appaiseren, ende van gelijcken oock de Waelen onder Monsdragon. Julij xvija, heeft de stadt van Loven twelff busschutters aengenomen, te wetene: Willem van Bree, Ghijsbrecht van Mens, Jan de Cuijpere, Jan Bollaerts, Frederick de Beltsnijdere, Joos van Essen, Jan de Baijaerdere, Steven inden Anckere, Jan vanden Berghe, Anthonis vander Schoonderhaeghen, IJsack vanden Bruijne ende Machiel vander Haeghen. Julij xiiija ende xviija, zijn de naevolgende commissarissen bijde stadt ende Universiteijt geordonneert, tot liquidatie ende absolveringhe van alle saecken ende differenten absolutelijck te concluderen ende te beslichten, te wetene: Geert van Griecken oft Angelis, Malcote, Schore, Graven, De Seleere, vanden Borre, met meester Jan Lievens, pensionaris, ende meester Peeter van Dieven, clerck vanden registere, vande stadt weghen, ende Dominus Doctor Gaudanus, Gravius, Caverson, Goethals, Varentius, den regent vanden Valck, den deken du Baij, Elbertus Leoninus, Herrebout, Wamesius, Beaufort ende Bellenus vander Universiteijt wegen. Julij xixa, zijn bijder stadt van Loven geordonneert, totten honderste mannen, de naevolgende persoonen als capiteijnen, inde naevolgende wijcken ende poorten, te wetene: Jr Jan van Liedekercke ende heer Eraert van Schore, ridderen, inde Dorpstraetpoorte; Glaude de Ferrij ende Jr Octaviaen van Edinghen, inde Hoelstraetpoorte; Willem Edelheere ende Willem van Gerven, inde Perckpoorte; Olivier de Ketelbuetere ende Hendrick van Wachelgeem, inde Hooffpoorte; Ambrosius van Duffle ende Jeronimus Edelheer, inde Groeffpoorte; Peeter van Baussele ende Guilliam Bernaerts, inde Wijngaertpoorte; Jan van Lathem ende Jacques Duijm, inde Borchpoorte; Jr Alexander Oddaert ende Hugo oft Franchoijs Lecocq, in d'Uijlaeckpoorte. Julij xxa, es bij dijen van Loven geresolveert ende overdraegen op te nemen ijc cnechten van buijten ende hondert van binnen, ten gemeijnen cost vander stadt ende Universiteijt, tot bescherminghe ende defensie vander stadt Loven; ende dat heer Charles vanden Tijmple, meijere van Loven, daervan overste ende capiteijn wesen soude. Daernaer wert wedromme capiteijn gecosen vande voers. ijc cnechten, iija augusti, Jr Jooris van Schoonhoven. Julij xxvija, quam de tijdinge, alhier te Loven, dat de staeten vanden lande de gemutineerde Spaegnaerden waeren houdende voer rebellen ende vijanden vanden lande, mits het innenemen vander stadt van Aelst, die zij, xxva julij, des avents ontrent den ix ueren, met fortse hebben innegenomen, doende aldaer groote fortse ende gewelt. Augusti xxvija, gecompareert zijnde, voerden rade dezer stadt Loven, Sr Ferdinande vander Delft, heeft overgelevert zijne commissie hem bijde staeten vanden lande gegeven, daermede hem geordonneert wert zijn vendel cnechten terstont te monsteren, ende te Loven binnen te trecken; ende dijen volgende es binnen Loven gecomen, xxviija augusti, ende wert gelogeert inden | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||
KeijsereGa naar voetnoot1, ende de stadt beschanck hem met een aeme rhinswijns. Augusti xxxa, wordden den meijere ende borgemeester van Loven geaccordeert, tot hunder defensie, mits den perijckeleijsen tijt, vj hellebaerdiers. Augusti xxxja, quam d'advertentie, te Loven, dat ontrent Aerschot zekere compaignien Spaegnaerts geweest hadden. Augusti xxxja, wordden de wachte te Loven bedeijlt in ij deelen, te wetene: dat de borgers de wachte houden souden inde Diestersche poorte, Hoelstraetpoorte, Perckpoorte ende Hooffpoorte, ende de soldaeten inde Groeffpoorte, Wijngaertpoorte, Borchpoorte ende Vuijlaeckpoorte. Septembris iiija, quam de tijdinghe, te Loven, dat de graeve van Mansfelt, graeve van Berlaymont, Assonville, Berthij ende Scharemberger, bij Glijmes, te Bruessel, geapprehendeert waeren, ende opt Broothuijs gestelt, ende de president Viglius wel bewaert; waerdoere groote alteratie geschiedde. Septembris viija, te Loven geordonneert, datter des daechs maer v poorten opengedaen en souden wordden, om betere wachte te houden, mits de troublen. Septembris xva, wert de stadt ende Universiteijt van Loven gesummeert bij Alonzo de Vargas, omde stadt in zijne handen over te leveren. Septembris xva voers., zijn, binnen Loven, gecomen vjc ruijteren vande staeten van Brabant, waeraff de heere van Bievre coronel was; ende de stadt beschanck hem met xij stadtstoopen rhinswijns. Eodem zijn oock binnen Loven gecomen, met hunnen volcke te voete, van wegen de voers. staeten, de heeren van Glijmes ende Denchij, om alsoo mette voers. ruijteren des heeren van Bievere, de Spaensche ruijteren liggende te Boutersem, ontrent Thienen ende eldere, te slaen ende te verjaegen. Ende zijn vuijt Loven vertrocken, xvja septembris, des morgens, ontrent iiij ende v ueren, noch doncker wesende; te wetene de peerden, onder den heere van Bievere, de bende vanden hertoghe van Aerschot ende meer andere; item, het vendel voetcnechten, onder den capiteijn vander Delft, de compaignie van Glijmes, de compaignie van Horne, de compaignie van Vlierden, de compaignie van Merville, de compaignie van Berckele ende meer anderen, al tzaemen treckende naerden wech van Thienen, omde voers. Spaegnaerts te verslaen ende te verjaegen; mette welcke oock diveersche borgers van Loven trocken, sonder geweer oft eenige waepenen, dan alleenlijck omde bataillie te sien. Ten selven xvja septembris, des sondachs smorgens ontrent ten viij ueren, begonst de stormclocke te Loven te trecken, verthoonende brant opt quartier van Thienen, alswanneer den slach gebeurde, ontrent Thienen, tusschen den volcke vande staeten van Brabant ende den Spaegnaerden, alwaer het volck vande staeten den slach verloren heeft, ende deerlijck verslaen, gequetst ende gevangen wordden, met oock vele borgers van Loven aldaer onnooselijck gebleven ende verslaeghen. Ende quamen te Loven wedromme al druijpende in, ten voers. daege, naer middach ontrent den iij ueren, latende vele van hunnen volcke achtere, als in hunne legeringhe gebleven, waeromme te Loven groote beroerte was. Eodem ontfinck de stadt Loven brieven van weghen el maestro del Campo Juliaen Romero, overste vande Spaegnaerden, innehoudende dat de stadt Loven hem van stonden aene victaillie zeijnden soude, ontrent Perck, voor iiij oft vc peerden, metten volcke van dijen, oft souden allen de dorpen ontrent Loven in brant steken, ende des smorgens, voerden daegeraet, voerde stadt Loven comen. Septembris xvija, quam de tijdinge, te Loven, dat de Spaegnaerts de stadt van Diest hadden innegenomen. Septembris xixa, quam te Loven in het trompet des heeren van Heeze, lieutenant capiteijn van Bruessel, met brieven vanden raede van staeten aenden capiteijn ende coronel vande Spaegnaerts Juliaen Romero, tot Waver liggende, de welcke wederomme brieven bracht vanden voers. Juliaen Romero ende Alonzo de Vargas, aende stadt ende Universiteijt van Loven, daermede zij de stadt waeren op eijsschende. Eodem quam de tijdinghe, te Loven, dat die van Vlaenderen hen gevueght hadden met die van Brabant, omteffectueren de ij poincten, te weten: vande pacificatie van den lande ende tvertreck vande Spaegnaerden, dienende tot ruste ende vrede vanden lande; ende dat de hertoghe van Aerschot hem daermede oock gevuecht hadde, ende dat de graeve van Lalaing getrocken was naer Rijssel, Douaij ende daerontrent, omde provincien aldaer oock te vereenighen mette voers. landen. Septembris xxa, vertrocken vuijt Loven de iij vendelen cnechten, onder den capiteijn van Heeze, Horne ende Glijmes, naer Bruessel. Septembris xxija, des avents, quam de tijdinghe te Loven, dat de heere van Hierges, de sone van Berlaymont, des noenens daer te voeren, te Herenthals gecomen was met ijc spaensche ende waelsche ruijteren, ende met xvij oft xviijc cnechten te voete, vuijten quartiere van Utricht. Septembris xxiija, wert Liedekercken, bij Aelst vande Spaegnaerts innegenomen. Septembris xxviija, quam de tijdinghe, te Loven, dat de hertoghe van Aerschot, bij dijen van Brabant, Vlaen- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||
deren ende Henegouwe voer hooft ende capiteijn generael vanden lande gecosen was; de graeve van Lalaing voer zijnen lieutenant ende Monsr de Goigniez voer maerschalck vanden legele; ende totten raede van oorloghe gecosen bij die vanden xj landen (als Brabant, Vlaenderen, Arthoijs, Henegouwen, Rijssel Douaij ende Orchies, Hollandt, Zeelandt, Naemen, Dornick, Tournesiz ende Mechelen) de marquis van Havrez, Monsr d'Oigniez, Monsr de Wilderval, Monsr de Sweveghem, Monsr d'Evre, Monsr de Steenbeke, Monsr Deutinghen ende meer andere. Eodem quam d'advertentie, te Loven, dat te Ghendt xvjc soldaeten van Monsdragon ende van Hierges waeren gearriveert, ende tot dijen xij groote stucken geschuts ende dat hen noch xl vendelen cnechten volchden, ende tot dijen noch ijm swertte ruijteren. Eodem waeren te Loven binnen noch iiij vendelen cnechten, te weten van Jacques Merville, Jr Raes van Grevenbroeck, van Vlierden ende van Berckele, die vertrocken, iiija octobris daernaer. Octobris prima sant el maestro del Campo vande Spaegnaerden, Juliaen Romero, dijen van Loven vrij geleijde om te Liere vrij te merckt te moegen comen. Octobris ija, zijn bijde stadt ende Universiteijt van Loven wederomme nieuwe commissariss engeordonneert tot liquidatie ende absolveringhe van alle differenten te wetene: Griecken oft Angelis, Malcote, Graven, Lijnden, de Seleere, van der Calstren, meester Jan Lievens, pensionaris, ende meester Adolph Dupretz, vander stadt weghen, ende Domini Doctor Du Baij, Gaudanus, Herebout, Roels, Boden, Wijtvliet, metten notaris Sijlvius, vander Universiteijt weghen. Octobris va, quam de tijdinghe te Loven dat het casteel van Dornicke, bijt volck vande staeten, was innegenomen, ende de bisschop van Naemen, de Graeve van Meghem, Beaurain, met zijnen broedere Houtepenne, gevangen genomen, ontrent Givet. Eodem quam de tijdinge, te Loven, dat de Spaegnaerts den voerleden nacht waeren vuijt Leeuw getrocken, waeromme die van Leeuw aen die van Loven screven dat men hen soude j oft ij vendelen cnechten beschicken, welcken volgende de capiteijn Grevenbroeck ende Berckele vuijt Loven zijn getrocken, ende, vja octobris, binnen Leeuw gecomen. Octobris ixa, zijn vuijt Loven vertrocken de ij vendelen cnechten onder de capiteijnen Vlierden ende vander Delft, met het peertvolck des marquis van Havrez, ter assistentie van die van Aerschot. Octobris xija, es het volck vande staeten binnen Thienen getrocken, ende de Duijtschen onder den Coronel Frunsberger zijn vertrocken. Eodem es tvendel vanden capiteijn Grevenbroeck wedromme binnen Loven gecomen. Octobris xiija, es de heere van Heeze te Loven innegecomen, ende was gelogeert in den Hert. Eodem es binnen Loven gecomen het vendel voetcnechten onder den capiteijn Herman Vaes. Octobris xiiija, quam de tijdinghe, te Loven, dat de Spaegnaerts, in grooten getaele, waeren gecomen tot Meerbeke. Eodem quam de tijdinghe te Loven, dat de Duijtschen, onder den coronel Frunsberger, der C.M. ende den staeten vanden lande eedt gedaen hadden, omde Spaegnaerts vuijten landen te hulpen drijven. Octobris xvja, zijn de Spaegnaerts van Sichenen naer Beringen getrocken; waeromme die van Sichenen van die van Loven assistentie versocht hebben, doer dijen de Spaegnaerts, liggende te Tongerloo, de stadt van Sichenen thunnen wille opgeheijscht hebben. Ende zijn dien volgende vuijt Loven getrocken vanden volcke des capiteijns Grevenbroeck lx soldaeten, ter assistentie van de voers. van Sichenen; waerdoere die van Loven versochten aende staeten hen gesonden te wordden den capiteijn Beernaerts, onder tregiment van Egmont, tot hunder assistentie vande stadt, mits den vertrecke vande voers. lx soldaeten. Ende quam de voers. capiteijn Franchoijs Beernaerts, met zijnen volcke, binnen Loven xvija octobris, maer trecken eodem wedrom vuijt naert quartier van Thienen, doer dijen men zeijde de Spaegnaerts ontrent Thienen te wesen. Ten voers. xvja octobris, des avents, zijn allen de studenten ende clercken wesende binnen de stadt Loven, opde merckt, ter monsteringhe gecomen, ende aldaer mette groote Gulde ende de Gulde van Sint Jooris, tot des anderen dachs smorgens, opde wachte gebleven, mits de quade tijdinghen, waervan hen Dominus doctor Joannes Wamesius zeer bedanckten van hen goet devoir, hen vermaenende tselve te continueren in dijen des noot waeren. Octobris xixa, quam de tijdinghe, te Loven, dat de borgers van Maestricht, mette iij vendelen Duijtschen onder den graeve van Ebersteijn (aldaer in garnisoen liggende) geallieert waeren, ende dat zij tzaemenderhant de Spaegnaerden verdreven hadden tot op een quartier vander stadt genoempt den Wijck, ende datse den gouverneur Montesdoca gevangen hadden, ende dat iiij oft v Spaegnaerden doot bleven waeren; maer lacen en was soo niet! want, xxa octobris, contrarie tijdinghe quam als dat de Spaegnaerts, met hulp vande Duijtschen, de geheele stadt van Maestricht hadden innegenomen, ende vele vande borgers vermoort ende geplondert, doende groote fortse ende ge welt binnen de stadt. Octobris xixa voers., es tvendel vanden heere van Heeze, te Loven, innegecomen, sterck wesende ontrent ijc xxx persoonen. Eodem quam de tijdinge, te Loven, dat, xviija octobris, den slach geschiet was opde brugghe van Waelhem, boven Mechelen, tusschen tvendel Nicolaes de Ferrij, capiteijn onder den heere van Beerssele, ter een- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dre, ende de spaensche ruijteren ende cnechten, ter andere zijden, alwaer weerszijden vele volcx bleven es, als tvendel van Ferrij, secours gehadt hebbende van die van Mechelen, ende de Spaegnaerts vande ruijteren van Liere. Octobris xxvja, es de bende des hertoghen van Aerschot, van hier, naer Bruessel getrocken. Octobris xxvija, es de capiteijn Oijenbrugge, met iij vendelen cnechten, doer Loven, naer Mechelen getrocken. Octobris xxviija hebben die van Loven den staeten geleent iiij veltstocken artillerije tot becominge der stadt van Antwerpen. Eodem zijn de vendels van Heeze ende van Grevenbroeck, vuijt Loven, naer Antwerpen getrocken. Ten selven daege es tvendel van Franchoijs Bernaerts binnen Diest getrocken, ende het vendel van Glijmes binnen Thienen. Eodem gesacht tcasteel van Camerijck te wesen voer de staeten. Octobris xxixa, quam de tijdinghe, te Loven, dat allen de ruijteren ende cnechten vande staeten moesten comen, ende hen laeten vinden voerde stadt van Antwerpen; welcken volgende soo passeerden alhier doer Loven naer Antwerpen, xxxa octobris, iij vendelen Namuroijsen, onder den capiteijn Charleux; noch een vendel onder den capiteijn Hauwetz ende diveersche andere. Novembris ija, quam de tijdinge alhier, te Loven, dat den coronel Floijon vande Spaegnaerden gevangen was, ende vele volcx weersijden bleven. Eodem, gesacht dat het volck vande staete binnen Antwerpen was, ende dat zij hen alreede, met assistentie vande borgers, begonst hadden te begraeven oft bescanschen voert casteel van Antwerpen, waeromme de Spaegnaerts, opt casteel wesende, groote resistentie deden, om tselve te belettten, doende groote schaede int volck vande staeten. Ende zijn de Spaegnaerts, iiija novembris, doert Casteel van Antwerpen, inde stadt gecomen, doerbrekende de scansen, met gewelt, die de borgers tegens tcasteel hadden opgeworpen, ende soo voerts de geheele stadt innegenomen, ende hebben ontrent 9500 menschen, soo vander staeten soldaeten als borgers doot geslaeghen, met alnoch wel 4000 int water springende, meijnendehen te salveren, verdroncken, waerondere den graeve van Eversteijn (hebbende tvolck vande staeten tegens het accoort, bij hem mette Spaegnaerts gemaeckt, innegelaeten) oock verdroncken es, ende verbranden ontrent de 700 huijsen, met oock het nieuw stadthuijsGa naar voetnoot1, ende soo voerts het staeten volck vuijte stadt gedreven, gevangen nemende den graeve van Egmont ende opt casteel gestelt. Ende de marquis van Havrez, met Champaigneij, gevloden zijnde, zijn te Vlissingen gearriveert, ende de heere van Beerssele, met xij oft xiij vendelen cnechten, gevloden inde nieuwe stadt. Ende de Spaegnaerts hebben grooten overlast binnen de stadt van Antwerpen bedreven, als van moorden, branden, vrouwecrachten ende rantsoenen. Ten selven iiija novembris, quam Don Juan van Oostenrijck, broedere van onze Conincklijcke Majesteijt van Spaegnien, binnen Luxenborch, om te aenveerden, inden naem vande voers. Majesteijt, tgouvernement van deze zijner Conincklijcke Majesteijts Nederlanden. Novembris viija, passeerden alhier, doer Loven, de bende ruijteren des heeren van IJmmersseele. Eodem quam de tijdinghe alhier, te Loven, dat den peijs, te Bruessel, gepubliceert was tusschen de staeten ende den prince van Orangien; ende van gelijcken, oock viija novembris, tot Ghendt, tusschen de staeten vande Nederlanden ende den prince voers. ende de staeten van Hollandt ende Zeelandt. Novembris ixa, hebben de Spaegnaerts de stadt van Mechelen doen sommeren om passaigie daerdoere te hebben, ende iiij vendelen Duijtschen daer binnen te leggen. Novembris ixa, heeft de graeve van Reulx, gouverneur van Vlaenderen, het casteel van Ghendt beschoten, waerdoere de Spaegnaerts hen, met appoinctement, hebben opgegeven. Novembris xa, passeerden te Loven het vendel cnechten, onder den capiteijn Martini. Eodem hebben de borgers van Valencheen de Duijtsche cnechten doen vuijter stadt trecken, ende de Spaegnaerts, die opt casteel waeren, tselve bij appoinctement aen hen doen overgheven. Novembris xiija, quam de tijdinghe, te Loven, dat de Spaegnaerts te Tongheren waeren. Novembris xva, gesacht dat Don Jan van Oostenrijck hem begeerde te vueghen mette staeten vanden lande. Eodem hebben die Waelen binnen Groeningen (aennemende de partije vande staeten) gevanghen genomen Monsieur de Billij, gouverneur van Vrieslandt ende Groeninghen, met allen zijne capiteijnen. Novembris xvija, des saeterdachs, zijn binnen Loven gecomen vij vendelen cnechten, onder den coronel Floijon ende den heere van Goij, zijnen lieutenant, ende xxvja novembris, wordden het ontleent silverwerck naer Bruessel beschickt, tot furnissement van vijm guldens, tot betaelinge vande voers. vij vendelen cnechten. Ten voers. xvija novembris, quam de tijdinge, te Loven, dat de stadt van Graeve was innegenomen, ende dat Monsieur de Hierges marcheren soude, met xxiij vendelen cnechten, ende dat die van Gelderlandt daertoe doen souden xijc peerden; oock gesacht dat de bor- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gers vanden Bossche hun geweer in handen hadden. Novembris xxixa, wert eene publicatie te Loven gedaen, ten versuecke van Guilliame de Keijsere, commissaris de vivres, dat men alderhande vivers ende ammonitie naer Mechelen vueren soude. Eodem es den commissaris Longin te Loven comen, om tvolck des heeren van Floijon te doen vertrecken, ende elcken soldaet, wesende ixc in getaele, wordden gerepresenteert viij gulden, om datse vuijte stadt trecken souden; maer en waeren daermede niet te vreden, maer wilden van ij maenden betaelt zijn; waeromme, ja decembris, het stadthuijs gesloten stondt, ende daerbinnen goede wachte gestelt, ende van gelijcken op allen de Gulden cameren, rontsomme de merckt, ende eldere, mits gesacht ende zorghe van eenighe pilleringe bijden voers. volcke van Floijon, binnen de stadt te doene; die hen sulcx oock eensdeels vermeten hadden, maeckende grooten oproer inde stadt. Decembris ija, es de heere van Tourlon te Loven innegecomen, omt voers. volck des coronels van Floijon te contenteren, die eensdeels schenen te vreden te zijn met viij rhinsguldens voer elcken soldaet, ende voerts suppletie in laecken, tot ij maenden toe, ende binnen xv daegen daernaer noch eene maent, welcken volgende zij te Loven, opde Borch, iiija decembris, monsterden, ende vertrocken van Loven, xa decembris daernaer, naert quartier van Thienen; waeromme die van Loven wel blij waeren. Ten voers. ija decembris, quam de tijdinghe, te Loven, dat de Spaegnaerts, in grooten getaele, hadden geweest ontrent Diest ende eenieghe aldaer gevangen; waeromme, xija decembris, te Loven passeerden een vendel cnechten, onder den graeve van Egmont, ter assistentie van dijen van Diest. Eodem gesacht dat Don Jan van Oostenrijck den xiija decembris te Naemen wesen soude. Decembris xva, quam de tijdinge, te Loven, dat die van Bruessel begeerden voer opperste veltheer te hebben den prince van Orangien ende alle sauvegarden van vrijheden ende dorpen te niet gedaen te hebben, ende ruijteren ende cnechten even gelijck te houden, soo wel onder de heerlijckheijt des hertoghen van Aerschot als elswaerts, in Brabant. Eodem tijdinghe van vele diveersche materien van Don Jan van Oostenrijck, die hem te Marche en Famene soude begeren te vinden, ende zijne alteze meijninge oock was vande Spaegnaerts vuijten lande te doen vertrecken, ende dlandt in peijse ende vrede te stellen. Ende dat hij te dijen eijnde zijne commissarissen (ende onder anderen Havrez) naer Antwerpen hadde gesonden, om van peijs te tracteren. Decembris xxiija, es bij Jr Jan van Schore, den raedt der stadt Loven rapport gedaen, van des zedert de compste van Don Jan van Oostenrijck, te wetene van int beginsel van november lestleden, met hem ende den staeten gehandelt was, aengaende den iij naevolgende poincten: ende ierst nopende tvertreck vande Spaegnaerden vuijten lande; dat zijne hoocheijt daerinne oock consenteerde. Ten anderen d'approbatie bij zijne hoocheijt te doen vanden appoinctemente metten prince van Orangien gemaeckt, ende ten derden dat hij den lande soude eedt doen goet ende getrouwe te zijn, ende alle haere privilegien, costuijmen, ende herbringen t'onderhouden; dat de staeten oock malcanderen eedt gedaen hadden van malcanderen niet aff te gaen. Decembris xxiija, quam de tijdinghe, te Loven, dat Don Jan van Oostenrijck alleen, met iiij oft v peerden, te Naemen, gearriveert was. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1577.Januarij iija, quam de tijdinge te Loven vanden appoinctemente gemaeckt bijde gedeputeerden vande staeten, ende Don Jan van Oostenrijck, te Marche en Famene, te wetene dat de Spaegnaerts souden moeten vuijten lande trecken, dat zijne hoocheijt te vreden es hem te geven in handen vande staeten, met zulcke garde als hij vuijten chrijsvolcke vande staeten soude kiesen, ende hem daermede vinden te Loven oft te Mechelen, ende dat hem daertegens ostagiers souden gegeven wordden, te weten iij oft iiij personaigien die zijne hoocheijt vuijte staeten soude kiesen ende nomineren, die hij soude stellen in handen vanden Bisschop van Luijck. Ende de persoonen die hij daertoe nomineerde waeren den prelaet van Sinte Geertruijden te Loven, den marquis van Havrez, den heere van Ruijsbroeck, visconte ofte borchgraeve van Ghendt, ende den heere van Montignij. Januarij viija, zijn de ambassadeurs vanden Keijser alhier te Loven geweest, te wetene: de Bisschop van Luijck, de hertoghe van Gulick ende TorrentiusGa naar voetnoot1, ghelijcken gelogeert zijnde inden Wildenman, ende de stadt Loven beschanck hen met xxiiij potten rhinswijns. Januarij xja, quam de tijdinghe alhier, te Loven, van geene apparentie te wesen van met Don Jan van Oostenrijck te appoincteren, mits eenighe swaerigheden bijde Spaegnaerts gemoveert op hun vertreck vuijten lande. Januarij xvj, quam de tijdinge, te Loven, dat de heere van Wilderval noch eens voert lest vande staeten wegen was gesonden aen Don Jan d'Austria, ten eijnde de Spaegnaerts van stonden aen, souden vuijten lande vertrecken. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Januarij xvija, quam de tijdinghe, te Loven, dat de heere van Sweveghem vuijt Engelandt comen was, met advertentie vande coninginne aen deze landen, dat zij den lande doen souden, sonder interest, voer een halff jaer, xlm angelotten, ende daerenboven noch ijcm angelotten, ingevalle van versekeringhe vande observantie vande catholijcke religie, ende ingevalle van appoinctemente mette C.M. van Spaegnien, dat haere majesteijt oock daerinne begeerden begrepen te zijn, mits overleveringe, weerszijden, van alle gevangenen. Januarij xxxa, passeerden alhier te Loven, naer Bruessel, de ambassadeurs vande Keijserlijcke Majesteijt te wetene: de graeve van Wijnenborch, de stadthouders des hertoghen van Gulick, ende Torrentius, archidiaken van Luijck, om, van wegen Don Jans van Oostenrijck, te tracteren, mette generaele staeten, van den peijse ende vrede vanden lande. Februarij ija quam de bisschop van LuijckGa naar voetnoot1 te Loven binnen, ende de stadt schanck hem, ten versuecke van de staeten, eenen costelijcken maeltijt, opt stadthuijs, inde raetcamere, alwaer present waeren de bisschop vanden Bossche, de abt van Maroilles, doctor Du Baij, Gaudanus, de pastoor van Sinte Peeters, de heere van Beerssele, Octavio Gonzaga, Floijon, de meijer van Luijck, de meijer van Loven, ende vele andere heeren; ende track naer Bruessel, ten eijnde als voere. Februarij viija, passeerden te Loven, ij vendelen cnechten, onder den heere van Beerssele, ende ixa februarij noch een vendel Schotten. Februarij xiiija, belegerden die van Utrecht hun casteel, ende bedwongen de Spaegnaerts tselve op te geven in handen vanden graeve van Bossu. Februarij xvija, des sondachs, es den peijs te Bruessel gepubliceert tusschen de staeten vanden lande ende Don Jan van Oostenrijck, met groote solemniteijt ende blijschap, ende de hertoghe van Aerschot gecommitteert, bijde generaele staeten, om naer Marche en Famene te reijsen, ende Don Jan van Oostenrijck, als gouverneur vanden lande, in zijnen sauvegarde ende protectie te nemen, ende hen tzaemen te Loven laeten vinden, als stadt bij zijne hoocheijt daertoe vercoren. Den selven peijs wert tAntwerpen gepubliceert, xxvija februarij daernaer. Februarij xxa, quamen te Loven brieven vanden hertoghe van Aerschot, innehoudende dat de stadt Loven haer in alles versien soude totter compste van Don Jan van Oostenrijck, ende den collegie vanden Paus, tot zijnen logemente, wel van alles doen furneren. Februarij xxiiija, des sondachs naer middaege, es de voers. Don Jan van Oostenrijck te Naemen innegecomen, ende zeer solemneelijcken innegehaelt bijden hertoghe van Aerschot, Havrez, Meghem, Hierges, Floijon ende vele andere. Februarij xxvija, wordden te Loven ontfanghen de brieven des hertoghen van Aerschot, in date xxvja februarij, innehoudende dat die van Loven allen den edeldomme, soo van binnen als buijten Loven, souden ontbieden ende hen gereet maecken, omde hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck, tegens den sondaege naestcomende, tegens te rijdene, eene goede mijle buijten de stadt, als comende al Wavere, ende den selven ontfangen soo eerlijck alst mogelijck wesen soude; dat oock de stadt ende Universiteijt, onder hennen zegele, souden acte zeijnden van gelufte, onder eedt, dat zij inden persoon van zijne hoocheijt voers. comende, treckende ende vande stadt Loven vertreckende, niet en souden gedoogen, directelijck noch indirectelijck, heijmelijck noch openbaer, bij wat volcke dat waere, iet geattenteert oft geexecuteert te wordden tzijnen achterdeele. Februarij xxviija geordonneert dat de iiij Gulden der stadt Loven hen lustich oprichten ende gereet maecken souden, int harnas, omde hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck tegens te trecken, ende dat zij tot hen assumeren souden allen de borgers die zij consten gecrijgen, ende datmen elcken van hen, een roer vuerende, geven soude een halff pont poedere; ende wert vanden voers. Gulde, eodem, versocht te doen den voers. eedt, welcken volgende den voers. eedt bij dijen van Loven gedaen wert ja martij. Martij iija, es tplaccaet van peijse, te Loven, gepubliceert, tusschen den landen van herwaertsovere ende den voers. Don Jan van Oostenrijck. Eodem wert Jr Jooris van Schoonhoven gecommitteert als leijtsman vande iiij Gulden van Loven, int inne haelen van zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck. Martij iija, naer middaege, es de vergaerderinghe van den edeldomme, te peerde, binnen Loven geweest; omde hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck tegens te rijden, ende vergaerderden ten huijse van heer Charles vanden Tijmple, riddere, meijer van Loven; ende zijn soo tzaemen vuijte stadt getrocken, ten half uere van ije, ende vonden onder weghen ij benden ruijteren, opt velt, tegens over tclooster van Heverle, wesende blauwe ende tarneijte rocken, geconduiseert bijden sone van doctor Elbertus Leoninus; ende beneden weerts stonden de iiij Gulden vande stadt Loven, met vliegende vendelen, die voerden noen waeren vuijtgetrocken, ende geconduiseert bij Jr Jooris van Schoonhoven. Ende de meijere ende borgemeesteren, mette andere edelmans, reden voerts ter zijden vanden bossche, bijt voers. cloostere, alwaer de hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck hen int gemoet gecomen es. Ende vanden peerden | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gaende, hebben zijne hoocheijt grootelijcks gesalueert ende willecomme geheeten, doende meester Jan Lievens, pensionaris van Loven, de salutatie met behoorlijcke reverentie, zijne hoocheijt congratulerende ende willecomme heetende als prince vanden bloede ende broedere vande Conincklijcke Majesteijt; hem grootelijck bedanckende vanden arbeijde van hem te laeten vinden in deze landen, omde selve landen tot peijs ende vrede te brengene, hem ootmoedelijck biddende de zaecken, soo haest mogelijck wesende, t'effectuweren, met vermaeninghe dat zijne hoocheijt binnen Loven al gebieden soude dat hem gelieffde, ende men soude hem in alles obedieren ende onderdaenich wesen. Ende zijne hoocheijt bedanckte den heeren van Loven grootelijcks van hunne salutatie, presentatie ende goede affectie, zeggende den arbeijde geerne gedaen te hebben omde landen in peijs ende vrede te stellene. Daernaer zijn de voers. meijere, borgemeesteren ende andere wedromme te peerde geseten, rijdende, inne ijen oft iijen rije, voer zijne hoocheijt, waervoere oock de marquis van Havrez ende prince van Chijmaij, met vele anderen, reden. Ende zijne hoocheijt volghden, metten hertoghe van Aerschot, hem zittende ter slincke zijden, ende tzaemen soo naerde stadt Loven comende, passeerden voerbij de voers. benden ruijteren ende de iiij Gulden, ende Sinte Christoffel, op zijne stelten, presenteerde zijne hoocheijt een meijcken; ende naert passeren van zijne hoocheijt hebben de voers. ruijteren ende Gulden allen hunne roers ende bussen affgeschoten. Ende comende aende Hooffpoorte, es allent geschut ende de cameren opde vesten daerontrent los gelaten ende affgeschoten, makende groote geruchte; ende binnen de stadt comende vant allen de straeten, huijsen, vensters, poorten ende doren vol volcx, makende groote blijschap, ter compste van zijne hoocheijt. Ende op Sinte Quintens kerckhoff stont het toneel oft stellaigie waerop, ter eeren van zijne hoocheijt, een exellent spel van Sinne gespelt wordden; comende doerde Proeffstraete binnen poorte, stont aldaer, ter rechte hant, den grooten reuse Hercules, mette Resinne, met vele kinderen op Kemels, Oliphanten, Eenhorens, Dromadarissen, Arents ende op andere soorten van beesten ende vogels, hebbende de selve kinderen in hunne handen de waepenen vande affcompste vande Conincklijcke Majesteijt, metten lande ende coninckrijcken van Naples, Sicilien ende andere. Ende voerden CappellenberchGa naar voetnoot1, stont wedromme een toneel, waerop, ter eeren zijnder hoocheijt, een spel van Sinne gespelt wordde. Opden hoeck van 'sMeijers straete stont de roede van Jesse, mette chooraelen ende den sangmeester, maeckende groote melodije van zanck; ende opt opperste vande voers. roede van Jesse sat Appollo, met eender harpen inde hant. Ende quam zijne hoocheijt soo voerts te Proeffstraete aff, over de Merckt, tusschen 'tstadthuijs ende Sinte Peeters kercke, rijdende alsoo de sterre omGa naar voetnoot2, naert sPaus collegie, als voer zijn palleijs gereet gemaeckt. Ende comende int voers. palleijs, stonden de iiij stadtspelieden, die exellent waeren spelende; alwaer de hertoghe van Aerschot zijne hoocheijt was ambrasserende, de selve in alder reverentie willecomme heetende. Ende daernaer naemen de meijere ende borgemeesteren, metten anderen edeldomme oorloff aen zijne hoocheijt, scheijdende daermede vande selve zijne hoocheijt. Ontrent den iiij ueren ginck de Rector, met die vander Universiteijt Loven, naert sPaus collegie, der voers. zijne hoocheijt congratulerende ende willecomme heetende, doende dominus doctor Elbertus Leoninus de salutatie, met presentatie van zekeren rhinswijn. Int wedrommecomen vande voers. heeren vander Universiteijt, gingen die heeren vande stadt Loven, te wetene: de meijer Tijmple, Griecken, Malcote, Vrancx, Graven, Roeloffs, Schore, Schoonhoven, Scheurbroot, vander Tommen, Duffle, Lijnden, Raveschot, Angelis, Laistre, Liedekercke, Rouvoet ende meer andere, de voers. zijne hoocheijt congratulerene ende willecomme heeten, doende meester Jan Lievens, pensionaris vande stadt, de salutatie, met presentatie van iij aemen ende... steecken rhinswijns, met biddinge dat zijne hoocheijt de selve presentatie wilde in dancke aenveerden, aensiende meer de goede affectie ende jonste, dan de selve gifte, die zeer cleijn was; ende waervan zijne hoocheijt den heeren grootelijck bedanckten. Ten selven avende van iija martij, naerden eten, geviert, opt kerckhoff, voert stadthuijs, met seven masten, elcken mast met iij cruijcen vol peckvaten, ende van gelijcken opden top vande masten een peckvat; voerts geviert voert palleijs ende elswaerts rontsomme de stadt ende in alle wijcken, met groote genuchte ende blijschap, ter eeren ende compste vande voers. zijne hoocheijt. Martij iiija, des maendachs, tusschen ix ende x ueren, hebben de prelaet van Sinte Geertruijden, te Loven, met Heze ende zekere anderen vande generaele staeten, zijne voers. hoocheijt gesalueert ende willecomme geheeten, doende de pensionaris van Henegouwe de salutatie, met presentatie van allen dienst ende obedientie zijner hoocheijt, inden naem vande Conincklijcke Majesteijt, te doene. Eodem, tusschen x ende xj ueren, es zijne hoocheijt ter missen gecomen, Sinte Peeters, gaende de meijere mette wethouderen vander hooger zijden ende pensionaris Lievens, mette edelingen zijnen alteze, voerde selve zijne hoocheijt; ende de misse vuijt zijnde, hebben | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||
de selve zijne hoocheijt wedromme alsoo naert palleijs geconduiseert. Martij vija, es de hertoghe van Aerschot, met Octavio de Gonzaga, naer Bruessel getrocken; maer de hertoghe quam eodem wederomme. Martij xa, es de voers. hertoghe van Aerschot wederomme naer Bruessel getrocken. Martij xiiija, es zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck metten hertoghe van Aerschot wandelen geweest opt slot tot Heverle. Martij xva, was de graevinne van Egmont alhier, te Loven, gelogeert wesende int godtshuijs van Sinte Geertruijden, ende de stadt Loven beschanck haer met xxiiij potten rhinswijns. Martij xvja, es de hertoghe van Aerschot, met zijnen staet, ende ontrent xl lichte peerden (doer last van zijne hoocheijt) vuijt Loven getrocken naer Mechelen, ende soo voerts naer Antwerpen, om tslot van Antwerpen aldaer vande Spaegnaerts te aenveerden, mits hen verbreek vuijten lande, laetende alhier, te Loven, in zijne plaetse, tot bewaernisse van zijne hoocheijt, den heere marquis van Havrez, den welcken de stadt Loven, eodem, beschanck met eene halve aeme rhinswijns. Martij xvija, es zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck Sinte Geertruijden ter misse geweest, geaccompaigneert metten heere marquis van Havrez ende andere edelinghen. Martij xxja, quam de tijdinghe alhier, te Loven, dat de Spaegnaerts, doer bevel van zijne hoocheijt, vuijter stadt ende casteele van Antwerpen, des dachs te voeren, met hunne bagaisien, waeren vertrocken, ende dat de hertoghe van Aerschot, met x vendelen cnechten, xxa martij, opt selve casteel getrocken was, tot bewaernisse vanden selven casteele, die zijnen sone den prince van Chijmaij, als castillain, daerop stelde. Martij xxvja, es binnen Loven een vendel cnechten gecomen, tot versekeringe van zijne hoocheijt, want de fame ginck dat de Schotten ende Franchoijsen conspiratie gemaeckt hadden, ende hen vermeten de voers. zijne hoocheijt, met andere groote heeren, vuijter stadt Loven te haelen. Eodem es de graeve van Berlaymont te Loven binnen gecomen, ende de stadt beschanck hem, xxvij meert, met xxiiij potten rhinswijns. Martij xxixa, es te Loven noch een vendel cnechten innegecomen, tot versekeringe als voere. Martij xxxa, es te Loven gepasseert de bende ruijteren des heeren van IJmmerseele, ende gingen liggen te Wesemaele. Aprilis ixa, es 't regiment vande groote Gulde, te Loven, doer voergaende advijs des heeren marquis van Havrez, gegaen bij zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, inden collegie vanden Paus, ende doer meester Jans Lievens presentatie (zijne hoocheijt over taefel wesende) geschoncken vj vlaijen vander voers. Gulden wegen, ende bij zijne hoocheijt meer dan in dancke genomen, als vercleert, bijden voers. Lievens, de voers. Gulde bijden hertoghe van Brabant geinstitueert te zijne, ende, volgende d'oude costuijmen, dijen dijssendaege naer paesschen dach te wesen van behoorlijcke vergaerderinghe, ende beschinck aen haere overste heeren ende vrienden met dergelijcke present van vlaijen, biddende zijne hoocheijt des te willen nemen int goede ende dancke, ende de voers. confrerije vander Gulden altijt te willen hebben voer gerecommandeert. Daerop de selve zijne hoocheijt antwoordde doude maniere van doene wel int goede te nemen, de Gulden daeraff bedanckende, begerende dat zij tselve souden continueren; zijnde bijden voers. Lievens, zijne hoocheijt voerts vermaent vant spel vander Vueren met die van Bruessel gewoonlijck te houden; maer zekere jaeren (mits de troublen) achtergelaeten. Daerop zijne hoocheijt antwoordende, ordonneerde ende accordeerde tselve noch dit jaer te continueren, ende soude dijen van Bruessel van gelijcken bevelen, ende soude hem selver oock aldaer laeten vinden, overmits de voers. Lievens zijne hoocheijt vermaent hadde, dat zaliger memorien Carolus Quintus, roomsch keijser, zijnder hoocheijt heere vaedere, hem tanderen tijden, daer oock hadde gevonden, ende dat men aldaer opde bergen alleenlijck om zekeren cleijnen prijs van wijn was schietende, zeer lustich om ziene; hebbende de voers. Lievens zijne hoocheijt oock verclaert, den voers. collegie vander Gulden te wesen een confraterniteijt oft bruerschap van lx persoonen vanden ouden Cruijsboghe, representerende de groote Gulde van Onser L. Vrouwen ten seven Weeden, ende dat daerenboven noch iij andere Gulden inde stadt waeren. Welcke voers. vj vlaijen al tzaemen, opde tafele, voer zijne hoocheijt geset wordden, nemende de voers. hoocheijt een groot gelas met wijn, ende bracht den voers. Lievens, met vriendelijcken aensichte, diet voerts bracht aen die vande Gulden. Van gelijcken hebben die vander voers. Gulden, doerden voers. Lievens, oock beschoncken, met vj vlaijen, den marquis van Havrez, eodem. Aprilis ixa voers., naer middaege, hebben die vande voers. Gulden haer bancquet vuijtgestelt, van iij ueren tot ontrent den vij ueren, opt verwachte van zijne hoocheijt ende den marquis van Havrez, die zij ten banckette gebeden hadden. Ende int beginsel vanden bancquette heeft zijn voers. hoocheijt de voers. Gulden, doer een van zijnen edelmans (Mol genoempt), doen presenteeren, in eenen snutdoeck, hondert gouden pistoletten, in specien van ij rhinsgulden ende vj ½ stuijvers stuck, ende daertoe noch x oft xij schotelen bancquetz, daer ondere ij venesoen pastijen, met verclaeren zijner hoocheijt alle tselve te seijnden, om te beter middel te hebben om daermede goede chiere te maecken, zijnde de voers. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||
marquis van Havrez, ten voers. bancquette gecomen, ontrent den viij ueren, met diveersche edelmans, die alsdoen broeders vande Gulde geworden zijn, ende hunne naemen innegescreven. Aprilis xa, ordonneerde de voers. Gulde, dat men mette voers. c pistoletten eene nieuwe bruckeGa naar voetnoot1 soude maecken. Eodem es de hertoghe van Aerschot, metten visconte de Gand, te Loven, van Mechelen, innegecomen. Eodem, naernoen es de graeve van Egmont, met Monsr de Capres, van Thienen, te Loven innegecomen, ende wordden innegehaelt bijden hertoghe van Aerschot, marquis de Havrez, visconte de Gand ende andere vanden hove. Eodem, tsavens, ontrent den viij ueren, hebben die vande voers. Gulde den hertoghe van Aerschot oock gepresenteert vj vlaijen, over taefel sittende, alwaer presideerde de graeve van Egmont, ter eeren zijnder compste (als gevangen geweest hebbende); daernaer hebben zij van gelijcken gepresenteert aen Capres, visconte de Gand, Hierge ende meer anderen. Aprilis xiija, es zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, toecomende Gouverneur vanden lande, van weghen de voers. groote Gulde, doer meester Jan Lievens, versocht ende gebeden, tot het schieten van hunnen papegaij, de selver Gulde toeseggende dat hij soude compareren; welcken volgende es de selve zijne hoocheijt, als representerende de plaetse vande Coninklijcke Majesteijt, eenen pijl oft bout, doer handen vanden coninckstabel vander Tommen, gepresenteert; hebbende oock gebeden, tot het schieten als voere, den hertoghe van Aerschot, marquis van Havrez, visconte de Gand, Gonzaga, den heere van Montmartin, de heeren van Glaison, Trelong, Varembon, Nebra ende meer anderen. Aprilis xiiija, naer middaege, es de groote Gulde, metten regimente, de hoocheijt van Don Jan inden collegie vanden Paus geweest haelen, ende hebben alsoo de selve zijne hoocheijt geconvoijeert tot inden hoff van onser L. Vrouwen Ginder Buijten, onder den vogel, alwaer zijne hoocheijt ierst schoot drije scheuten, inden naem vande C.M. van Spaegnien, drije voer hem selven, ende daernaer ten iij oft iiij scheuten den papegaij opde borste wel geraeckt hebbende, schoot zijne hoocheijt den selven aff, dat hij inde locht vloech, ontrent den iiij ueren; waeromme groote blijschap gemaeckt wordde, soo vande voers. Gulde als allen de stadt van Loven doere, ende mede oock onder zijne edelen; hebbende oock mede geschoten de hertoghe van Aerschot, marquis van Havrez, de visconte de Gand, de marquis de Varembon, de heere van Montmartin, de heere van Glaison, Gonzaga ende meer andere. Naer welcken affschieten vanden voers. vogel, heeft zijne hoocheijt, als coninck, inden choor vande Cappellen zijne salutatie aen onze L. Vrouwen gedaen, de selve met.... croonen beschinckende; zijnde van daer voerts naert hoff van zijne excellentie gecomen, de Gulde metten regimente voergaende, ende de coninck met zijnen edelen naervolgende, hebben den selven coninck tot inden collegie vanden Paus geconvoijeert, ende den selven coninck, ten banckette gebeden hebbende, hebben hem inden collegie gelaeten, de welcke coninck den heere marquis van Havrez als viceroij committeerde om zijne Majesteijts plaetse te bewaeren, de welcke, te peerde geseten zijnde, es alsoo, doer sMeijerstraete, de Proeffstraete nedergecomen, ende soo voerts inden Moriaen, met zijnen edelen, opde Guldecamere, committerende sunderlinge zijnen hooffmeestere Jehan Baptista om opde voers. camere de plaetse te prepareren, met oock het bancquet, tegens des avents, te doen bereijden, om zijne hoocheijt, als coninck, daer selver in persoon te comen eten. Ten vj ½ ueren zijn die vande voers. Gulde, metten regimente, weder gegaen naert sPaus collegie, omden coninck, zijne hoocheijt, te haelen, de welcke selver, in persoone, alsdoen ten maeltijde, opde camere es gecomen, met allen zijnen staete, maer van zijnen edelen wegen niemant aen taefel geseten, dan de hertoghe van Aerschot, Havrez, visconte de Gand, Varembon, Gonzaga ende Glaison; ende Montmartin, Trelong, Dinchij, Don Gabriel ende vele andere hebben zijne hoocheijt als coninck gedient, sittende zijne hoocheijt tegens de venstere aende taefel, int hooft oft middele alleene, ende de voers. hertoghe van Aerschot ende marquis van Havrez wel ontrent viij oft ix voeten weerssijden van zijne hoocheijt, hebbende voerts aende selve taefele geseten den meijere, de borgmeesteren ende allent regiment vander Gulde, met allen de schutters, heel vol totten eijnde. Ende naer dijen zijne hoocheijt, ontrent den ix ueren, naer zijn hoff gereden was, es de hertoghe van Aerschot, mette andere edelen, wedromme gecomen opde Guldecamere, om voerts goede chiere te maecken, ende zijn daer gebleven tot ontrent den een uer naer middernacht. Des maendachs xva aprilis, voer noen, es den maeltijt wedromme, van zijnder hoocheijts wegen, al geprepareert ende gereet gemaeckt, voer allen den edeldomme des anderen dachs savens daer geten hebbende, met oock de meijere, borgemeesteren, lieutenant ende tregiment vander Gulde, sittende de guldebruederen inde camere daernaest, in welcke naeste camere de marquis van Havrez, in handen vanden coninckstabel vander Tommen, de Gulde beschanck met hondert goude pistoletten, in specie van ij l. vj ½ st. stuck. Ende bij | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||
naer allen den edeldomme hebben hen naemen laeten inden Guldeboeck scrijven, ende broeders vander Gulde gewordden; in welck teecken van bruederschap de hertoghe van Aerschot, Havrez, visconte, Montmartin, Dinchij ende vele andere al de schutters tabbaerden aen deden, gaende alsoo tzaemen zijne hoocheijt (daer niet geëten hebbende) bidden inden collegie vanden Paus, om tspel opde camere te willen comen zien; de welcke hem excuseerde, ende wederomme den marquis van Havrez substitueerde ende stelde, met ij andere, om zijne plaetse ende eere in alles te bewaeren, den selven met dijen vander Gulde doende al tzaemen den wijn schincken. Daernaer zijn zij wederomme, tusschen iij ende iiij ueren, naerde Guldecamere gegaen, om tspel te siene, ende tspel gesien hebbende, hebben den Rector vander Universiteijt, doctoren Elbertum Leoninum, Joannem Wamesium ende andere, met diveersche jouffrouwen, tegens den avent maeltijt, opde voers. camere gebeden, welcken volgende opde voers. Guldecamere, ten aventmaeltijde, geweest zijn de voers. heere Rector, dominus doctor Gaudanus, du Baij, Elbertus Leoninus, Wamesius, Ramus, Gemma, met zijne huijsvrouwe, ende andere, de vrouwe van Zaventhem, jouffrouwe Loupes, de weduwe van Bothnia. met ij dochters, de huijsvrouwen van Jr Jooris van Schoonhoven, van Roeloffs, van Duijm, van Keijstergate ende diveersche andere; zijn aldaer oock geweest de hertoghe van Aerschot, Havrez, visconte de Gand, Montmartijn, met vele andere edelen, met het geheel regiment vande Gulde, ende de meijere, borgemeesteren ende de geheele lxen vander Gulde. Ende naerden maeltijt hebbende de voers. edelen metten jouffrouwen voers. gedanst, opde vioelen, die daer excellent waeren spelende. Ende men hadde des achternoens oock geesbattement, ende den plaijsant oft sotGa naar voetnoot1 van zijne hoocheijt, van opde Guldecamere, maeckten groot gecrijsch roepende: ay! ay! ay! Makende tot dijen noch vele andere factien, werpende vele gelt ter vensteren vuijt onder de gemeijnte, deselve oock met pisse begoten, ende eenige den pot van dijen met eenen ziepot opt hooft geworpen, ende van gelijcken oock eene gebraeden schouwere ter vensteren vuijt geworpen. Aprilis xvja, des dijssendachs, tegen snoenens, es den maeltijt wederomme voerden voers. edeldomme, metten regimente ende schutters vande Gulde, zeer costelijck, al versch gereet gemaeckt. Ende allen de principaelste straeten waeren besteken met bercke meijen, ende opde merckt, voer het stadthuijs ende de Guldecamere, stonden groote hooghe boomen, met menichte van pecktonnen, ende soo voerts in alle wijcken ende straeten vander stadt, met groote genuchte ende blijschappe, naer advenant geviert, te eeren vanden voers. coninck ende zijnder compste, als gheheelijck totte selve zijne hoocheijt geaffectioneert zijnde. Tegen des noenens voers., hebben die vanden regimente, metten schutters, den marquis van Havrez als viceroij van zijne hoocheijt, geweest haelen inden collegie vanden Paus, ende comende voerbij thuijs van ChievreGa naar voetnoot2, es de hertoghe van Aerschot hen aldaer oock aengecomen, ende mede gegaen totten maeltijde, opde Guldecamere voers., alwaer oock ter maeltijde geweest hebben de marquis van Varembon, de visconte de Gand, Montmartijn, Glaison ende vele andere edelen, met oock vander Tommen, Roeloffs, Lievens, als tregiment vander Gulden, ende zekere schutters aende principaelste taefele, ende de reste aende taefele inde naeste camere. Naer middaege, die vander voers. Gulde vermaenende van inden hoff te gaen schieten, zeijden d'edelen dat zijne hoocheijt rontsomme de stadt soude rijden wandelen; maer en wordde niet gedaen; dan Havrez, visconte ende andere gespelt hebbende, ende zijne hoocheijt, ontrent den vj ½ ueren gehaelt, es de selve zijne hoocheijt, met zijnen edeldom, als de hertoghe van Aerschot, Havrez, Visconte, Varembon, Montmartijn, Gonzaga, Meghem, Reulx ende meer andere, sMeijerstraete op, de Proeffstraete aff, over de Merckt, de Steenstraete in, over de Leije, doer diveersche andere straeten rijdende, wederomme doerde Hoelstraete, over de Merckt, tot voerden Moriaen, naerden vij ueren, gecomen, ende affsittende vanden peerden, opde Guldecamere gegaen, hem zettende ontrent vij ½ ueren, ter taefelen, hebbende wederomme zijne hoocheijt zijne schotel spijse alleen ende zittende in gelijcke distantie als voere, int middel vande taefel, niemant oock vanden edeldomme aen taefel gheseten dan de hertoghe van Aerschot, Havrez, Visconte, Varembon, Reulx, Meghen, Gonzaga, Glaison ende de sone van Berlaymont, met noch iij oft iiij edelmans; ende voerts de taefele vol, als vanden meijere, borgemeesteren, tregiment vander Gulden met vj schutters, met Lievens ende meester Jan Francq, lieutenant vanden meijere. Over welcke taefele, ontrent den kaese oft bancquette vanden maeltijde, de presentatie van ij vergulde cop- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||
penGa naar voetnoot1, met in elcken c goude pistolletten, bij zijne hoocheijt selver, in persoone, de Gulde gedaen wordden; daeraff de marquis van Havrez den regimente ende de Gulde, beneden zittende, refereerden den selven tvoerscreven present bij zijne hoocheijt gedaen te zijne, doerde goede affectie die de selve totter Gulde was draegende; ende gemerckt zijne hoocheijt gheen present naer zijn begeerten groot noch weerdiger genoech en hadde connen vinden, dat zij daeromme de ijc pistoletten noch tot vermeerderinghe vande selve coppen souden emploijeren. Daerop die vanden regimente, met advies vanden heere marquis van Havrez, overdroeghen, dat zij den meijere ende den hertoghe van Aerschot als hunne generaelen souden bidden, de Gulde die eere te doen van zijne hoocheijt vande voers. presenten, inde Guldenaem, te bedancken, dwelck bijde excelentie des hertoghen van Aerschot ende den heer meijere, metten regimente ende Guldebruederen, staende van bijde zijden vande taefele, met groote eere ende reverentie gedaen wordden; de selve zijne hoocheijt vande voers. presenten hoochelijck bedanckende, ende vele op haere cnien vallende, hebben zijne hoocheijt van gelijcken met grooter reverentie bedanckt, soo dat den stoel van zijne hoocheijt ommeviel. Daernaer, wederomme geseten zijnde, wordden de ij coppen, vol wijns, ommegebracht ende gedroncken, bij elcken int particulier, d'een den anderen voertsGa naar voetnoot2; ende de spijse voer den avent van halff achternoen wederomme al gecockt ende gereet gemaeckt, want des niet werm en moest zijn, ende, tegens avent, vuijten palleijse gebracht, ende ierst op taefel, opde Guldecamere geset, ende de reste wordden inden Moriaen gecockt, soo dat de schouwe aldaer was ontsteken, maer wert met diligentie geblust; zijnde de voers. heeren over taefel geweest voer oft ontrent den viijen tot tusschen x ende xj ueren, al met triumphe van zanck ende ander spel, bedrijvende de ij plaisanten oft narren van zijne hoocheijt ende Havrez vele genuchelijcke factien, met oock d'exellent vieren van tortsen, peckvaeten ende tschieten, met groote menichte van fuseen, ende voerden eten d'esbattementen, voerde camere, gesien zijnde bij menichte van schoone ende andere jouffrouwen, inde vensteren daerontrent, es bijde voers. ij plaisanten gelt gesaijt, ende vele eijeren onder tvolck geworpen, wijn ende bier eenen iegelijcken, met cruijcken ende potten, opde twee quartieren van der Merckt, getapt ende geschoncken, soo vele zij begeerden. Den vj secretarissen vander stadt Loven wordden, eodem, oock beschoncken met eene aeme rhinswijns, ij aemen biers, ij haemels ende zekere broot; van gelijcken oock de boden vander stadt met zekere aemen biers ende broot. Aprilis xvija ende xviija, wederomme geviert, ende de pecktonnen wederomme opde Merckt gebrant, alwaer die honderste mannen, met hunnen volcke, ende vele vande gemeijnten, soo mans als vrouwen, waeren allomme goede chier maeckende, mette iijc ende j pistoletten, bij zijne hoocheijt de selve honderste mannen geschoncken, om onder hen verteert te wordden. Aprilis xxja, zijn de Spaegnaerts, doer bevel van zijne hoocheijt vuijte stadt van Maestricht getrocken, om voerts vuijten lande te trecken. Prima maij, ontrent den viij ueren, hebben die van Loven hunnen affscheijt, adieu ende oorloff genomen aen zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, ende es de selve zijne hoocheijt, met allen de princen ende heeren bij hem, te Loven, geweest zijnde, ende tot zijnen vertrecke gecomen, ten selven daeghe, corts naerden xj ueren, van Loven vertrocken naer Bruessel, rijdende de selve zijne hoocheijt, tusschen den legaet vanden Paus, ter rechter zijden, ende den bisschop van Luijck, hem ter slincker zijden; ende wert de selve zijne hoocheijt, te Bruessel, vande heeren ende borgers aldaer, met groote geveijnsde blijschap ende triumphe, innegehaelt ende ontfanghen, gelijck zij oock tselve wel aen zijne hoocheijt hebben bethoont ende naerderhant bewesen. Maij va, quam de tijdinge alhier, te Loven, dat zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, als Gouverneur vanden lande, iiija maij, voerden noen, te hove, opde groote gaillerije, bijde generaele staeten was ontfangen, ende eedt gedaen als Gouverneur vanden lande van wegen de C.M.; daernaer allen de staeten zijnder hoocheijts handen custen, gaende vandaer naerder cappellen vanden selven hove ter misse. Maij xiiija, quam de tijdinghe, te Loven, dat het volck vanden regimente des heeren van Floijon hen gevanteert souden hebben de stadt van Loven te willen innenemen, tot versekerheijt van hunne betaelinge, ende dat zij de ruijteren, vande bende des heeren van IJmmerseele, tot hunder assistentie versocht hadden; waeromme te Loven geordonneert es goede wachte te houden. Maij xxiiija, es bijden raede der stadt van Loven geordonneert ende overdraegen, dat men de groote Gulde vanden ouden Cruijsboge, vuijter statsgemeijnen goeden, soude geven ijc Carolusgulden totten spele vander VuerenGa naar voetnoot3. Eodem, es heer Charles vanden Tijmple, riddere, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||
meijer van Loven, mette gedeputeerde vande voers. Gulde, van Bruessel te Loven innegecomen, zijner hoocheijt Don Jan van Oostenrijck aldaer gebeden hebbende totten spele vander Vueren, alwaer de selve hoocheijt hen toeseijde te comen, indijen binnen middelen tijde hem geene quade fortunen toe en quamen, hebbende de selve zijne hoocheijt aldaer last gegeven die vander voers. Gulde te doen cleeden, van hooffde totten voeten, met blaeuwe fluweele casacken ende bocxemsGa naar voetnoot1, armosijnen blaeuwe hoet, geboert met wit ende gheele, ende blaeuwe tserpen, welcken volgende de voers. cleederen vande schutters, xxvij maij, des maendachs, inde Sincxendaegen, van wegen zijnder hoocheijt, als coninck vander Gulde, te Loven zijn innegebracht, ten huijse van Jacques Duijm, alwaer de selve den schutters gedistribueert zijn; ende soo voerts ten v ½ ueren van Loven vertrocken, ende tusschen viij ½ ueren ter Vueren gecomen, de misse aldaer, ontrent ix ueren begonst, ende geeijnt ontrent den x ueren. Alwaer de heere marquis van Havrez, als viceroij van zijne hoocheijt, oock gecomen was metten graeve van Meghem, den heere van Floijon ende vele andere. Oock waeren daer present de meijere ende borgemeesteren van Loven, met vele andere borgeren, daer vele questien ende differenten geresen nopende tsetten vanden berghen, ende met wat quantiteijt van bogen te schieten, dwelck bij tusschen spreken vande voers. heeren, gestilt ende gemiddelt wert, ende dijen volgende gheschoten; alwaer die van Loven die catte hadden, ende die van Bruessel den wijn, te weten: ij stoopen landtwijns. Julij vija, des sondachs, ontrent den iiij ueren naer middach, was den grooten affgrijsselijcken donderslach ende blicxem te Loven, thoonende zijne operatien int groot Bagijnhoff, als aldaer ons heeren cruijce van boven nedergeworpen, ende de choordoere eensdeels, metten steerte des duijvels geteekentGa naar voetnoot2. Julij xiiija, des sondachs, des achternoens corts naerden vijff ueren, es zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck van Mechelen, al Wilsele de cauchije op, naer Loven gecomen, alwaer de borgemeesteren, schepenen ende raedt, met oock de iiij Gulden vander stadt Loven, hem waeren verwachtende; ende zijne hoocheijt aencomende, presenteerden hem handen ende voeten te cussen, met presentatie van alle gehoorsaemheijt ende obedientie hem te thoonen in alles tgene zijne hoocheijt dijen van Loven begeerde te commanderen, als prince vanden bloede ende Gouverneur generael van zijne C.M. Nederlanden; hebbende van gelijcken die vande groote Gulde zijne hoocheijt bedanckt van zijne groote liberaelheijt, bij hem te haerewaerts bewesen; welcke twee salutatien zijne hoocheijt zeer aengenaem zijn geweest, ende onder andere seggende dat hem dochte (te Loven comende) dat hij in zijn eijghen huijs quam, als geheelijck totte borgers ende de borgers tot hem geaffectioneert zijnde, ende nievers oock soo blijdelijck, noch vuijt vrijmoedigher hertten ontfangen en was geweest, dan bij dijen van Loven; daerdoere thoonende hunne oude oprechte getrouwicheijt ende onderdaenicheijt tot hunnen hertoghe de Conincklijcke Majesteijt, met toesegginghe van tselve zijner C.M. te adverteren; van welcken woorden de wethouderen der stadt Loven zijne hoocheijt grootelijck bedanckten, hem vuijter maeten groote reverentie ende eere bethoonende, hen geheelijck submitterende tzijnen gebode. De voers. zijne hoocheijt, binnen Loven gecomen zijnde, es hem den geheelen magistraet gaen anderwerven congratuleren ende saluteren, hem vuijt ganscher hertten. willecomme heetende, hen submitterende geheelijck onder de gehoorzaemheijt van zijne hoocheijt, met presentatie van een stuck rhinswijns, hem biddende des te willen int goede nemen, ende meer aenzien de goede affectie dan de gifte, hem biddende de stadt Loven ende den innegesetenen derselver altijts te willen hebben in goede, loffelijcke recommandatien, soo vande C.M. als zijne hoocheijt. Daerop zijne hoocheijt seer affectueuselijck antwoorde de presentatie vanden wijn hem zeer aengenaem te wesen; vragende voorts oft zedert zijn vertreck alle zaecken goet hadden geweest; daerop die van Loven antwoordende, seijden: jae; den almogenden heere daeraff bedanckende; zijnde, met zijne hoocheijt, eodem, inde stadt comen den legaet vanden heiligen vaeder den Paus, den hertoghe van Aerschot, marquis van Havrez, prinche van Chijmaij, graeve van Meghem, marquis van Vaudemont, den heere van Floijon, Octavio de Gonzaga ende vele meer andere heeren, in grooten notabelen getaele, met menichte van bagaisien, om alsoo tzaemen naer Naemen te trecken, ende de hertoginne van Vensdome aldaer t'ontfanghen ende willecomme te heeten. Julij xva es zijne voers. hoocheijt van Loven naer Naemen vertrocken. Julij xxva, op Sint Jacops dach, quam de tijdinghe te Loven dat zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, des dachs te voeren, met zijne garde, int casteel van Naemen getrocken was, ende geseijt te hebben dat het was den iersten dach van zijnen gouvernemente, ende men zeijde oock dat zijne hoocheijt van voere bij ongeteekende brieven, geadverteert was, dat de selve | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zijne hoocheijt haer versien sonde oft anderssints soude aldaer geapprehendeert oft gehouden wordden. Ende mits dijen semblant maeckende van ter jacht te willen trecken, heeft hem inden voers. casteele begeven; men zeijde oock dat zijne hoocheijt het casteel van Antwerpen ende Charlemont naerdere hadde doen bewaeren. Julij xxvja, ontrent de v uren, heeft den raedt der stadt van Loven ontfangen zekere brieven bij zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, xxiiij Julij, te Naemen, opt casteel, onderteekent, dienende voer advertentie waeromme zijne hoocheijt hem opt casteel van Naemen heeft gevonden; procederende vuijt diveersche turbatien ende acten die tegen de pacificatie voortsgekeert wordden, bij eenieghe gepractizeert die niet en wordden genoempt, dewelcke brieven sommarie waeren inhoudende de navolgende poincten:
Augusti prima, wert verradelijck, bij Monsieur de Bours, gevangen genomen, den heere van Trelong, lieutenant vanden prince van Chijmaij, opt casteel van Antwerpen, om tvermoeden dat hij tcasteel in handen van zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck soude leveren; ende zijn soldaten wordden daer vuijtgedreven; de welcke, mette duijtschen, die inde stadt van Antwerpen laegen, die nieuw stadt innegenomen hebben, ende hen aldaer bescanst, maer doer vreese vande schepen des princen van Orangien, die zij saegen aencomen, hebben de vlucht genomen; hunnen coronel Focker naer Bergen opden Zoom, ende Frunsberger naer Breda; alwaer zij naemaels, vande staeten belegert zijnde, van hunne soldaeten gevangen ende overgelevert worden. Augusti iija, quam de tijdinge, te Loven, dat de hertoghe van Aerschot ende de marquis van Havrez heijmelijck ende secretelijck van Naemen vertrocken waeren. Eodem tijdinge dat de heere van Trelong vant casteel van Antwerpen, als gevangen, binnen Bruessel gebracht es, ende dat Monsieur de Bours opt casteel was gebleven. Augusti xxviija heeft Monsieur de Bours (naer dijen hij den heere van Trelong verradelijck gevangen ende gelevert hadde) 't casteel van Antwerpen gelevert in handen van de borgers, diet selve op d'een zijde vande stadt hebben affgebrocken. In augusto voers. hebben de graeff van Hollac ende de heere van Champaigneij de stadt van tsHertogenbosschen (het duijtsch garnisoen vande C.M. daerbinnen liggende) rontsomme belegert; ende, binnen ix weken daernaer, met eenen valschen brief (waerinne zij Don Jans van Oostenrijckx hant geconterfeijt hadden), de duijtsche soldaeten daertoe gebracht, dat zij met henlieden accordeerden; ende hebben, xxja septembris daernaer, de stadt verlaeten. Septembris vija, quam de tijdinge, te Loven, vande brieven van zijne hoocheijt, va septembris, te Naemen gescreven, daermede zijne hoocheijt den generaele staeten adverteerde van d'intentie vande C.M., ende zijn vertreck, metter compste van eenen anderen Gouverneur, mits de diffidentie daerinne dlandt tegens zijne hoocheijt gevallen es. Den xa septembris es Bergen opden Zoom belegert bijden heere van Champaigneij, broedere vanden cardinael Granvelle; ende Caerel Focker wert, van zijnen soldaeten, gelevert in handen vanden staeten. Septembris xviija, wordden de brieven te Loven gelesen van zijne hoocheijt Don Jan d'Autrice, bij hem aende staeten gesonden, ende voergehouden, sommairie genoeg innehoudende van allen tvoergaende misverstant te vergeten, in vueghen oft des noijt van voere en waere geschiet, met verclaeringe vande intentie van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zijnder hoocheijts vertreck; ende in teecken van dijen over te leveren Naemen metten casteele, Marienborch, Charlemont, Chasteau Thijrij ende andere forteressen, die zijne hoocheijt mach occuperen; quiterende oock alle volcke van oorloghe, soo tegenwoordighe als bij waergelde in andere landen besproken ende opgehouden; ende geene vrempde meer int landt te comen; cesserende alle hostiliteijt, alle gevangenen in weder zijden gerestitueert; hebbende onder andere zijne hoocheijt daertoe genoempt den heere van Trelong ende Caerel Focker, coronel van een regiment duijtschen, die de staeten generael te vreden waeren, op zekere bespreken, te leveren, in handen vanden bisschop van Luijck ende den xxxij ambachten aldaer, mits bij de selve staeten alnoch blijvende behouden tot defensie ende versekertheijt vanden lande, soo tegens de Franchoijsen als andere, vj regimenten voetcnechten ende duijsent peerden; hebbende zijne hoocheijt voerts oock begeert, dat elck wederomme soude wordden gestelt in zijnen voergaenden staet, ende zijne hoocheijt hem vertreckende naer Luxenborch alle poincten vanden peijse onderhouden; waerop zekere commissarissen bijde staeten gedeputeert zijn, xxvja septembris, gelijck hier naer volght. Septembris xixa, quam de tijdinge te Loven, dat de prince van Orangien, xviija septembris, tot Antwerpen was binnen gecomen, met ontrent c peerden; ende dat hij aldaer seer blijdelijck was ontfanghen ende innegehaelt. Septembris xxiija, des maendachs, quam de tijdinge, te Loven, dat de prince van Orangien, ten selven daege, van Antwerpen binnen Bruessel was gecomen, ende zeer triumphantelijck, met xxxij vliegende vendelen, innegehaelt, ende aldaer, Godt betert, gouverneur van Brabant gecosen. Septembris xxvja, zijn bijde generaele staeten vanden lande gecommitteert, met advijs vanden prince van Orangien, den bisschop van Brugge, den heere van Wilderval ende den tresorier Grobbendonck, om bij zijne hoocheijt tot Naemen te trecken, met instructie van diveersche articlen die zij in wederzijden souden schuldich zijn te houden, volgende de Pacificatie van Ghendt; innehoudende, onder andere, de naevolgende articlen:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Octobris iija, quam de tijdinge alhier, te Loven, dat zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck van Naemen vertrocken was, des dachs te voeren, naer Marche en Famene; ende, tot bewaernisse vanden casteele van Naemen, aldaer gelaeten den capiteijn Verdugo, met zekere soldaeten. Eodem zijn de duijtsche soldaeten vuijt Breda getrocken, mits leverende hunnen coronel Frunsberger, in handen vande staeten. Octobris vija, es bijden raede der stadt van Loven gecompareert den prelaet van Sinte Geertruijden, als gecommitteert vande iij staeten slandts van Brabant, ten eijnde om assistentie van iij oft iiij wethouderen, die hem souden behulpich wesen, tot d'effectueren van zijnen laste der voers. staeten, van inden quartiere van Loven op te bringen hunne quote in ontrent ijc lm Carolusguldens, ende dat bij middele van dat elcke stadt, vrijheijt ende dorp promptelijck soude anticiperen ende opbringen de somme van zijnder beden van ij jaeren; ende soude elck de restitutie van dijen vinden aende capitaele contributie ende verpachtinge vande nieuwe imposten, die hen, tot versekerheijt van dijen, in handen soude gestelt wordden, met toesegginge van, bij middel van dijen, alle dorpen ende vrijheden ontlast te wordden, van alle chrijsvolck; dwelck hen niet gehouden en wert. Octobris xiiija, zijn de commissarissen totte capitaele contributie geordonneert, in elcke prochie soo hier volght:
Octobris xxva, quam de tijdinghe, te Loven, dat de eertshertoghe Mathias van Oostenrijck, broedere vanden tegenwoordigen Keijsere, xxiiija octobris, te Maestricht was innegecomen, van Weenen, als vande staeten ontboden totten gouvernemente vanden lande. Octobris xxvija, des sondachs savents, zijn te Loven binnen gecomen de graeve van Egmont, seneschal van Henegouwe, ende dominus doctor Elbertus Leoninus, ende zijn, des anderen dachs, naer Maestricht gereijst, omden eertshertoghe Mathias van Oostenrijck, vande staeten weghen, te bewilligen, naer Liere, metten gedeputeerden vande staeten te willen comen in communicatie, nopenlijck d'aenveerden vanden gouvernemente vanden lande van herwaertsovere; welcken volgende, hij xxxa octobris, te Liere, binnen gecomen es. Octobris xxxja, quam te Loven zekere advertentie hoe dat, naer dijen de dekenen vande natien der stadt van Ghendt groote instantie gedaen hadden tot reintegratie van zekere privilegien aenden hertoghe van Aerschot, als gouverneur ende andere heeren; ende doer eenich misverstant van eenige woorden, quaelijck geinterpreteert, soo was den selven avent ende nacht de geheele stadt in beroerte ende inde waepenen. Ende eenige, met grooten gedruijssche, smorgens gecomen ten huijse vanden hertoghe van Aerschot, ende den selven gevangen genomen, niet sonder groot perijckel van zijnen persoon; van gelijcken hebbense oock gevangen genomen den heere van Rassenghien, Meucroen, Sweveghem, de bisschoppen van IJperen ende Bruggen, de Hoochbaillieus van IJperen ende Cortrijcke, den heere van Champagneij ende den president, vuijt zijn bedde, in zijn hempde, gevloden, ende vele andere; maer wordden corts daernaer wederomme losgelaeten. Novembris xiija, heeft het volck vanden prince van Orangien de stadt van Amsterdam innegenomen; maer zijn daer wederomme vromelijck vande borgers vuijtgedreven. Novembris xvja, quam de tijdinghe, te Loven, dat zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck Femaij, ontrent ende op deze zijde van Masires gelegen, inne hadde, ende dat hem vele versch volck aengecomen was. Novembris xxja, es de eertshertoghe Mathias van Oostenrijck, des Keijsers broedere, binnen Antwerpen gecomen, die vande generaele staeten tot het gouvernement van deze Nederlanden geroepen ende ontboden was; ende wordden tot zijnen raede eodem, geordonneert de naevolgende princen ende heeren, te wetene: de hertoghe van Aerschot, de prince van Orangien, de marquis van Havrez, de graeve van Bossu, de heere van Champagneij, de heere van Froijtmont, de heere van Wilderval, den president Sasbout, doctor Elbertus Leoninus, den advocaet Liesvelt ende Meetkercke, de doctoiren Sille ende Asseliers; ende den secretaris Scharenberch, voerde duijtsche taele. Novembris xxva, es bijden buijtenraet der stadt van Loven verclaert voer hunne opinie, dat zij hen confirmeren opt ontfangen vanden eertshertoghe Mathias van Oostenrijck, totten gouvernemente generael vande landen van herwaertsovere, mette opinien vande prelaeten ende edelen, op alle conditien inden selven advijse begrepen. In novembri voers., wert de stadt van Rueremonde, bijden graeve van Hollac, belegert, ende corts daernaer, bijde heere van Hierges, gouverneur van Gelderlandt, met weijnich volck ontset, ende graeve Hollac gequetst. Decembris xa, quam de tijdinghe, te Loven, dat de eertshertoghe Mathias van Oostenrijck, bij gemeijnen overdraege ende opinie vande generaele staeten, ontfangen was totten gouvernemente generael vande landen van herwaertsovere, inden naem vande C.M., onsen oversten, natuerlijcken heere ende prince vande selve landen. Decembris xiija, hebben die van Loven ontfangen tplaccaet van weghen de staeten generael, in date vija de- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||
cembris, daermede de meijere van Loven gecommitteert wert het opscrijven vande goeden van degene die de partije vande hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck waeren aenhangende, wesende tvoers. placcaet oock publicatie van Don Jan, met zijnen adherenten, te houden voer contrarie ende vijant van deze landen, ende de C.M.; maer die van Loven en hebben tvoers. placcaet niet geobedieert noch gepublieert, bij oorsaecke dat zij verstaen hadden dat de prince van Orangien eensdeels oock totten gouvernemente van Brabant gecosen was, daerdoere oock wederroepende hunne opinie, hier voeren, xxva novembris verclaert; waeromme die van Loven vande Bruesselaers WepelaersGa naar voetnoot1 genoempt wordden; alsoo dat zij van Loven tot het ontfangen vanden voers. eertshertoghe Mathias niemanden en hebben gecommitteert. Decembris xviija, geordonneert bij dijen van Loven, viij vendelen totte viij wijcken ende poorten gemaeckt te wordden, ende van geenen anderen coleure dan van wit ende root, naerde waepenen van Loven; ende tot dijen oock geordonneert viij capiteijnen ende viij vaendraegers, al tot bewaeringhe vande stadt van Loven. Decembris xxviija, quam d'advertentie, te Loven, dat zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, met zijnen legele, was comende naerden quartieren van Loven, Thienen ende Leeuwe. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1578.Januarij xviija, des saeterdachs naer middaege, es de eertshertoghe Mathias van Oostenrijck als gouverneur generael vande landen van herwaertsovere (van Mechelen comende) zeer triumphantelijck, te Bruessel, innegehaelt, geaccompaigneert ende vergeselschapt wesende bijden prince van Orangien, den graeve van Swartsenborch, ambassadeur vande Keijserlijcke Majesteijt, graeve Jan van Nassauwen, broedere vanden prince van Orangien, den prince van Chijmaij, de graeve vanden Berge, den jonge; den baron van Liedekercke, de senechal van Henegouwe, den heere van Bours, capiteijn vande archiers van zijne doerluchticheijt, den heere van Coupignij, capiteijn vande Hellebardiers van zijne doerluchticheijt, den heere van Gijberchij, heer Gaspar van Danwits, heere van Jandorf, den heere van Halders, den heere van Ponterij, den heere van Bachaij, den heere van Gruenvelt, den heere van Hest, den heere van Linde, heer Jacques de Romspergh, den heere van Brecht. Ende vuijt Bruessel zijn (zeer triumphantelijck toegerust) gereden, om zijne doerluchticheijt inne te haelen, de naevolgende notabele persoonagien ende edele heeren, met eenen grooten staete van officiers, lackaijen ende paigien, te wetene: de hertoghe van Aerschot, de marquis van Havrez, de graeve van Egmont, de graeve van Bossu, den heere van Beerssele, marquis van Bergen, de heere van Houtkercke, den heere van Heze, den heere van Wilderval, de heere van Fresijn met vele heeren vande staeten generael, vanden secreten raet, vande finantie ende rekencamere, ende vele andere. Ende dijen volgende heeft hij, xxa januarij, den eedt gedaen, op alle conditien ende voerweerden aen zijne hoocheijt besproken, ende opt gescrifte, bij translatie inden latijne, gedaen; ende van gelijcken heeft oock den eedt gedaen de prince van Orangien als lieutenant generael ende particulier van Brabant; al naerdere begrepen inde gedruckte incompste van zijne voers. doerluchticheijt, geinventeert ende gecomponeert deur Jan Baptista HouwaertGa naar voetnoot2, conseillier ende meester van de rekencamere ons genadichs heeren des coninckx, in Brabant, ende tot Antwerpen, bij Christoffel Plantijn, anno xvc lxxix gedrucktGa naar voetnoot3; hier te lange te verhaelen. Januarij xxija zijn, te Loven, innegebracht viij ijsere stucken geschuts, bijde generaele staeten de stadt Loven, tot haerder defensie, geschoncken; maer niet veel doogende. Januarij xxvja, des sondachs naer middaeghe, es de gouverneur (bijde generaele staeten voerde stadt Loven geordonneert) Jr Maximiliaen Coutereau, heere van Glabbeke, alhier binnen Loven ghecomen, ende gelogeert inden Wildenman; de welcke vande stadt versocht hebbende hem eedt gedaen te wordden, daerop die vande stadt Loven hem voer aentwoorde gaven van sinne te zijne, geenen anderen eedt te doene, dan vande Conincklijcke Majesteijt, als hertoghe van Brabant, ende den vaederlande goet ende getrouwe te zijn ende blijven totter doot toe; ende anders gheenen, hem accorderende tot zijnen logemente thuijs genoempt den Keijsere; aldus gedaen xxviija januarij. Januarij xxxja, des vrijdachs, es den gheheelen legele vande generaele staeten, wel sterck wesende ontrent de xijm soldaeten, alleenlijck bij vj oft vijc peerden ende zekere vendelen voetcnechten vande hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck, ontrent Naemen, soo verslaeghen als verjaeght; waeromme groote beroerte int landt was, ende principaelijcken onder de voers. staeten. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Februarij ja, quamen te Loven beslotene brieven, bij den eertshertoghe Mathias geteekent, innehoudende dat die van Loven souden innenemen, tot haerder defensie, mits de voers. neerlage vanden staeten legele, een vendel cnechten des capiteijns Pepin, onder den regimente des coronels Capres. Ten voers. iersten februarij, naer noen, ontrent den iiij ueren, zijn binnen Loven gecomen van staeten weghen, ij vendelen Schotten, waeromme groote turbatie ende beroerte onder de borgerije geweest es, doer dijen datse sonder voeradvertentie innegecomen waeren; ende was soo geschaepen datse vande borgers al doot souden geslaegen geweest hebben, ende hadden tgroot tusschenspreken gedaen, doer dijen datse totten staeten ende hunnen volcke luttel gesint waeren. Februarij iiija, des dijssendachs, naer middaeghe, ontrent j ende ij ueren, hebben de ruijteren ende cnechten vande hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck van sConincx weghen hen voer de vesten ende poorte vande Hoelstraete der stadt Loven gepresenteert, waeromme allen d'innegesetenen vander stadt hen opde vesten in alle zijden hebben gepresenteert ende gevonden. Ende corts daernaer, ontrent den ij ueren, zijn zekere brieven aende stadt Loven gecomen vande hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck, daermede hij de stadt Loven voer de C.M. was op eijsschende; daerop die vande stadt ende Universiteijt (bij brieven antwoordende) zeijden van bereet te wesen te comen in communicatie metter edelheijt van Gonzaga ende zijne gevueghden, soo van hen als allen degene inde stadt Loven doentertijt wesende, behalven behoorlijck saulffconduijt voerde commissarissen daertoe te ordonneren, ende versekeringhe vande plaetse van zijne edelheijt te moeghen vinden. Ende zijn de brieven, eodem, bij Herman den trompettere, aende voers. edelheijt van Gonzaga gedraeghen. Februarij va, zijn de Schotten vuijt Loven (als meer dan tijt wesende) des smorgens, voerden daegeraet, met groote vreese, vertrocken, ende met hen den gouverneur Glabbeke, den borgemeestere Jan Roeloffs, ende diveersche andere innegesetene, totten voers. Don Jan niet gesint wesende. Inden morgenstont van va februarij voers., tusschen vj ende vij ueren, es den trompettere der stadt van Loven, Herman, wederomme gecomen, ende bracht brieven van antwoorde van Sr Octavio de Gonzaga, innehoudende dat de gedeputeerden der stadt ende Universiteijt van Loven hen souden moghen vinden, opden Craijenberch, tusschen Loven ende Bierbeke, boven tsteijnen cruijs aldaer. Ende zijn dijen volgende bijder stadt ende Universiteijt totter voers. communicatie gecommitteert: heer Charles vanden Tijmple, riddere, meijer van Loven; Machiel Goorts, borgemeester; Geeraert van Griecken ende Jr Jan van Liedekercke, schepenen; met Mertten van Gindertaelen, coninckstabel vande groote Gulde, soo voerde selve als d'andere Gulden; ende vander Universiteijt weghen: dominus doctor Gaudanus, doctor Joannes Wamesius ende doctor Philippus Swerius, met meester Gregorius Wijtfliet, advocaet; de welcke voers. gecommitteerden, eodem, tusschen viij ende ix ueren, alhier ter Hooffpoorten zijn vuijtgereden, ende vonden den heere Gonzaga, met groote menichte van peerden, opden Craijenberch voers.; ende zijn metten selven ende diveersche anderen gecomen naert Clooster van Perck, alwaer de stadt Loven eene aeme rhinswijns, broot ende anderssints besorght hadde; ende hebben aldaer tzaemen gheten. Ende tracteerden daer, sulcx d'appoinctement wesende, van alleenlijck de stadt van Loven tontfangen inde gratie vande C.M., met merckelijcke gelufte van gemainctineert ende gehouden te wordden in hunne oude privilegien ende costumen, ende dat alle voerleden zaecken zullen vergeten zijn ende blijven, sonder emmermeer memorie daeraff te hebben; insgelijcx dat allen degene die ter zaecken vande leste troublen eenichsints misdaen hebben, vrijelijck mogen leven ende wederomme keeren in hunne huijsen, sonder ter zaecken van dijen gereprehendeert te wordden. Ende wekken volgende es d'appoinctement bijden voers. gedeputeerde, int Godtshuijs van Perck, sulcx als voers. staet, gemaeckt, ende geteekent bijden voers. Gonzaga, de Noijelle, heere van Rossignol, ende Loijs del Rijo, versueckende de voers. Gonzaga aende voers. gecommitteerde dat zijne peerden ende andere geselschap binnen de stadt van Loven souden mogen comen, om wel te betaelen, gelijck oock dijen volgende de selve Gonzaga, Rossignol ende del Rijo, met ontrent drije oft iiijc peerden, inde stadt, ten selven avende, zijn gecomen, ende al gelogeert inde buijten stadt; welck voers. appoinctement terstont, eodem, bij die van Loven aen die van Mechelen es gesonden, ten eijnde oft zij hen daernaer begeerden te reguleren, ende soo verre zij geen garnisoen inne en hadden, dat zij geen innenemen en souden. Februarij vja, es tvoers. appoinctement, te Loven, ter puijen aff gepubliceert, met adjunctie vande naervolgende articlen, te wetene:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Naer middaege, vja februarij, des donderdachs voers., tusschen iij ende iiij ueren, den raedt der stadt van Loven gedaeght ende vergaerdert wesende, zijn bij den selven raede gecompareert Don Octavio Gonzaga, de heere van Rossignol ende del Rijo, alwaer de voers. Gonzaga (verhaelt hebbende d'appoinctement bij hem aende hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck gescreven) den raedt gelevert heeft de brieven vande voers. zijne hoocheijt, voer antwoorde daerop ontfanghen, daermede de selve zijne hoocheijt de stadt Loven screef van tgoet contentement (als redene) dwelck de selve daeraff hadde, noijt min daervan verwacht hebbende, doer hunne getrouwicheijt aen hen eertijden (hier te Loven wesende) bevonden, ende als d'ierste zijne hoocheijt, inden naem vande C.M. onderdaenich geweest, ende goet exempel den anderen bewesen; dat zijne hoocheijt de C.M. daeraff oock soude adverteren, op dat zijne Majesteijt de stadt Loven daeraff soude bedancken; ende dat zijne hoocheijt niet en soude laeten der stadt van Loven alle vrientschappe ende faveur te bewijsen hem mogelijck wesende; met vermaeninghe vande geprinten exemplaren van zijnder hoocheijts declaratie de generaele landen te doene, die zij gedeputeerde begeerden te doen translateren, ende alhier, te Loven, doen publiceren, gelijck des oock gedaen wordden; al naerdere blijckende bijde brieven vande voers. zijne hoocheijt, in date va februarij 1578, ende bij zijne voers. hoocheijt ende den secretaris Le Vasseur geteekent; welcken volgende de voers. declaratie oock te Loven es gedruckt geweest, bij meester Peeter de Sangere ende Jan Maes, gesworen druckers, geintituleert aldus: Véritable récit des choses passées es Paijs-Bas, depuis la venue du Seigneur Don Jehan d'Austrice, lieutenant gouverneur et capitaine général, pour le Roy en iceulxGa naar voetnoot1, innehoudende diveersche materien hier te lange te verhaelen. Februarij vija, quam de tijdinge, te Loven, dat de stadt van Thienen haer hadde gegeven in handen van zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck. Eodem, quamen aende stadt Loven brieven vande voers. zijne hoocheijt, innehoudende dat de stadt Loven alderhande victaillie soude doen gereet maecken, tegens des anderen dachs, tot behoeff van zijnen legele, comende inden quartiere van Heverle ende daerontrent. Februarij viija, heeft de stadt van Amsterdam moeten accorderen mette staeten van Hollandt, welck accordt, corts daernaer, bijden selve staeten, gebrocken wert. Februarij ixa, zijn binnen de stadt van Loven gecomen ij groote vendelen duijtschen, eertijts onder den graeve van Eversteijn ende nu onder zijne hoocheijt, ende werdden gefouriert inde Steenstraete, Bochstraete ende daerontrent. Eodem, ontrent j ende ij ueren, es heer Charles van den Tijmple, riddere, meijer van Loven, met zijnen lieutenant, meester Willem Edelheere, ende Machiel Goorts, borgemeestere; Cornelis van Graven, Geeraert van Griecken, Jan van Liedekercke, Anthonis Berthijns ende Liebrecht van Malcote, schepenen; meester Franchoijs de Buck, Olivier de Ketelbuetere, Jeronimus Edelheere, raeden; met diveersche andere vande natien, naert slot van Heverle gegaen, alwaer zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, inden casteele van Heverle, es aengecomen, ontrent den vueren, den welcken aldaer, bij de voers. heeren vande stadt van Loven, es met groote blijschap ontfangen geweest, hem vuijt ganscher hertten willecomme heetende, doende meester Jan Lievens, pensionaris vander stadt Loven, de salutatie ende congratulatie, met presentatie van iij aemen ende... steecken rhinswijns; de welcke voers. heeren vander stadt Loven, met oock sommighe schutters vande groote Gulde, bij zijne hoocheijt (noch te peerde wesende) zeer blijdelijck ende affectueuselijcken geembrasseert ende omhelst zijn geweest, met zulcke lieffde ende affectie dat des niet om scrijven en waere, tot diveersche reijsen tot dijen van Loven, zeggende: embrasse moy! embrasse moy! malcanderen zeer groote blijschap ende vrientschap bethoonende. Februarij xa, es de prince van Parma, bijden raede der stadt van Loven, van wegen zijnder hoocheijt gecompareert, verclarende dat zijne hoocheijt de stadt dede aengeven ende verclaeren dat de selve expresselijck wilde dat de stadt Loven geenen overlast en soude geschieden, ende soo verre hen eeniegen waere gedaen, des hem te verclaeren, ende soude daerop versien wordden; daer vanden raedt den selven prince, van zijnder hoocheijt weghen, grootelijck bedanckten, vande goede affectie totten innegesetenen, ende dat die van Loven oock bereet waeren in alder onderdaenicheijt tot zijnen hoocheijt hen te accommoderen, in allent gene des hen eenichsints moegelijck soude wesen; maer alsoo de stadt ende de innegesetene seer aerm zijn, en consten eeneniegelijcken geen contentement gegeven, thunnen grooten leetwesen; waerdoere groote insolentie ende overlast, soo wel binnen als buijten, was gebeurende, soo van diverije als anderssints. Ende wert den voers. prince van Parma, bijde stadt Loven, beschoncken met eene aeme rhinswijns. Volgende den voers. verclaeren ende om op de dachten vande voers. stadt Loven te versien ende te remedieren, es de naevolgende publicatie gedaen, ten aengeven vanden voers. prince van Parma, ende den heere Mondragon, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||
don Rodrigo Scapata, xj februarij 1578, te wetene: Men condicht eeneniegelijcken dat niemant, wie hij zij, van soldaeten oft andere chrijsvolck, oft de gelijcke, tzij van binnen oft van buijten, en zal moegen affcoopen eenige peerden, koijen, kalveren, schaepen oft andere beesten, noch oock graen, geweer, juweelen, cleederen noch geenderhande andere meubelen, hoedaenich die zijn, dan degene alleene die bij trommelslaege oft trompette openbaerlijck souden moeghen vercocht wordden, opde verbuerte vande selve goeden ende weerde van dijen. Dat niemant den duijtschen soldaeten, alhier binnen de stadt gelogeert zijnde, anders zal schuldich zijn te leveren oft accomoderen, dan alleenlijck hun bedde, zitten ende liggen, hen laetende mede genieten tviere vanden weert vanden huijse, ende hen geven daechs eene keersse tot lichte, daermede zij gestaen zullen; versueckende ende bevelende zeer instantelijck dat alle vijvandiers, zoetelaers, taverniers, cabarettiers ende andere van stonden aene souden beschicken alle victaillie van spijse, dranck ende andere nootelijckheijt totten legele ende chrijsvolck van zijne hoocheijt, soo tot Heverle, opde Groeve, Herent ende Wilssele; ende souden, tot hunnen contentement, daeraff voldaen wordden. Februarij xja voers., des achternoens, es de groote Gulde der stadt van Loven de hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck, hunnen coninck, opt slot van Heverle, gaen salueren ende willecomme heeten, doende meester Jan Lievens, pensionaris der stadt Loven, de salutatie ende congratulatie, met presentatie vander Gulden weghen van eene aeme rhinswijns. Februarij xiija, wordt de ordonnantie opt service van de ij vendelen duijtschen, binnen Loven liggende, gemaeckt, in presentie vanden coronel Verdugo, soo hier naervolght:
Februarij xva, wordden bijde gedeputeerden van zijne hoocheijt, te wetene: Naves ende Assonville, de stadt ende Universiteijt van Loven, van wegen zijnder hoocheijt, geproponeert de naevolgende poincten: 1. Ierst eenen gouverneur binnen de stadt van Loven te stellen. 2. Commissarissen totter taxatie vanden vievers te hebben. 3. Oftmen voerde absenten den raet der stadt Loven wilde verstercken ende andere in haere plaetse stellen. 4. Te ordonneren een gasthuijs voer de ziecken vanden legele van zijne hoocheijt. 5. Publicatie te doene om d'absenten te doen wederkeeren. 6. Dat niemant, hier binnen Loven huijs houdende, in lijff noch in goet en soude mogen vertrecken. 7. Ende dat allen de professeurs vande Universiteijt hunne lessen souden continueren. Eodem, vuijtgetrommelt dat allen degene, wesende in dienst vander artillerije, van stonden aene souden vuijt Loven vertrecken, opde pene vande galghe. Eodem, xva februarij, smorgens vroech, es den geheelen legele van zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck vuijten quartiere van Loven vertrocken naer Vilvorden, tusschen Mechelen ende Bruesselen. Hier naer volgen de poincten ende articulen de stadt ende Universiteijt Loven voergehouden, xvja februarij, ten huijse van doctor RamusGa naar voetnoot1, bijden proost van Cuelen, Fonck, Naves, Assonville ende Sterck, van wegen zijnder hoocheijt Don Jan van Oostenrijck: 1. Ierst dat de stadt van alle quartieren, soo vuijt deze stadt, als andere dorpen, soude crijgen soo vele pioniers als mogelijck soude wesen; daerop geresolveert wert de mouchetsenGa naar voetnoot2 te moogen emploijeren, ende dat de meijere daertoe alle vagabonden oft leechgangers soude gevangen nemen. 2. Den poedermolen vande stadt te emploijeren tot furnissement vanden poedere, totten legele. 3. 'tHout vanden Loobosch, voer soo vele tselve nu aff gehouden es, te moegen haelen tot onderhoudt vande wachten ende fortificatie vander stadt, ende daernaer op tshertoghen van Aerschots bosschen, totter wachten voers. 4. D'innecomen vande verpachte ende andere imposten, binnen dezer stadt ende vande dorpen onder de meijerije van Loven, met oock van des onder Aerschot es, te mogen vercrijgen van zijne hoocheijt (daervan goede hope es) behalven de selve al tot fortificatie vander stadt geemploijeert wordden. 5. Ende van stonden aene, vande pachters vande voers. imposten, te crijgen al des mogelijck zal wesen; ende oock de fortificatie daermede te beginnen, ende sunderlinge voer d'ierste ontrent de groote ende de cleijn | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Spuije, aende Vuijlaeckpoorte ende aent Nieuwerk, gebruijkende, van stonden aene, daertoe onder andere eenen draijboom met ijsere tanden. 6. Dat men de borgers haeren eedt zal doen vernieuwen vande C.M., als hertoghe van Brabant, ende de stadt Loven goet ende getrouwe te zijn, ende de catholijcke roomsche religie voer te staene ende te onderhouden. 7. Dat men d'ijs rontsomme de stadt, van daege te daege, zal doen breken, ende voerts bij goede toesicht, bij daege ende bij nachte, de stadt met haere borgers wel te bewaeren. 8. Ordonnantie te stellen dat, in dijen deze stadt eenige invasie gedaen wordde, dat elck weete zijn quartier waer hij zal hebben te gaen ende te vergaerderen, ende, metten toecomenden gouverneur van dezer stadt, daerop te versien; zijnde bij zijne hoocheijt daertoe gepresenteert alle assistentie. 9. Terstont van alle honderste mannen, te weten bij naemen ende toenaeme, allen de gene die noch absent zijn, die overgevende bij gescriefte. 10. Te beduncken middele hoe de absenten, wesende in andere steden, daer zij niet vuijt en connen, souden moghen wederkeeren, ende de publicatie dijen aengaende alhier noch eens, voerde ije reijse, te doene. 11. Advertentie datter placcaet geexpedieert es om te verhuden voer den brant van huijsen, hoeven, enz. 12. Opt gasthuijs oft logeringe vande siecken vanden legele van stonden aen te versien, ende oock tfurnissement vande bedden, daermede de stadt gestaen zal, sonder voerderen cost daeraff te hebbene; ende, van gelijcken, oock moeten versien van gasthuijs oft logement ende bedden degene, nu tertijt, hier zieck liggende oft zieck souden mogen wordden. 13. Van stonden aen te versien dat de backers anders de gepubliceerde ordonnantie onderhouden, ende te dijen eijnde de waegenmeesteren te doen ommegaen ende de koerachtige te calengeren als behoort. 14. Dat de stadt Loven selve totten legele soude willen doen backen, ende wes elck backere daechs soude connen leveren. 15. Dat men maer tweederhande bier totten legele en soude brouwen, te wetene braspenningsbier ende blanckbier; ende het braspenningsbier segelen met root was, ende het blanckbier met groen was. 16. Dat de stadt Loven haer, van stonden aen, soude informeren opde gene binnen dezer stadt geen goet officie doende, daer murmuratie, overdraeginge, oprueringhe ende commotie makende, onder de borgers, tegens zijne hoocheijt, ende de selve corrigeren, naer gelegentheijt vander zaecken. 17. Versueckende overleringhe ende op scrijven vande quantiteijt vande graenen binnen Loven, affgetogen eens iegelijcx behoeffte, totten oost naestcomende. 18. Ende publicatie te doene van geen hout op Loobosch, Heverle, Meerdael, noch van andere particuliere persoonen goeden te moeghen affhouden, haelen noch doen haelen, opde pene van iij Carolusgulden. Februarij xvija, passeerden hier, doer Loven, diveersche benden ruijteren, met x oft xj vendelen Duijtschen naer Aerschot, om tselve te beleggen ende inne te nemen, onder tregiment vanden graeve van Meghem. Eodem, naer noen, es hier binnen Loven comen de heere van Ruijsbroeck, heer Glaude de Witthem, riddere, tot het gouvernement dezer stadt Loven, doer last ende commissie van zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, op traictement van ij hondert rhinsgulden, ter maent, met xij hellebaerdiers tot xc rhinsgulden ter maent, innegaende xviija februarij; daeraen betaelt tot xvija julij, als voer v maenden, de somme van xiiijc l liv. artoijs. Ten voers. daege geordonneert een waeckhuijs, van weecken berde, opde groote Merckt te maecken tot 1 oft meer persoonen. Februarij xviija, es bijden raede der stadt van Loven gecompareert Jehan de Noircarmes, baron van Selles, capiteijn vande archiers vande C.M., in Spaegnien, de welcke de stadt Loven presenteerde de brieven bijde C.M. aende stadt Loven gescreven, in date xviij ende xxa december 1577, in effecte, onder andere, inhoudende dat zijne Majesteijts intentie (antwoordende op zekere brieven bijde generaele staeten, vanden viija septembris 1577, aende selve Majesteijt gesonden) noijt en was geweest noch alnoch te wesen, dan d'observantie vande oude catholijcke roomsche religie ende d'onderdaenicheijt van zijne Majesteijt ende zijne ondersaeten. Eodem, tijdinge te Loven dat die van Aerschot hen hadden opgegeven onder de gehoorzaemheijt vande C.M., des avents voerleden, ende dat den legele van zijne hoocheijt, eodem, naer Diest was getrocken. Februarij xixa, naer middaeghe, ontrent den iiij ueren, heeft zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, tot Heverle, den Gouverneur Ruijsbroeck, den Meijere, borgemeesteren ende andere vanden raede der stadt van Loven verclaert, hoe hij van zinne was vuijten quartiere van Loven te vertrecken, maer soude alhier, te Loven, laeten de ij vendelen Duijtschen ende daerbij vuegen ij vendelen Bourgoignons, ende ijc peerden vander benden des voers. heeren van Ruijsbroeck, tot bewaernisse ende versekertheijt vande stadt van Loven, begerende de stadt van Loven daermede in alder getrouwicheijt bewaert te hebben, met presentatie van alle assistentie bij zijne hoocheijt der stadt Loven, in dijen des noot zij, te doene. Februarij xxa, zijn de voers. ij vendelen Bourgoignons te Loven innegecomen, met het voers. cornet peerden, onder de capiteijnen de Pra ende Masires. Februarij xxvija, quam zekere tijdinge, te Loven, dat de stadt van Diest haer oock, des voergaenden dachs, hadde opgegeven, inde obedientie vande C.M., in alder vueghen gelijck die van Loven gedaen hadden. Prima martij, hebben die meijere, borgemeesteren, schepenen ende raedt der stadt van Loven, in presentie vanden Gouverneur Ruijsbroeck, eedt gedaen aen Godt | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ende zijne heijliegen, de C.M. ende de hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck, als gouverneur ende capiteijn generael van deze Nederlanden, goet, getrouw ende onderdaenich te wesen ende blijven, met renuntiatie van alle andere heeren oft princen, hoedaenich die zijn moghen, ende sonderlinghe vande staeten generael particulier, ende heuren adherenten; ende van gelijcken eedt hebben oock gedaen de iiij Gulden vander stadt Loven ende de Guldekenen vande drapperijen. Martij vja, des donderdachs, zijn alhier binnen Loven gecomen iij vendelen Luxenbourgiers, tusschen vj ende vij ueren tzavents, ende daernaer, vija martij, noch een vendel; alsoo nu binnen Loven viij vendelen voetenechten ende een cornet peerden. Martij xija, hebben die van Nijvel hen opgegeven aen zijne hoocheijt, inde onderdaenicheijt vande C.M., naer dijen zekere assaulten opde stadt gedaen zijnde, ende es den legele van daer naer Binst getrocken. Martij xxa, expressen post van Binst te Loven gecomen, dat zijne hoocheijt noch te Binst was, ende dat zijne hoocheijt met die van Berghen, in Henegouwen, in communicatie was, ende dat Beaumont, Mabeuse, Quesnoij ende Bavaij hen in d'onderdaenicheijt vande C.M. hadden gegeven. Declaratie vande naevolgende schellen gehangen aen de poorten ende vesten dezer stadt Loven, om die, in tijde van noode oft allarme, te trecken, gedaen xa aprilis: de schelle vanden RoeselberchGa naar voetnoot1 es gehanghen aende Hooffpoorte; de schelle vanden Berch van CalvarienGa naar voetnoot2 es gehangen aende Wijngaertpoorte; de schelle van DiependaelGa naar voetnoot3 aende Borchpoorte; een vande stadt schellen, wesende totten Baijaert, aende Bruesselsche poorte; een schelle vande Borchkercke aende Vuijlaeckpoorte; de schelle vande cappelle opde Voente aende Diesterschepoorte; de schelle vande cappelle van Overloo aende Thienschepoorte; de schelle vanden clooster van Perck aende Perckpoorte; ende de schelle vande Chaertroijsen aende cleijn Spuije. Aprilis xija, es het huijs van Roost bijt volck vande staeten innegenomen. Aprilis xva, zijn inden raede der stadt van Loven, gelesen zekere brieven van zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, daermede de selve aende stadt was overseijndende de brieven vande C.M., in date viija martij 1578, bijde hant van zijne M. onderteekent, daermede de selve M. de stadt es scrijvende ontfangen te hebben een zeer groot plaisier ende contentement van onlancx, vande hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, verstaen te hebbene, dat die van Loven hen soo gewillichlijck hadden gegeven onder de onderdaenicheijt van zijne C.M.; daeraff de selve niet en hadde connen laeten hen zeer te bedancken, hen biddende des soo te willen continueren; al naerdere bijde selve brieven hier, van woorde te woorde, volgende: ‘Le Roy, Aprilis xvija, es bijden raede der stadt van Loven overdraeghen, allent gheschutte der selve stadt, opde vesten te doen vueren ende stellen, ende daertoe busschutters te ordonneren. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Eodem, quam de tijdinge, binnen Loven, dat die van Grevelingen hen hadden gegeven onder de onderdaenicheijt vande C.M. Eodem, gesach dat Sterbeke ende Tervueren was innegenomen, bijden volcke vande staeten. Aprilis xxija, wert die Pacificatie van Ghendt, tot Antwerpen, wederomme gepubliceert, ende bijde borgers, met een nieuw decreet, tegens de hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck, besworen; ende de Jesuiten zulcx geweijgert hebbende te doene, wordden, opden Sinexen dach, tschepen vuijt Antwerpen naer Mechelen geleijdt. Maij xiija, monsteringe, binnen Loven, vande soldaeten ende peerden. Maij xvja, zijn alhier doer Loven gepasseert vijff hondert ruijteren te peerde. Maij xxja, quam de tijdinghe alhier, binnen Loven, dat Philippeville, bij appoinctemente, was overgegeven aende hoocheijt van Don Jan van Oostenrijck, zijnde de baron van Florines aldaer capiteijn geweest. Maij xxija, des nachts, dede de gouverneur dezer stadt Loven vele groot geschut ende bussen lossen, ter memorien ende eere dat de Coninginne van Spaegnien van eenen jonghen sone ghelegen was, soomen zeijde. Maij xxvja, des maendachs, es het placcaet ons genaedichs heeren der Conincklijcker Majesteijt, van date prima februarij 1578, alhier te Loven gepubliceert, in presentie vanden gouverneur, meijere, borgemeesteren ende schepenen der stadt van Loven, daermede alle acten vande staeten vande landen van herwaertsovere geannulleert ende te niete gedaen wordden, die niet en geschieden bij autorisatie van zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, ende dat de ondersaeten vande C.M. oock niemanden en souden obedieren, dan de voers. zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, als lieutenant gouverneur ende capiteijn generael van deze Nederlanden. Junij ija, heeft de stadt van Loven, vande C.M., de naevolgende brieven ontfangen, in date xxviija aprilis 1578, ende die hier van woorde te woorde es volgende: ‘Le Roy, Junij ija ende va, zijn de twee vendelen Bourgoignons vuijt Loven vertrocken. Junij viija, quamen binnen Loven zekere ruijteren albanoijsen tot assistentie van dijen van Loven, doer dijen men zeijde dat te Mechelen groote gereetschap gemaekt wert, bijden volcke vande staeten, om eenige enterprise te doen. Junij xija, quamen binnen Loven omtrent iiij oft vc peerden, ende wordden gelogeert allen de stadt dore; ende zijn, ten selven avent, wederomme vuijt getrocken naert quartier van Mechelen, op hope vande stadt van Mechelen inne te gecrijgen; maer, comende ontrent Mechelen en hebbent niet gevonden, als hen geadverteert was; want des dachs te voeren, wel viij oft ix vendelen cnechten daer binnen waeren gecomen, ende eenige swertte ruijteren, buijten Mechelen, in eene buschade geleet, als vande compste vande Spaegnaerts geadverteert zijnde, soo dat zij wederomme gecomen zijn, xva junij, laetende eenige vanden hennen achter, ende sommighe gequetst; maer des niet tegenstaende brachten grooten buet mede van bestiael. Julij xiija, es het vendel vande Amsterdammenaers vuijt Loven vertrocken, naert quartier van Diest. Julij xva, de gouverneur der stadt Loven begeert hebbende den raedt der selve stadt te doen vergaerde- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ren, om deswille dat hij metten hooffmeestere van zijne hoocheijt, Jan Baptista de Taxis, ten selven avende, van zijne hoocheijt, van MeechdendaeleGa naar voetnoot1, bij Oplintere, alhier te Loven was gecomen, de welcke tzaemen, bijden raede, zijn gecompareert, ende daernaer oock de lieutenant vanden baron van Chevreaul, die den raede verclaerde bij zijne hoocheijt gelast te zijne om hem binnen de stadt Loven te vinden, ende tot meerdere versekertheijt tegens de vijanden ende partije adverse vande staeten ende prince van Orangien, mede te brengene, onder tregiment vanden voers. baron van Chevreaul, x vendelen cnechten; hebbende oock de voers. hooffmeestre Taxis versocht aenden voers. raede diveersche poincten, onder andere hier naevolgende, te wetene: 1. Commissarissen tot het opscrijven van alle graen, hoedaenich dat zij nu binnen stadt wesende, met oock vanden moute. 2. Andere commissarissen tot het opscrijven vande botere, kaese, zoute, zeepe, keerssen, riet ende anderssints. 3. Te wetene hoe vele backers binnen Loven zijn. 4. Hoe vele brouwers, ende wat provisie van mout zij hebben. 5. Prijs ende pegel opt broot ende bier te stellen. 6. Alle ambachten t'onbieden dat zij zien hunne waere niet op te steken noch te verdieren, opdat van geenen noode en zij, thunnen achterdeel, daerop te versien. 7. Plaetse te noemen tot bewaernisse vande ammonitie, tot onderhoudinghe vanden legele ende chrijsvolcke. 8. Commissarissen te maecken, tot het maecken vande quartieren ende billetten van den voers. regimenten cnechten. 9. Commissarissen tot het visiteren vande sluijse tot Wijchmael. 10. Doer de honderste liedens te weten hoe vele weerbaer mannen binnen Loven zijn. 11. Doer de selve honderste lieden oft doer de pastoors te weten hoe vele communicanten inde stadt zijn, ende bijnaer, dijen volgende, hoe vele monden. 12. Ende versueckende publicatie van alle out ende nieuw graen, soo gedorsschen als ongedorsschen, geschuert, gemijt, ende al des te velde niet gepiekt noch gemaijt en es, hier binnen de stadt te brengen. Julij xvija, es de heere baron van Chevreaul te Loven innegecomen, totten gouvernemente der stadt Loven, op traictement van iijc Carolusgulden ter maent, brengende met hem x vendelen Bourgoinschecnechten, ij vendelen Spaegnaerts, ij vendelen Duijtschen ende ij vendelen Hollanders, daerondere tvendel vande Amsterdammenaers, onder den capiteijn Sterck, maeckende tzaemen xvj vendelen cnechten, boven de iiij vendelen waelen ende ij vendelen Duijtschen, van te voeren te Loven liggende; ende alsoo tzaemen nu binnen Loven xxij vendelen cnechten, sonder tvendel vande borgers. Julij xviija, es den Gouverneur Ruijsbroeck van Loven vertrocken, ende de voers. baron van Chevreaul gesurrogeert in zijn plaetse. Service bijden baron van Chevreaul vande stadt Loven versocht alle daege te hebbene, xixa julij 1578: 1. Ierst ij voederen houts, soo voer de coeckenGa naar voetnoot2 als zijne camere. 2. Twee ponden oft meer keerssen, ende vj kandelaers. 3. Fourraigie voer xxij peerden. 4. Ses maeten havere. 5. Vier ammelaekenen, te wetene ij voer de taefele vanden Gouverneur, een voer zijnen hooffmeester, ende een voer de coeckene. 6. Twee dosijnen oft meer servetten. 7. Vier dosijnen schotelen. 8. Drije dosijnen telljoiren. 9. Olie, azijn, verjus, zout, van elcx eene pinte. 10. Thien oft meer bedden met zijne toebehoorten. 11. Ende van tzurplus oft reste ter discretien vande stadt. Julij xxja, es den voers. Gouverneur, in plaetse vande voers. geheijste service, gepresenteert ter maent hondert goude croonen, ende voerts totten hellebaerdiers, als zijGa naar voetnoot3 den voergaenden Gouverneur Ruijsbroeck gedaen ende gegeven hadden. Eodem, quam de tijdinghe, te Loven, dat de Duijtschen binnen Campen liggende, xxa julij, de stadt hadden overgelevert in handen vande staeten, doert hert beleg vanden graeve van Rennenborch, gouverneur van de staeten daertoe gestelt. Julij xxj voers., wert te Loven geconsenteert den oochst in te crijgen, ende alle andere graenen, van alle canten buijten de limiten vanden quartiere van Loven ende eldere inne te haelen, ende te conserveren tot gemeijnen behoeff vanden garnisoene binnen Loven liggende, om inden noot te gebruijken, ende d'overschot onder hen gelijckelijck te deijlen, tot proffijte vanden genen diet gehaelt hadden; waerdoere groote desordre opde dorpen gebeurde vande soldaeten, nemende, onder tdecksel vande voers. graenen, al dat hen aen stont, soo beesten, meubelen als andere goet, dwelck zij al, te Loven, binnen brachten, ende vercochten tot hunnen behoeff, slaende de beesten soo koijen, ossen, schaepen, verkenen, kalveren ende andere, vuijtvercoopende tselve, metten ponde, onder de borgerije, ende andere hunne soldaeten, werpende de pensen metten ingewanden opde straeten, soo dat daerdoere eenen grooten stanek binnen de stadt was; wesende tselve oock eensdeels oorsaecke vande groote affgrijselijcke sterfte der pestilentien, te Loven opgestaenGa naar voetnoot4, mits de groote vuijlicheijt ende groote menichte vande soldaeten ende dorplieden binnen Loven gevlucht, alsoo | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dat zulcke sterfte in ijc jaeren hier te voeren noijt gezien en was, want men die dooden opde kerckhoven vande stadt Loven niet al en const begraven, maer andere plaetsen daertoe heeft moeten emploijerenGa naar voetnoot1, maeckende opde selve groote diepe vervaerlijcke putten. Die Cellebruederen gingen alle nachten lancx der straeten, met kerren ende peerden, waeraene een belle was hangende, omde dooden daerop te laeden, ende wordden alsoo gevuert naerde voers. kerckhoven ende andere plaetsen, ende mette kerren gestort inde cuijlen opde selve daertoe gemaeckt. Die menschen laeghen lancx de straeten som doot, som halffdoot, opde mesthoopen, zeer deerlijck ende druckelijck om aensienGa naar voetnoot2. Ende alser eenige borgers waeren gestorven, soo waeren de soldaeten de huijsen spolierende ende plonderende tot hunnen behoeff, stootende oock de sommighe noch niet doot wesende, vuijten huijse opde straeten, alsoo dat sulcke desordre noch rooverije noijt in eenieghe steden gesien noch gehoort en was. Ende die soldaeten maeckten al prijs, soo wel buijten opde dorpen als in de stadt, loopende daegelijcx à la picorée, soo zijt noempden; ende de voers. sterfte duerde bij naer een geheel jaer lanck; soo datter binnen Loven wel gestorven zijn, soo men alsdoen zeijde, soo vande borgers, soldaeten ende dorplieden, ontrent de xxxvjm menschen, soo groot als cleijnGa naar voetnoot3. Julij xxija, wert geordonneert dat men een waeckhuijs soude maecken voerde nieuwe huijsenGa naar voetnoot4, opde Merckt, tot bevrijinghe vanden stadthuijse. Julij xxiiija, des donderdachs, quam de tijdinghe alhier, te Loven, doer den heere van Voijset, lieutenant van den heere gouverneur baron van Chevreaul, hoe dat de vijanden vande staeten wegen marcheerden, ende waeren gecomen tot ontrent Wespelaer, preparerende bruggen ende andere gereetschap om eenige entreprise te doene, bevelende daerdoere de fortificatie vande stadt te voerderen in alder diligentie. Julij xxva, zijn alhier, te Loven, gepubliceert de brieven vanden raede van Brabant, in date xxiiija julij, daermede expresselijck, doer bevel van zijne hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, geboden wert, dat allen d'ondersaeten vanden lande ende hertochdomme van Brabant ende Over Maese, gereduceert ende te reduceren onder de gehoorzaemheijt vande C.M., hebbende te negotieren, tracteren oft te solliciteren eenighe affairen, aenden voers. raede van Brabant, zullen moeten heur recours aenden voers. raede van Brabant nemen, binnen de stadt van Loven, als daer gedestineert ende geordonneert, sonder te moeghen gaen te Bruessel oft eldere; welcken volgende es den iersten dach van vergaerderinghe vanden voers. raede van Brabant, binnen Loven, geweest xxvja julij 1578, ten huijse heer ende meester Diericx van tSestich, opde ProeffstraeteGa naar voetnoot5, als d'ierste vanden selven raede, representerende de plaetse vanden Cancellier. Julij xxva voers., heeft Alexander de Farnese, prince van Parma ende Plaijsance, als lieutenant vande hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, het casteel van Lijmborch belegert, ende, bij appoinctemente, innegenomen. Julij xxviija, quam de tijdinghe, te Loven, dat de vijanden vande staeten vuijten quartiere van Mechelen waeren gecomen, naert quartier van Loven, ter zijde Herent. Augusti prima, hebben die staeten vergaerdert een zeer groot heijr, van diveersche natien, onder het bevel vanden graeve van Bossu, ende hebben leger geslaegen bij Rijmenant, in Brabant, daer oock hem bij gevoecht heeft Casimirus, met 7000 voetenechten ende 6000 duijtsche ruijters, al tegens de C.M.; maer en hebben niet vele vuijtgericht. Ultima augusti, es binnen Antwerpen toegelaeten den Calvinisten, die hen noempden vande gereformeerde religie, openbaere exercitie, ende zekere kercken daertoe genomen, ende begonsten openbaerlijck te prediken, ende van gelijcken oock in vele meer andere steden, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||
rebel tegens de catholijcke religie ende Conincklijcke Majesteijt. Septembris xja, es den Casteleijn van Heusden, bij naeme Jan Bacx, met drije vendelen geussche soldaeten smorgens gecomen voer Sint-Jans poorte vande stadt tsHertogenbossche, meijnende met correspondentie die hij hadde van binnen, met een deel van tschermersvendel, dijer tijt de wacht hebbende, alwaere zijnen broeder capiteijn aff was, met de consistorie, zeer groot in getaele, de selve stadt te invaederen; maer wordden van sommighe cloecke borgeren vande schutterijen, (verhoorende dat den vijant voer handen was) die poorte terstont toegesloten, ende hebben daernaer die vijanden zekere verborgen soldaeten vuijter muijten gehaelt, waermede zij hen begeven hebben naerde Vuchterpoorte, sonder kennisse van die vande schutterijen, die welcke poorte zij gedeeltelijck, met smede hamers, hebben opgeslaegen, makende aldaer, naerde stadt waerts in, zekere schanse, om hen te bevrijen, tot dat den vijant (die nu een weijnich vertrocken was) soude aencomen. Maer die vander schutterijen, dit verhoorende, hebben hen begeven terstont naer de voers. poorte, ende met eene goede courraigie de voers. attentateurs miraculeuselijck vuijter voers. schanse, poorte ende stadt (niet sonder bloetstortinge ten bijden sijden) wederomme vuijt geslaegen, ende die poorte wederom toegemaeckt. Septembris xxija, es in Spaegnien gestorven Wenceslaus, een vande ij sonen des keijsers Maximiliaens, die, anno 1570, naer Spaegnien reijsde mette coninginne, zijn sustere. Septembris xxiiija, hebben sommighe vendelen Waelen gemutineert, onder tdecxsel vande catholijcke religie, ende hebben daernaer begonst, met hulpe vanden heere van Montignij, oorloge te vueren tegens die van Ghendt, ende wordden genoempt Malecontenten. Octobris prima, es de hoocheijt Don Jan van Oostenrijck, in zijnen legele, bij Naemen gestorven, vande pesten, soomen seijde; maer eenighe hadden suspitie dat hij vergeven wasGa naar voetnoot1. Ende in zijn plaetse es gesurrogeert als lieutenant-gouverneur ende capiteijn generael vander Conincklijcke Majesteijts Nederlanden Alexander de Farnese, prince van Parma ende van Plaijsance. Novembris xixa, heeft de heere van Ville, graeve van Rennenborch, de stadt van Deventer soo beschoten, dat hen de duijtschen met appoinctement opgaeven. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1579.Januarij xija, es Philips, baron de Licques, alhier binnen Loven gecomen, totten gouvernemente der selve stadt, in plaetse vanden baron van Chevreaul, opt traktement van iijc Carolusguldens ter maent. Ende waeren, doentertijt, binnen Loven de naevolgende capiteijnen, met hunnen soldaeten, die de stadt ende Universiteijt van Loven, bij faulte van betaelinge, diveersche groote leeninghe hebben moeten doen, soo in gelde, broot als anderssints, waeraff de naemen van sommighe capiteijnen ende andere deze zijn, te wetene: Melchior Schijven, overste lieutenant van ij vendels duijtschen; Frederick de Francisquijn, capiteijn van een vendel cnechten onder den graeve van Manderscheijt; Glaude Bernaert oock capiteijn van een vendel cnechten onder den voers. graeve; Jehan Walla, capiteijn van een vendel cnechten, onder den voers. graeve; Lazarus Halder, capiteijn van een vendel Duijtschen; Hans Ingelbert, capiteijn van een vendel Duijtschen, ende Oswaldus Coltvogel, zijnen vaendraeger; Glaude de Masson, Sr de la Chappelle, capiteijn van een vendel cnechten, onder den graeve van Reulx; Jan del Haije, capiteijn van een vendel cnechten, onder den voers. graeve; Jehan de Fourneaul, capiteijn van een vendel Waelen, onder den voers. graeve; Jehan de La Guerre, capiteijn van een vendel Waelen, ondert voers. regiment vanden graeve van Reulx; Gabriel de Licques, baron de Bonignes, capiteijn van een vendel Waelen, onder tregiment van den baron de Licques; Hersse de Merbaix, capiteijn van een vendel Waelen, onder tvoers. regiment, ende Philippe de Mouton, zijnen vaendraeger; Michiel de St Piermont, capiteijn van een vendel Waelen, onder den graeve van Reulx; Philippe de Licques oock capiteijn van een vendel Waelen, onder den baron de Licques; Don Pedro de Aulcuna, capiteijn van een vendel Spaegnaerts; Don Loijs de Toledo oock capiteijn van een vendel Spaegnaerts; Loijs de Haijnnault, sergeant major vanden volcke binnen Loven. In januario, heeft de exellentie des princen van Parma, als lieutenant gouverneur ende capiteijn generael vander Conincklijcke Majesteijts Nederlanden, met een deel volcx van Monsdragon, tcasteel van Kerpen, bij Colen, met gewelt, innegenomen, ende den capiteijn (Beul genoempt) voerde poorte vanden casteele doen hangen, metten meesten deel van zijnen volcke. In februario, heeft de prince van Parma tcasteel van Weert stormenderhant innegenomen, ende dede de soldaeten, daerop wesende, tot lxx toe, hangen; ende van daer es hij, over Thurnhout, voer Antwerpen gecomen, alwaer hij vele Engelschen ende Schotten verslaegen heeft. Ende bedwanck Casimirus volck, liggende tusschen Antwerpen ende Bergen opden Zoom, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||
te velde, soo datse aen hem quaemen genaede bidden, versueckende aen zijne exellentie om, met convoij van de Spaegnaerts, onbeschadicht vuijt conincx landen te trecken, dwelck hen bij zijnen excellentie es toegelaeten geweest. Ende de voers. prince van Parma alsoo wederomme terugge keerende, es met zijnen geheelen legele voerde stadt van Maestricht getrocken, ende heeft de stadt zeer hert belegert ende beschoten. Ten voers. tijde zijn binnen Colen vergaerdert, metten hertoghe de Terranova, vele heeren ende commissarissen soo vande Conincklijcke Majesteijt van Spaegnien, vande Keijserlijcke Majesteijt als vande staeten, om van peijs te tracteren; maer zijn de staeten commissarissen, sonder accoordt, van daer gescheijden, ende die van tsHertogenbossche hebben alleen den peijs, van sConincx wegen, bijden hertoghe van Terranova gedeputeert, zeer blijdelijck ontfangen, ende den xxa decembris daernaer gepubliceert. Aprilis vja, es heer Geeraert Brueckelaer, pastoor van Sinte Cathlijnen, binnen tsHertogenbossche, doer bevel vanden heere van Lokeren, vuijter stadt vanden Bossche geleijdt; maer die catholijcke borgers dat vernemende, hebben hem wederomme, met recht ende gewelt, binnen de stadt gehaelt. Maij xxviija, es de gheestelijckheijt van Antwerpen zeer schandelijck vuijter stadt van Antwerpen geleijdt ende verdreven. Junij xxixa, heeft de prince van Parma, gouverneur ende capiteijn generael van zijnen C.M. Nederlanden, naer een lanck ende hert beleg, die stadt van Maestricht stormenderhant innegenomen, ende den meesten deel vanden soldaeten omden hals gebracht, de stadt geplondert, ende de borgers op groot rantsoen gestelt, niet sonder groot verlies van volcke ende vele capiteijnen ende andere heeren. Julij prima, hebben die consistorianten, binnen tsHertogenbossche, den raet ende die goede borgers willen bedwingen om te doen publiceren ende te doen besweren die Unie van Utrecht, ende hebben hen, te dijen eijnde, in groot getal opde Merckt begeven, in waepenen; dwelck siende de catholijcke borgers, zijn oock geoorzaeckt geweest hen te versien ende te defenderen, ende zijn alsoo, tot ij reijsen toe, tegens malcanderen gecomen, met vreeselijck schieten ende schermutselen; soo datter ten beijden zijden veel doot zijn gebleven; maer Godt almachtich heeft die goede ende catholijcke borgers, zeer cleijn in getal wesende, victorie gegeven, ende de consistorianten, ziende dat zij hen quaet voernemen niet en consten volbringen, zijn viij daegen hier naer, met groote vreesen, vuijter stadt geloopen. Monsieur de Bourse, Gouverneur van Mechelen, heijmelijck verbont metten prince van Parma gemaeckt hebbende, es d'oorsaecke geweest dat de stadt van Mechelen onder de gehoorzaemheijt vande C.M. wederomme es gecomen. Die van Henegouwe ende Artoijs zijn gereconsilieert mette C.M., ende es de reconsiliatie gepubliceert, binnen de stadt van Bergen, in Henegouwe, den xiija septembris. Den xixa septembris hebben die Duijtschen de schans te Willebroeck verlaeten, ende zijn naer Mechelen getrocken, verhoort hebbende dat den capiteijn La Nove derwaerts, met groote macht van volck, quam. Octobris xxa, heeft den capiteijn La Nove Meenen wederomme innegenomen, ende de soldaeten al omden hals gebracht, ende daernaer heeft hij tcasteel van Halewijn, mette vlecken van Waervijck, oock innegenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1580.Januarij viija, es den buijten raet, te Loven, vergaerdert geweest, om gelt te furneren tot behoeff vande soldaeten, alhier in garnisoen liggende; maer daer en wert niet geconsenteert. Januarij xija, es dominus doctor Philippus Swerius naer Maestricht gereijst, aende excellentie vanden prince van Parma, inden naem vande stadt ende Universiteijt van Loven om zijne excellentie te kennen te geven de groote desordre vande soldaeten, binnen Loven, bij faulte van betaelinghe. Februarij ija, opden lichtdach, es alhier, te Loven, vuijtgeroepen, van wegen de C.M., in presentie van Sr Philippe de Licques, den jonge, baron de Bonignes, als gouverneur der stadt Loven, in plaetse van zijnen vaedere, den meijere ende borgemeesteren der selve stadt, dat allen degene vluchtich geweest hebbende, ende wederom comende, moesten compareren voer zekere commissarissen, opt stadthuijs alhier, daertoe geordonneert, om aldaer te antwoorden opt gene men hen aldaer soude voerhouden. Februarij ixa, quaemen te Loven binnen, om in garnisoen te liggen, ij vendelen Waelen. Februarij xxvija, wert die stadt van Cortrijck, doer de Malecontenten ende den graeve van Egmont, innegenomen, doerde Rijsselsche poorte, ende dat doer behulp van sommighe borgers, die een deel van sConincx soldaeten in hunne huijsen verborghen hadden. In de voers. maent van februario es gestorven die prince van Pietmont, Philibertus, hertoghe van Savoijen, eertijts gouverneur vander Conincklijcke Majesteijts Nederlanden. Aprilis vja, maeckten de duijtsche soldaeten ende oock sommighe vande waelschen, alhier in garnisoen liggende, grooten oproer ende commotie binnen dezes stadt Loven, ende liepen bijnaer in allen die cloosters | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ende de borgers huijsen, bij faulte van geit, dwelck zij vande stadt waeren pretenderende; nemende aldaer al dat hen aenstont, onder tdexsel van broot ende andere eetwaeren die zij begeerden vanden voers. cloosters ende borgers te hebben; dwelck die gouverneur ende hunne capiteijnen al lieten geschieden, bij oorsaecke, geloove ick, datse de meeste mededeelers waeren, ende de soldaeten souldije ende geit waeren onderhoudende. Aprilis viija, des vrijdachs snachts, zijn ontrent vij vendelen cnechten, met zekere compaignien ruijteren vande staeten ende geusen, onder Jr Olivier vanden TijmpleGa naar voetnoot1, gouverneur vande stadt van Bruessel, voerde stadt van Mechelen secretelijck ghecomen, ende hebben des anderdachs smorgens, opden daegeraet, de stadt van Mechelen beclommen ende innegenomen, de selve stadt van alles spolierende, doende groot gewelt ende martelie over de catholijcken, ende inde cloosters, den borgers stellende op groot rantsoen; ende hebben van gelijcken corts daernaer, in vuegen voers., de stadt van Diest innegenomen. Aprilis xija, quam hier binnen Loven eene bende ruijteren italiaenen, om alhier in garnisoen te liggen, onder den capiteijn..... Aprilis xiija, ontfingen alle de capiteijnen vande Waelen, alhier binnen Loven in garnisoen liggende, van wegen de stadt ende Universiteijt van Loven ghelt ende broot tot behoeff van hunne soldaeten, mits de groote insolentie, desordre ende dieverije die de selve soldaeten allomme, binnen de voers. stadt, bij faulte van betaelinghe, waeren bedrijvende, bij daege ende bij nachten, nemende den borgers hunne mantels, huijcken ende voerts metten cortsten geseijt al dat hen aenstont. Eodem, quam te Loven binnen een groot convoij soo van graen, broot, ossen, koijen, schaepen, haenen, hinnen, eijeren als andere eetwaere, waeromme die van Loven zeer blijde waeren; want zij van alle canten ende bij naer rontsomme vande vijanden besloten waeren; ende alle hunne victaillie soo tot Naemen ende Luijck, niet sonder groot perijckel, moesten haelen, derwaerts vuerende alle hunne meublen, die zij daer waeren vercoopende, om geit aff te maecken, om hen te onderhouden, mits den grooten overlast ende excessieven cost die zij vande soldaeten hadden, ende vercochten soo naeuw hunne meubelen ende andere goederen, soo dat die van Naemen hen vermaeten dat zij de cauchijsteenen vande straeten vande stadt Loven noch souden comen al op coopen. Aprilis xiiija, cost een haltster terwen, gecomen mette voers. convoij, ij rhinsgulden ende iiij stuijvers, ende een xxv eijeren viij ½ stuijvers. Eodem, quam alhier binnen Loven, om in garnisoen te liggen, eene bende ruijteren albanoijsen, onder den capiteijn.... Aprilis xvja, track heer Charles vanden Tijmple, ridder, meijer van LovenGa naar voetnoot2, met zekere zijne beste meubelen vuijter stadt Loven (volgende zijne huijsvrouweGa naar voetnoot3 die te voeren naer Colen vertrocken was) vreesende eenighe pillaigie vanden garnisoene binnen Loven liggende, mits de quaede betaelinge; waermede doentertijt groot goet vuijt Loven gevuert wert. Aprilis xxvja ende xxvija, es den buijten raet te Loven vergaerdert geweest, om zekere imposten op te stellene, tot behoeff vanden garnisoene, binnen Loven liggende. Maij xxiiija, es den ouden baron de Licques, gouverneur dezer stadt, vuijt Loven vertrocken, met hem leijdende de naevolgende borgers, die hij, met gewelt, dede vuijter stadt gaen, ter saecken van eenieghe suspitie hen opgeleijt, contrarie der waerheijt, te wetene: Helias Pin, Franchoijs van Laere, Hendrick van Diependael, Jaspar de Meije, Lambrecht Smoors, Ghijsbrecht Cortjans, Frederick Baten, Jan van Laecken, smit; Pauwels vanden Berghe ende Hendrick Bartels, al contrarie den privilegien der selve stadt, dwelck te verwonderen was, dat eenen van zulcke cleijne estime, hem heeft dorven vervoerderen te breken ende te contrarieren de privilegien vande steden, hen bijden hertoghe van Brabant verleent, ende principaelijcken de stadt van Loven, die hen noijt tegens de Godlijcke ende Conincklijcke Majesteijt en hebben misdraegen; ende dit al sonder eenige oorsaecke, gelijck tselve wel naederhant gebleken es, want zij corts daernaer wederomme, doer bevel van zijnen excellentie den prince van Parma, binnen Loven zijn gecomen. Junij viija, es alhier binnen Loven gecomen Jan de Croij, genoempt Salcedo, met brieven van zijne excellentie om alhier, binnen Loven, te wesen lieutenant gouverneur ende sergeant major vanden garnisoene, die de stadt presenteerde in alles bereet ende gedienstich te wesen; ende wert, xiiija junij daernaer, opde merckt (op zijn peert sittende) van eenen soldaet, doer zijn been geschoten, daeraff hij, xva augusti daernaer, gestorven es; ende den soldaet diet gedaen hadde, gehangen soo men zeijde; ende men zeijde, doentertijt, dat het willens ende wetens gedaen was, doer dijen hij totter | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||
stadt ende borgerije meer geaffectionneert was, dan totten soldaeten. Julij va, wordden den meijere van Sichenen genoempt [Francois de la Rue] alhier, te Loven, gehangen, omdat hij vanden slote gevloden was, ende werden te Minnebrueren begraevenGa naar voetnoot1. Julij xa, ginck men alhier te Loven processie generael, om peijs ende vrede inden lande te mogen vercrijgen, ende oock omde catholijcke religie; want de landen ende de steden van Brabant al meestendeel tegens malcanderen waeren. Julij xvija, heeft het volck vande C.M. Delfziel ende het huijs te Coeverden, in Vrieslandt, innegenomen. Augusti viija, zijn de gecommitteerde der stadt van Loven naer Naemen getrocken, om mevrouwe de hertoginne van Parma ende haeren sone, den prince van Parma, te congratuleren ende salueren. Septembris ija, hebben onze ruijteren, alhier te Loven in garnisoen liggende, eenen grooten buet ende rooff gehaelt ontrent Vilvoorden, ende brachten binnen Loven lij ossen, ende gaven eenen os voer xij croonen ende het pont voer ij stuijvers. Septembris vija, wordden alhier, te Loven, een mandement gepubliceert nopende den prince van Orangien, hoe hij tvolck, met zijne valsche trecken, verleijt hadde, ende affgetogen vande gehoorzaemheijt vande C.M., tvolck tegens de selve C.M. oproijende, ende op zijn lijff wordden zekere somme gelts gestelt, soo wie hem levende oft doot soude leverenGa naar voetnoot2. Septembris xviija, es de heere Laurentius Metsius, bisschop van tsHertogenbossche, binnen de stadt van Naemen, gestorven. Septembris xxija, wordden ontrent Libbeke, buijten Loven, vande geussche ruijteren van Diest, xxx peerden genomen vande pachters van Loven, geweest hebbende hout haelen. Septembris xxiija, wordden alhier, te Loven, ten versuecke vande hertoginne van Parma, gepubliceert dat eeniegelijck soude vieren, ende dat men processie generael houden soude, ter blijschap van dat de C.M. coninck van Portugael gecroont was; waeromme, te Loven, groote genuchte bedreven wert, niet tegenstaende hunne groote desolatie ende armoede daer zij in waeren, xxva septembris daernaer; ende opde merckt, voert stadthuijs, stont een schuijte, op eenen boom, vol pecktonnen ende houts, ende rontsomme beleet met ossen pijpen vol poeders, dwelck groot geruchte ende getier maeckten, als zij begonsten t'ontsteken; ende soo voert alle de merckt ende de geheele stadt doere geviert, met groote blijschap; ende voert stadthuijs hongen de waepenen vande C.M., met die van Portugael, waerondere deze naervolgende rijmen stonden, te wetene:
Looft den Heer, maeckt vreucht, schout alle calangien,
't Wert noch oost, verget al tvoergaende doleure;
Wert vertroost, Portugael versaemt met Spaengien
t Bringht noch eer en deucht, al christenrijck deure.
Octobris xxva, es de doerluchtighe princesse vrouw Anna van Oostenrijck, des keijsers Maximiliaens dochtere, ende huijsvrouwe vande C.M. van Spaegnien, gestorven; waeromme de C.M. zeer droevich was. Octobris ultima, quaemen alhier voerde stadt Loven iij benden ruijteren vande Geusen, ij met lancien ende eene carabijns, roepende totte borgers opde vesten wesende: compt vuijt ghij PaependievenGa naar voetnoot3. Waeromme xxx van onse ruijteren, alhier in garnisoen liggende, vuijter stadt trocken, rijdende ende smijtende onder den hoop vande voers. Geusen, met zulcke vromicheijt ende gewelt dat de Geusen moesten de vlucht nemen; nemende oock vande Geusen zekere gevangenen, die zij inde stadt brachten. Novembris vija, wordden Guilliame van Horne, heere van Heeze (die anno 1576 de heeren vanden oppersten raet vande C.M., opt hoff tot Bruessel gevangen nam) inde stadt van Quesnoij, in Henegouwe, als een verrader onthooft, doer zekere verraet dat hij in meijninghe hadde geweest te doene van Bergen, in Henegouwe, Conde, St Gilleijn, Betunen, Arras ende meer andere steden, over te leveren, in handen vanden hertoghe van Alencon, Franchoijs. Ende Conde wordden innegenomen, vanden volcke des princen van Orangien, ende corts daernaer wederomme innegenomen vanden volcke vande C.M. Novembris ixa, heeft de gouverneur der stadt Loven, Monsieur de Licques, versocht dat de borgers den soldaeten souden den cost geven oft iij stuijvers daechs, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dwelck bijde gedeputeerde vande stadt ende Universiteijt geconsenteert wert; maer die vande gemeijnte en wildens niet accorderen, dijen nochtans niet tegenstaende heeft de selve gouverneur de trommel doen ommeslaen zulcx te moeten doen. Novembris xiija, wordden, doer bevel vanden gouverneur de Licques, den schoonen grooten torren, staende opde vesten dezer stadt Loven, tusschen de Diestersche poorte ende het NieuwerckGa naar voetnoot1, affgebroken; een memorabel acte, in plaetse van fortificatie zulcke heerlijcke stricture te destrueren. Novembris xxvja, wordden van weghen des voers. gouverneurs de Licques vuijtgeroepen ende ommegetrommelt, dat men geene huijsen meer affbrecken en soude, doer dijen zij nacht ende dach bijden soldaeten werdden affgebrocken, ende de materiaelen tot hunnen proffijte openbaerlijck vercocht. Decembris xviija, es binnen Arhnem den drossaert van Hattem, met zijnen ouden vaedere, onthalst, ende daernaer gevierendeelt ende de stucken opde mueren geset, omdat zij (die noijt de staeten eedt gedaen en hadden) doer tcasteel, sConincx soldaeten vuijt Blijenbeke ontboden ende innegelaeten hadden, ende de stadt Hattem aen sConincx zijde gebracht; ende wert de selve stadt corts daernaer, wederomme vande Geusen innegenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1581.Januarij iija, hielen die gesellen vande Roose ende de Kerssouwen Cameren de wachte opt stadthuijs, te Loven. Januarij xxvja, bedreven de soldaeten alhier, binnen Loven, in garnisoen liggende, groote insolentien ende oproeringe, cloppende opde borgers doeren ende poorten, de sommighe oock met bijlen ende axen open smijtende, onder tdecxsel van t'eten ende te drincken te hebbene; maer naemen al dat hen aenstont, beroovende de borgers huijsen ende hoven van al dat zij vonden, bedrijvende alomme vele quaets, ende de gouverneur ende capiteijnen lietent al geschieden, bij faulte, geloove ick, datse som mede deijlden, ende van quaede betaelinge. Ende de stadt Loven en const geen broot noch geit meer gefurneren, ende de borgers moesten den soldaeten iij stuijvers daechs geven, ende niemant vande borgers en mocht ontrent de vesten comen, bij daege noch bij nachte, ende soo verre iemant daerontrent quam die wordden vande soldaeten berooft van al dat hen aenstont: van mantel, van hoet ende diergelijcke; ende daer doere es te presumeren, dat de soldaeten zulks deden om te beter hunne dieverije te mogen aenstellen ende de huijsen vrijelijck te brecken ende te berooven, want in plaetse dat de soldaeten de vesten ende stadt souden bewaeren tegens de vijanden, soo waeren zij op hunne diverije ende aende huijsen te brecken; soo dat de vesten, menighen nacht, met ij oft iij sintenellen wel bewaert was. Januarij xxviija, wordden de brieven gelesen, daermede aende stadt Loven versocht wert, eene vuijtvaert te doene voerde huijsvrouwe vande C.M., vrouw Anna van Oostenrijck, die xxva octobris anni 1580, gestorven was; ende wert corts daernaer gedaen, binnen de kercken van Sinte Peeters, met xij tortsen ende xx waepenen. Januarij xxviija voers., waeren de gedeputeerde vande stadt ende Universiteijt Loven vergaerdert, om eenich middel te vinden omde soldaeten, binnen Loven in garnisoen liggende, te contenteren ende de borgerije tontlasten vanden service vande iij stuijvers daechs, die zij den soldaeten moesten geven. Februarij vija, was de monsteringhe vande soldaeten alhier binnen Loven in garnisoen liggende, ende geschiedde inden collegie vanden Daele, ende monsterden alsdoen deze capiteijnen, met hunnen soldaeten, te wetene: 1. Heer Charles vanden Tijmple, riddere, meijer van Loven, capiteijn van een vendel Lovenaers. 2. Den baron de Licques, capiteijn van een vendel Waelen. 3. Capiteijn Neuville. 4. Het vendel vanden baron van Veerne. 5. Capiteijn Staff. 6. Capiteijn Chapelle. 7. Capiteijn Chanteur. 8. Capiteijn Piermont. 9. Capiteijn Meerbaix. 10. Capiteijn Fourneaul. 11. Capiteijn Loijs de Haijnnault. Ende, xiiija februarij daernaer, quam tgelt voerde voers. soldaeten, ende dat voer ij maenden betaelinghe. Februarij xxija, quam den ouden baron de Licques wederomme binnen Loven, totten gouvernemente der selver stadt. Februarij xxiija, wert de stadt van Steenewijck (van sConincx volck belegert zijnde) vande Geusen ontset. Martij xija, wordden de trommelen ommegeslaegen, binnen Loven, ende verboden datmen geene huijsen meer affbreken en soude, doer dijen dat zij bijde soldaeten, met zulcke menichte, bij daege ende bij nachte, wordden affgebrocken, ende de materiaelen thunnen proffijte, sonder iemants wedersegghen, openbaerlijck vercocht. Aprilis xiiija, wert het dorp mette cappelle van Werchtere in brant gesteken, bijde geussche vijanden, te Vilvoorden liggende. Aprilis xxva, quam de tijdinghe alhier, te Loven, dat de catholijcken hen tegens de Geusen in waepen gestelt | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||
hadden, tot Bruessel, ende dat de Geusen d'overhant behouden hadden; waeromme zij vele catholijcken hebben doen vuijter stadt vertrecken. Aprilis xxixa, begonsten de geussche Bruesselaers, met hunne adherenten, wederomme de kercken ende beelden ontwee te smijten, beroovende Sinte Goedelen kercke van al daer zij geit aff consten gemaecken, hebbende oock opt hoff de figueren ende waepenen vande C.M. affgeworpen, ontstucken gesmeten ende vercocht, al in groote cleijnachticheijt ende versmaetheijt vande voers. zijne C.M., dwelck te verwonderen es, dat zij hen zulcx hebben derven vervoerderen. Maij ija, zijn die van Bruessel, zeer sterck te voet ende te peerde, voer Loven gecomen, naerden noenen, ende hebben allen de koijen genomen die zij vonden, ende naer Bruessel gedreven; niet tegenstaende dat ons volck vuijttrack naert Broeck, alwaer zij aen malcanderen gecomen zijn, ende hebben vande onsen x oft xij soldaeten verslaegen, ende eenige gevangen genomen, ende onder andere den capiteijn Fourneaul. Maij ixa ende xa, hebben de Geusen van Antwerpen, met hunne adherenten, ons Lieve Vrouwen Kercke aldaer ontstucken gesmeten, ende de selve van alles berooft; ende elck ambacht haelden haere beelden ende patroonen vuijt. Den xxviija julij, wert het casteel der stadt van Breda van sConincx volck verrast, deur Monsieur Houtepenne, coronel, ende daernaer de stadt, met gewelt, innegenomen, de stadt geplondert, ende de borgers op rantsoen gestelt. Augusti xvija, monsterde de soldaeten wederomme te Loven, waeromme tstadthuijs gesloten stont, doer dijen de soldaeten hen hadden laeten ontvlieghen, datse met eene maent betaelinghe, voer hunne souldije, niet te vreden zijn en souden, maer tstadthuijs innenemen tot hunne versekertheijt; waeromme de borgers de wachte aende vesten hielen, ende vuijt elcke Gulde quamender x opt stadthuijs. Augusti xviija, wert Camerijck, dwelck vanden prince van Parma belegert was, deur den hertoghe van Anjou, met gewelt van volcke ontset, ende corts daernaer het casteel van Camerijck oock innegenomen. Augusti xxvja, des saeterdachs snachs, wasser wonder gesien alhier, te Loven, inde lochte, ende daer openbaerde eene groote stadt, waer van schenen de mueren om te vallen, vele visioenen van engelen, witte strepen, gelijck als spicien oft lancien, stekende tegens malcanderen, ende vele meer andere wonders, waeraff men, doenterteijt, zeijde eene presagie oft beteeckeninghe te wesen vande stadt Loven, doert vallen vande mueren; want de stadt Loven van daege te daege lancx soo meer gedestrueert wert, huijsen ende mueren affgeworpen, ende dies, niet tegenstaende, van Gode almachtich, doer zijne engelen bewaert. In augusto voers., wert het naervolgende article der requeste, bij dijen van Loven aen zijne excellentie den prince van Parma gepresenteert zijnde, mette appostille, bij zijne excellentie daer doen op stellen, te Loven, ontfanghen, te wetene: COPIE. Appostille bij zijne excellentie op 't voers. poinct gegeven: ‘Son Excellence veuillant favorablement traicter ces suppliants, et considerant leur impuissance et pertes soustenues, leur fait don et quittance des arrieraiges et courrans des rentes escheus et qui pourront escheoir, durant ces troubles, ou que aultrement sera ordonné, que ceste ville peult debvoir à aultres tenants presentement partie contraire à Sa Majesté et adherans aux rebelles, dont seront expediez lettres en telcas pertinents. Faict à Mons, le xxvij de juillet 1581, soubsigné: Alexandre, et plus bas estoit escript: par ordonnance Son Excellence, signé: Verreycken. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Septembris ixa, wert de stadt van Eijndhoven, doer quade wacht vant garnisoen datter in lach, vande Geusen innegenomen, ende opden selven dach, tsavonts, den vijant comende voerts naer Helmont, heeft de stadt oock innegecreghen, mits haer onsterckte; maer de heere Jr Adolph van Cortenbach, met zijnen cousijn den heere van Maldeghem, hem begevende op zijn slot, heeft dat, xiiij daegen, tegen alle gewelt vanden vijanden, innegehouden, ende daernaer doer Mijnheere van Houtepenne ontset. Opden voers. ixa septembris, werdt de stadt van Sint-Gillain, in Henegouwe, doer den prince van Espinoij innegenomen; maer, niet voersien zijnde, wert wederomme van sConincx volck, met gewelt, innegecreghen. In septembris voers., es zijne excellentie Alexander de Farnese, prince van Parma ende van Plaisance, geconfirmeert ende gestelt bijde C.M. als absoluet lieutenant gouverneur ende capiteijn generael van dezer Conincklijker Majesteijts Nederlanden, ende riddere van den ordene vanden Gulden Vliese. Octobris iiija, heeft zijne excellentie de prince van Parma de stadt van Dornick belegert, ende naer groote bestorminghe es de stadt, met appoinctement, overgegeven onder de gehoorzaemheijt vande C.M., xxxa novembris daernaer; waeromme men te Loven, xa decembris, processie generael gehouden heeft, in danckbaerheijt tot Gode almachtich, vande voers. victorien. Octobris vja, maeckte men alhier, te Loven, groote gereetschap als van zeelen, haecken, beijtels, acxen, leeren ende anderssints, om daermede te proeven de stadt van Diest inne te nemen, ende trocken des avents alhier vuijt; maer quaemen, des anderen dachs, wederomme als niet vuijtgericht hebbende, maer vele volcx gelaeten die over de vesten vander stadt Diest geclommen waeren, bij faulte van assistentie; waer de sergeant major alhier, genoempt Thomas Castelain alias Keersdieff, gelijck men zeijde, die oorsaeke aff was, doer dijen hij met zijnen volcke niet en dorste volgen. Octobris xxixa, es Mathias, die eertshertoghe van Oostenrijck, des Keijsers Maximiliaens sone, die de staeten totten gouvernemente van deze Nederlanden ontboden hadden, vuijt Antwerpen naer Duijtslandt vertrocken, bij oorsaecke van quaet traictement ende andere hem moverende. Eodem, es te Loven gepubliceert, bij consent vanden gouverneur de Licques, dat de soldaeten geene huijsen meer affbreken en souden, noch fruijtboomen noch opgaende eijcken, soo wel buijten als binnen, aff houden, met verbot dat de borgers zulcx vande soldaeten niet en souden coopen; maer al te vergeeffs. Novembris ija, es het convoij van graen ende andere goet, alhier naer Loven comende, vande geussche ruijteren, te Diest liggende, affgeworpen; waeromme onse ruijteren vuijtgetrocken zijn tot voerde poorten van Diest, ende hebben hen den rooff wederomme affgenomen ende binnen Loven bracht. Novembris vija, des avents, es den sergeant major genoempt Thomas Castelain hier te Loven vuijtgetrocken met eene groote tonne vol keerssen, die hij vander stadt Loven keerssen, gedestineert totte wachten, dieffelijck gestolen hadde, ende de tonne es onderwegen ontwee gevallen, waerdoere zijne dieverije ontdeckt wert, ende int openbaer quam; ende zedert den naem van Keersdieff, te dijer oorsaecke, behouden heeft. Decembris xxiiije, vertrocken de gedeputeerde vander stadt ende Universiteijt van Loven, te wetene: heer Charles vanden Tijmple, riddere, meijer van Loven, ende Jr Augustijn Vrancx, borgemeester, van statswegen, ende dominus doctor Joannes Wamesius ende dominus doctor Philippus Swerius, vander Universiteijt weghen, naer Naemen, aende excellentie vanden prince van Parma, om te claegen over het groot gewelt dat de soldaeten binnen Loven bedreven, van rooven ende stelen ende de huijsen dach ende nacht aff te brecken. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1582.Januarij prima, wert den jongen baron de Licques, Gouverneur dezer stadt Loven, tzijnen houwelijcke, mette dochtere des heeren van Moriamee, beschoncken, bijde stadt ende Universiteijt Loven, met iiij silvere schaelen, costende cxc Carolusgulden; waervan hij de heeren grootelijck bedanckten, ende ter maeltijt gebeden heeft. Februarij ija, op Onser Lieve Vrouwen lichtdach, quaemen hier te Loven binnen, om in garnisoen te liggen, vijff vendelen cnechten, waeraff de twee Itaeliaenen waeren, ende het volck vanden gouverneur de Licques track vuijt, ende zij wilden vande borgers den cost hebben; maer daer wordden omgetrommelt dat zij hen te vreden moesten houden met hunne service. Ende Fabio MataloniGa naar voetnoot1, capiteijn van een vendel vande | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||
voers. itaeliaenen, hadde commissie van lieutenant gouverneur te zijn van deze stadt Loven. Februarij xviija, quam den trommelslaegere te Loven wederomme van Bruessel in, die daer gesonden hadde geweest om Hendrick van Roost, pachtere dezer stadt, aldaer gevangen zittende, te lossen, die voer nieuwe tijdinge medebracht dat de hertoghe van Alencon oft Anjou, Franchoijs, broedere vanden coninck van Vranckerijck, tot Antwerpen als hertoghe van Brabant zeer heerlijck vande staeten des landts ontfanghen, gehult ende geeedt was, verlaetende ende verloochenende, metter daet, hunnen natuerlijcken prince ende heere de Conincklijcke Majesteijt van Spaegnien. Ende de voers. hertoghe assumeerde hem den tijtel, gelijck dijen hier volght, te wetene: Francois, sone van Vranckerijck, eenich broeder vanden coninck, bijde gratien Godts, hertoghe van Lothrijcke, van Brabant, van Lijmborch van Gelre, van Anjou, van Alencon, van Tourraine, van Berrij, van Evreulx ende van Chasteau Thirij, graeve van Vlaenderen, van Hollandt, van Zeelandt, van Zutphen, van Maijne, van Perche, van Nantes, van Meullun ende van Beaufort, Marckgraeve des heijlicx Rijcx, heere van Vrieslandt, van Mechelen ende van d'ommelanden; berschermer der Nederlantscher vrijheijt. Februarij xxva, beschanck de stadt ende Universiteijt Loven Fabio Mataloni, capiteijn van een vendel italiaenen, als in plaetse vanden gouverneur dezer stadt gestelt, met eene aeme rhinswijns, hebbende diveersche heeren vande stadt ende Universiteijt te maeltijt gebeden. Meert xviija, wert de prince van Orangien van eenen Spaegnaert, vuijt Buscaijen, bij naeme Jan Jauregui, in zijn hooft geschoten; maer wert vande quetsueren genesen. Meert xxviija, trocken alhier vande bende van Morosijn, vuijt Loven, xxv ruijteren naert quartier van Bruessel, ende hebben, voerde stadt van Bruessel, genomen een cudde van xc schaepen; waerdoere die van Bruessel vuijt trocken, meijnende hen die aff te nemen; maer was verloren arbeijt; want zij daer wel v oft vj vande hunnen lieten; ende de schaepen werdden alhier, te Loven, innegebracht. Opden Paeschavent, wordden alhier, te Loven, opde groote merckte, eenen soldaet aen eenen staecke ghearquebouseert, omdat hij de kercke vande Wittevrouwen berooft hadde. Aprilis xixa, heeft de prince van Parma de stadt van Audenaerden belegert, ende geweldelijck beschoten, ende, ten lesten, met appoinctement, aende C.M. overgelevert, ija Julij. Aprilis xxiiija, hebben de Geusen, met hulpe vande Franchoijsen, de stadt van Aelst, met verraet innegenomen, het chrijsvolck vermoort, de stadt geplondert, ende de borgers op groot rantsoen gestelt. Maij ija, hebben de Geusen des nachts de stadt van Thienen, sonder eenieghe resistentie, innegenomen, ende geplondert, niet tegenstaende datter iij vendelen soldaeten binnen laeghen, die hen int Godtshuijs van Barbelendaele waeren houdende; maer hebben de stadt wederomme verlaeten, trekkende metten rooff van daer zij comen waeren. Daernaer hebben die vanden garnisoene gevangen genomen, den rentmeester vande C.M. aldaer, meester Jannen Put ende Willem Grootvisch, hen opleggende dat zij de stadt verraeden hadden, doer dijen zij des dachs te voeren gevischt hadden, ende clwaeter affgelaeten. Maij vja, es te Loven binnen gecomen een vendel Duijtschen om alhier in garnisoen te liggen, onder den capiteijn tSerclaes. Maij xxvija, es ons volck alhier, te Loven, in garnisoen liggende vuijtgetrocken, in meijninghe de stadt van Diest inne te nemen, ende, des sanderdachs smorghens, hebben zij de stadt van Diest beclommen; ende de vaendraeger vanden capiteijn Fabio, met noch zekere van zijne soldaeten ende Lovenaers, zijn de ierste over de mueren geclommen; maer die waelen en dorsten niet volghen, waeromme zij wederomme moesten vuijter stadt vlieden, laetende aldaer sommighe van hunne soldaeten, die binnen de stadt geclommen waeren, ende zijn soo voerts weder naer Loven gecomen. Junij xva, zijn de ruijteren, alhier in garnisoen liggende, met sommighe voetenechten, vuijt Loven getrocken, tot voerde stadt van Bruesselen; alwaer zij groote menichte van peerden gehaelt hebben, ende te Loven innegebracht. Junij xxija, hebben de Geusen de stadt van Aerschot innegenomen; maer die van binnen waeren meestendeel opt fort, doende groote resistentie, alsoo datter vande Geusen verslaegen wert eenen capiteijn genoempt Cruijsbrekere, met noch iiij andere; ende daernaer de stadt moeten verlaeten. Julij xiiija, es de hertoghe van Anjou ende de prince van Orangien, met allen den staet vande heeren ende edelen van Antwerpen, tschepe gevaeren naer Brugge, alwaer hij als graeve van Vlaenderen, xvija julij, zeer triumphantelijck innegehaelt ende ontfanghen es geweest. Julij xixa, wordden hier, te Loven, eenen duijtschen soldaet gehanghen, om dat hij de kercke vanden grooten Bagijnhove berooft hadde. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Julij xxja, es Nicolaes de Zalecedo, die de hertoghe van Anjou binnen Brugge meijnden om te brenghen, gevangen genomen, ende te Parijs voerden coninck van Vranckerijck gevoert, daer hij, den xxija octobris daernaer, met iiij peerden, levende van malcanderen wert geschoert. Julij xxvija, heeft de hertoghe van Alencon gesonden, doer eenen trompettere, zekere brieven aende stadt van tsHertogenbossche; ende de heere van Helmont, met die vander magistraet, hebben de brieven voerde stadt den trompettere affgenomen, ende in zijn presentie, sonder te openen, verbrant; achtervolgende het overdrach vande iij leden aldaer. Augusti ija, des smorgens, wordden de stadt van Liere, bij Antwerpen, ontrent den iij ueren, doer verstant van binnen, van onsen volcke, alhier binnen Loven in garnisoen liggende, ende andere innegenomen, ende waeren, des dachs te voeren, alhier vuijtgetrocken, met eenen schotschen coronel vanden garnisoene binnen Liere, genoempt Lichfelt Simpel, hier gecomen zijnde ter dijen oorsaecke; waer groote moort geschiedde, ende de stadt zeer geplundert; alwaer de soldaeten van dezen garnisoene, soo de lovensche als d'andere, grooten roofende buet haelden, ende onrechtveerdelijck mede brachten; want de conditien daerop de voers. stadt, bijden voers. coronel, wordden overgelevert, zulcx niet en begrepen. Augusti xva, wert de hertoghe van Anjou, binnen de stadt van Ghendt, als graeve van Vlaenderen ontfanghen. Septembris xxiija, es de stadt Lochem vande Geusen, met hulp vande Franchoijsen, ontset. Octobris xvija, hebben de Geusen het slot van Roost wederomme innegenomen; naer dijen zij daer wel iij oft iiij daegen hadden voergeleghen. Octobris xxixa, wasser eene groote menichte van volcke vande vijanden, des snachts te voeren, voer ende ontrent Loven gecomen, met groote gereetschap, soo van waegenen, leeren, seelen, poedere als anderssints, ende hebben de stadt Loven, des smorgens ontrent den vj ueren, wesende duijster ende nevelachtich wedere, tot iij plaetsen beclommen, te wetene: aende Diestersche poorte, Perckpoorte ende Borchpoorte, hebbende opde selve plaetsen, metter nacht, vele leeren ghericht lancx die vesten, die al meestendeel swert geschildert waeren, ende van twee stucken in een gaende; maer die van Loven hebben die vijanden cloeckelijck ende met groote vromicheijt affgekeert, met hen geweldich schieten ende andere fortse; soo dat de vijanden de vesten hebben moeten verlaeten, ende waeren aende Diestersche poorte tot opde mueren vande vesten gecomen, alwaer daer ij verslaegen wordden; den eenen zijn hooft gecloven, ende den anderen met eenen grooten deksteen versmacht. Ende die van Loven hebben allen de leeren binnen de stadt, over de vesten, getogen, ten aensiene ende in spijt vande vijanden; ende aende Perckpoorte was eenen vaendragere vande vijanden, met zijn vendel, tot opde canteelen vande vesten gecomen, roepende: Ville gaignée! Maer hij wert terstont, met eene pijcke van eenen lovenaere, genoempt Gielis van DoerneGa naar voetnoot1, van boven inde veste achterrugge inde wallen gestootenGa naar voetnoot2. Groote menichte vande vijanden waerenter gequetst ende geschoten, die zij al met hen vuerden; ende zij waeren meestendeel al van Bruessel gecomen. Ende hen volghden naer eenen grooten hoop vande geussche bruesselaers, om tgoet van Loven, tgene datter geplondert soude wordden, te coopen, ende te Bruessel waeren, eenieghe daegen te voeren, bijnaer allen de kercken, cloosters ende den meestendeel vande groote huijsen, binnen Loven staende, vercocht, welcke kerckvercoopers oock al mede gecomen waeren, om hunne comenschappen te leveren, ende de goedinghen te passeren; hadden oock alle de sercken vande kercken van Loven vercocht om naer Hollandt, Zeelandt ende eldere, soomen zeijde, te vueren; maer, die Heere almachtich zij gelooft, hebben met groote schande moeten vander stadt vlieden, ende de selve verlaeten, ende hunne ongoddelijcke comenschappen moeten wederroepen ende achter vallen, tot hunnen grooten verwijte ende eeuwieghe schande, nemmermeer te vergetenGa naar voetnoot3. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Van deze schoone victorie vint men de memorie opt stadthuijs alhier, te Loven, daer noch ij vande voers. leeren hanghen, al swert geschildert, mette andere gereetschapGa naar voetnoot1, daermede zij de stadt Loven meijnden te becomen ende inne te nemen; waerondere de naevolgende rijmen ende dichten staen, te wetene:
Ghij spectateurs die ons aensiet, met verlanghen,
Waerom wij hier hangen, hoort vrij ons ontcnoopen;
Wijn sijn hier aen stadt bracht, van kettersche slanghen;
Loven heeft ons gevangen; ons meesters sijnt ontloopen;
Dat quae misdoen, moet d'onnoosel dickGa naar voetnoot2 becoopen.
In novembri heeft het volck vande C.M., daer die coronel Verdugo overste aff was, de stadt van Steenwijck innegenomen, ende corts daernaer heeft sConincx volck Nienhoven oock innegenomen. Novembris xxixa, es den capiteijn Allonzo, binnen Liere, als een verraeder, affgeweeken zijnde vande C.M., gehanghen, ende daernaer gevierendeelt. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1583.Januarij xvija, es de hertoghe van Anjou gereden, met twee hondert peerden, naer de Kipdorppoorte, tAntwerpen, om zijn volck dat buijten lach, te monsteren; maer comende aende brugge, heeft hij zijnen valschen aenslach begonst te thoonen, ende zijn edelen hebben de borgers (staende met den blooten hooffde) geweldich overvallen ende vermoort; ende de poorte innenemende, dede zijn soldaeten marcheren. Daer waeren terstont binnen de stadt xvij vendelen soldaeten ende iiij cornetten peerden, die hen inde straeten ende opde vesten gespreijt hadden, roepende overal: Tue! tue! tue! Vive la messe! Ville gaignée! Ende waeren gecomen tot aende nieuwe Borse, eert die borgers gewaer werdden, want zij meestendeel over taefel zaeten; daer worddense, met luttel volcx, wederstaen, ende de borgers inde waepens wesende, hebben de soldaeten te rugge gedreven; ende meijnende ter poorten vuijt te loopen, zijn zij d'een opden anderen gevallen, hebbende alsoo de poorte gevult, ende eene schanse gemaeckt, soo datter niemant vuijt noch in en conste, alwaer zij vande borgers ongenaedelijck vermoort werdden; ende de dooden laeghen onderhalff mans lenghde hooch; ende de borgers hebben de vesten wederomme innegenomen, ende de edelen gejaeght, soo dat zij hun peerden moesten verlaeten, ende over de vesten int waeter springhen; de sommighe zijn oock, metten peerden, over de vesten gespronghen; daer bleven vande borgers lxx doot ende sommighe gequetst; vanden Franchoijsen zijnder doot bleven ende verdroncken over de xvc mannen; sonder die gequetst vuijtgeloopen ende naeder- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||
hant gestorven zijn. Daer waeren oock bijde xvc Franchoijsen gevangen genomen; waerondere sommighe heeren van qualiteijt waeren, ende naementlijck de heere Polijs, de heere van Francquez, de heere van Fargijz, de heere van Avergne, de heere van Beauprez, de heere vanden Farte, de heere van Chamoij, den baron van Reulx, de Bisschop van Constance, de heere van Voluzan, de heere van Herren, de heere van Duprez, de heere van Balligere ende de heere van Archon, met vele andere. Ende daer bleven vande Franchoijsen verslaegen onder andere, de graeve van Saint-Aignan, met zijnen sone; de sone vanden marischal graeve van Biron, de heere Durcé, capiteijn de la Porte, de heere van Lemmelaede, raet vanden hertoghe d'Anjou, de heere van Belleparde, generael van den peertvolcke, de heere van Darhij, de heere Demeure, de heere St Viroli, de heere de la Mourrij, de heere van Tourijz, de heere de la Carde ende de heere de la Pierre, al meesters vanden legele; de capiteijn Dijon, italiaen, de heere van Walesij, de heere van Thiant, de graeve du Chateau-Roux, met zijnen sone; de heere van Pinvije, de heere van St-Lij, de heere Macassin, de heere Goulle, capiteijn Mercurio, capiteijn Nicolo, capiteijn Pandello, capiteijn Julio, albanoijsen; Marasin Camille, de heere van Addelta, de heere van Raganoij, de heere Genisac du Cabinet, de heere van Bouchiere, de heere van Bourgecourt ende de heere van Cenceval, met vele meer andere, hier te lange om scrijven; soo dat den Franchoijsen wel mach gedencken dat zij in Brabant geweest hebben. Ende comende de selve Franchoijsen tot Rijmenant, zijn aldaer, met groote menichte verdroncken, want die van Mechen het waeter opgestelt hadden, ende die van Loven lieten hun waeter aff, soo dat zij totten halze toe int waeter waeren; soo dat de reste, die vuijt Antwerpen gevloden waeren, meestendeel aldaer, met vrouwen ende kinderen, verdroncken es; alwaer de dorplieden daerontrent niet quaelijck mede en voeren; want zij daer grooten rooff haelden. Februarij vja, des avents, ontrent den x ende xj ueren, soo heeft eenen genoempt Coijcken, met zijne medegesellen, dienende de Geusen binnen Bruessel, de clocken vande prochiekercke van Heverle gehaelt, behalven de grootste; waeromme hier te Loven eenen grooten allaerme was, duerende wel ij ueren lanck; ende men schoot, metten grooten geschutte, naerde voers. vijanden, opden torren wesende. Februarij xxiija, verbranden tAntwerpen de nieuwe Borse, met allen de craemen, boven geheel aff, des avents tusschen ix ende x ueren. Martij xxviija, cost een halster terwen, binnen dezer stadt Loven, iij rhinsguldens; ende een halster corens, ij rhinsguldens. Inde voers. maent van meert geschiedde groote commotie ende rumoer binnen Loven, onder de soldaeten, bij faulte van betaelinghe, ende allen de borgers wordden opt stadthuijs ontboden, om ghelt te leenen, tot onderhout vande selve soldaeten. Aprilis xxiija, wert de stadt van Eijndhoven overgegeven, onder de gehoorzaemheijt vande C.M. Den ixa maij es Wouw, bij Berghen opden Zoom, overgegaen aende zijde vande Geusen. Inden maij voers., es de hertoghe van Anjou, vuijt Dermonde, getrocken naer Duijnkercken. In maijo voers., hebben hen eenieghe soldaeten, van dezen garnisoene van Loven, laeten gevangen nemen, opt slot van Westerloo, ende naementlijck eenen genoempt Christoffel, italiaen, ende eenen Jan de Beuclet, in meijninghe alsoo tvoers. slot, met lusticheijt, inne te crijghen; ende hebben hen exploot te wereke gestelt, vija maij, hen maeckende meester vanden slote; op hope van terstont geassisteert te wordden, hebben eenieghe vanden slote omden hals bracht, ende vermoort; maer, bij faulte van assistentie, zijn de Geusen wederomme meester vanden slote gewordden, ende hebben ons volck gevangen genomen, ende buijten den slote gehangen; dwelck niet en soude gebuert hebben, hadden zij in tijts geassisteert geweest, gelijck hen toegeseijt was. Maij xxvija, es de stadt van Diest wederomme overgelevert inde onderdaenicheijt vande C.M. Junij va, es het slot van Westerloo overgelevert in handen vande C.M. Junij vja gouw een halster corens, ij l. xv st. artoijs; ende viija junij, ij l. xij st.; ende junij xvja, een halster terwen, iij l., x st. Junij xija, es den legele vande C.M. voerde stadt van Herenthals getrocken. Junij xixa, wert hier, te Loven, zekere triumphe gehouden, soo van vieren, schieten, esbattementen als anderssints, ter zaecken vande victorien die de Excellentie des princen van Parma gehadt hadde, ontrent Roosendaele ende Steenberghen, alwaer doentertijt van den vijanden bleven xxx vendelen Franchoijsen ende vele ruijteren. Junij xxiija, wordden het huijs oft slot van Hoochstraeten overgelevert in handen vande C.M., naer dijen den legele vande selve Majesteijt daer voer gelegen hadde. Julij ja, reden onse ruijteren vuijt Loven om te vertegenen den graeve van Berlaymont, naer Loven comende, geweest hebbende te Masirez, bijden coninck van Vranckerijck ende de coninginne van Navarre, soo men zeijde; ende de stadt Loven beschanck hem met vj stadtstoopen rhinswijns. Julij va, es de Excellentie des princen van Parma hier binnen Loven gecomen, ende vertrack, des anderen dachs, naer Nijvelle, ende soo voerts naer Duijnkerc- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ken; want men zeijde dat de Geusen Sluijs hadden innegenomen. Julij vija, passeerden alhier, ontrent Loven, den legele vande C.M., soomen zeijde, naer Duijnkercken; ende binnen Loven quaemen doentertijt de marquis heere van Ruijsbroeck ende Viscomte de Gand; ende Duijnkercken wert, xvja julij, overgelevert in handen vande C.M., naer dijen de hertoghe van Anjou daervuijt vertrocken was. Julij ixa, vertrack de bende ruijteren vuijt Loven, aldaer in garnisoen gelegen hebbende, onder den capiteijn Camille de Monte, ende in zijne plaetse quamper eene andere bende ruijteren in, onder den capiteijn Charles de la Luna. Julij xviija, eenen grooten allaerme, alhier binnen Loven, des snachts voerden xij ueren, ende allen de borghers ende soldaeten waeren opde vesten, doer dijen de vijanden (van Bruessel gecomen zijnde) onder weghen waeren, in meijninghe de stadt van Loven in te nemen, ende te verrasschen; maer een van hunnen volcke, geweest hebbende sergeant vanden vendele des capiteijns Fabio, alhier in garnisoen liggende, ende van hier bijde vijanden overgeloopen, met eenieghe peerden, voervuijt gestooten zijnde, om te comen accoeteren aende stadt, verlaetende zijne medegesellen, es tot aende stadt, onder de vesten gecomen, doende advertentie hoe die vijanden onderwegen waeren; ende wert, met hulpe vande wachte, binnen de stadt getogen, vertellende den gouverneur Fabio, zijnen capiteijn, der vijanden aenslach, ende dat zij waeren in grooten getaele, met alderhande gereetschap van waegenen, leeren, zeelen, poedere ende anderssints, tot zulcken exploot nootelijck (alwaer oock niet absent en hebben geweest die Bruesselsche kerckvercoopers ende andere, om allent goet van Loven op te coopen). De gouverneur Fabio dit verstaen hebbende, heeft terstont ij oft iij groote stocken laeten affschieten. Dit hoorende de vijanden zijn wederomme te rugge getoghen, van daer zij comen waeren, merckende aent schieten dat hen exploot ontdeckt was. Ende des anderen dachs wert, te Loven, geboden eenen iegelijck te moeten waecken, soo wel gheestelijck als weerlijck. Augusti va, heeft de prince van Parma Dixmuijden innegenomen. Septembris ja, wordden alhier, te Loven, eenen osse, met pijp ende trommel, ommegeleijt, om zijne groote hoochde wil, toebehoorende Jaspar De ManGa naar voetnoot1, ende woech viijc ponden, iiij min; ende hij vercocht het pont iiij stuijvers. In septembri, wert IJperen vanden prince van Parma belegert. In septembri voers., quam de tijdinghe alhier, te Loven, dat de C.M. wederomme een eijlandt opde zee vercreghen hadde. De dieverije vande soldaeten binnen Loven, soo wel vande Italiaenen, Duijtschen, Waelen als andere, es onverdrachelijck geweest, nemende den borgers ende andere hun graen, broot, boter, kaese, mantels, huijcken ende in somma al dat hen aenstont, breckende niet te min, bij daeghe ende bij nachte, diveersche huijsen, doende den borgers grooten overlast, niet wel moeghelijck te bescrijven. Septembris xixa, des avents, versloeghen die van Liere, iiij vendelen cnechten vande Geusen, comende van Herenthals, het garnisoen aldaer verandert zijnde, brengende binnen Liere iij vendelen ende ij capiteijnen, den eenen genoempt vanden Dorp ende den anderen vander Dort; ende eenen capiteijn genoempt Ranst verslaegen, ende Wambeecke, borgemeester van Mechelen, gevanghen. Septembris xxa, moesten de vj compaignien vande borgerije te Loven, te wetene vande groote Gulde, St Jooris Gulde, de Hantboge Gulde, St Christoffels Gulde, de Roose ende de Kerssouwe, wederomme al te zaemen waecken, mits de tijdinghe gecomen van Halle als dat de vijanden wederomme sterck opde beenen waeren; niet wetende waer dat zij thooft henen hadden. Septembris xxja, quaemen hier brieven aende stadt Loven vanden graeve van Berlaymont, innehoudende de schoone ende groote victorie die de C.M. gehadt hadde, int eijlandt van Tercera; soo dat zijne Majesteijt nu de zee open heeft om vrijelijck in Indien te vaeren. Ende deze victorie was gebeurt op Ste Annendach; waeromme men te Loven, allen de stadt doere, met groote blijschappe ende genuchte, geviert heeft. Octobris viija, wederomme tijdinghe dat de vijant sterck opde beenen was om Loven oft Liere inne te nemen, waeromme allen de borgers ende de soldaeten dijen nacht moesten waecken. Eodem, soo men zeijde, es den capiteijn Jonathas, met zijne xx ruijteren, vuijt Bruessel overgetrocken naer Halle, versueckende aenden capiteijn Coradijn, te Halle in garnisoen liggende, dat hij hem, met zijnen ruijteren, in zijne compaignie wilde accepteren, gelijck de voers. Coradijn oock dede, ende trocken soo tzaemen wederomme vuijt, naerde vaert van Bruessel, ende hebben aldaer de veerschuijte affgeworpen, ende vele ge- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vangen genomen, soo van Bruessel, Antwerpen als van eldere. Octobris xxiija, heeft het volck vanden prince van Parma tSas van Ghendt innegenomen. Octobris xxiiija, es de prince van Parma, doer hulp vanden Baillieu van Waes, genoempt Servaes van Steelandt, int landt van Waes gecomen, ende die van Antwerpen hebben den vlaemschen dijck, te Borcht, te Calloo ende te meer andere plaetsen doergesteken. Novembris xvija, wederomme groote commotie ende oproer onder de soldaeten alhier, te Loven, in garnisoen liggende, oploopende ende met bijlen ende acxen de borgers huijsen opsmijtende, beroovende de selve van broot, boter, kaese ende alderhande eetwaere, met oock anderssints tgene hen aenstont, waeromme allen de borgers doeren ende winckels gesloten stonden, alleleens oft zondach geweest hadde, mits de groote insolentie, gewelt ende overlast die de soldaeten waeren bedrijvende, niet mogelijck om scrijven. Anno 1583 voers., wert dit naevolgende pasquil oft refereijn tAntwerpen, achter straeten, gestroijt, te wetene:
Wij hebben een landt sonder heer;
Elck rooft en steelt even zeer;
Wij hebben groote oorloghe, sonder strijt,
Ende grooten honger, sonder dieren tijt;
Wij hebben groote eters, sonder tanden,
En groote dieven, sonder schanden;
Deze sesse bedorven onze Nederlanden.
Wonderlijcke dingen zijn daer doer verkeert,
Want groote dieven men nu wel eert;
Die met pracktijcken meest connen stelen,
Gaet men nu die gemeijnte bevelen;
Want zijn Alteze, aensieget al;
Ende den prince gouverneret al;
Villeers die spreket al;
Mertten die beloopet al;
Junius die coopet al;
Vandenwerfve solliciteret al;
Cornelius die confiskeret al;
Den Breedenraet consenteret al;
D'aerm ghemeijnte betaelet al;
Die woeckenaers ontfanghent al;
Die paepen goeden becoopent al;
Antwerpen, tquaet broetsel, voedet al;
Penne ende inck onthoudet al;
Godt almachtich die lijdet al;
Die duijvel, compt int leste, ende haelet al!
| |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1584.Januarij xa, wast groot onwedere van donder, blixem ende reghen, ende was zulcken vochtigen wedere, dat noijt diergelijcken gesien en was. In alle kercken, cloosters ende huijsen, boven ende beneden, vuijt alle werck, soo van hout, steen als schilderije, sloech vuijt eene groote vochticheijt, schijnende tselve te sweeten, met groote druppelen affloopende, als merckelijcke droeffheijt maeckende, ende de groote desolatie vander stadt Loven (soo men zeijde) te beweenenGa naar voetnoot1. Februarij xxa, eenen grooten allaerm te Loven, des achternoens, mits de vijanden die Geusen onder de vesten waeren, buijten de Bruesselsche poorte, ende daerontrent. Ende dijen dach gebeurden, binnen Loven iiij ongevallen: d'ierste eenen soldaet dootgesteken; tweede vieler eenen cnecht, inden gulden Voet, inde Schipstraete, van boven doerde venstere opder straeten doot; derde wert er eenen peertruijtere doer zijnen arm gesteken, ende het vierde was dat meester Huijbrecht Duijm, comende geloopen naerde vesten, ter saecken vanden voers. allaerme, aende selve vesten viel in eene popelzijnGa naar voetnoot2 ter aerden doot. In februario, wert de stadt van Aelst, in handen van den prince van Parma overgelevert; sommighe scrijven oock dat Aelst overgelevert wert den ja decembris 1583. Martij ija, dede de sergeant major vanden garnisoene, binnen dezer stadt Loven, vuijten huijse van Helias Pin, appotekere, doentertijt rentmeester vande stadt, eenen grooten mortier haelen, ende dede dijen draegen int Rat van AventuerenGa naar voetnoot3, eene vettewaerije, tot onderpant om keersse te hebben totten wachten, mits de groote desolatie ende armoede der voers. stadt van Loven. Den xxviija meert, es binnen Brugge, den peijs gepubliceert, die zij metten prince van Parma gemaeckt hadden, doer den prince van Chijmaij, gouverneur van de stadt van Brugge, die de stadt van Brugge zijne excellentie overgelevert heeft. Aprilis xija, es IJperen, met appoinctement, overgelevert aenden prince van Parma. Aprilis xixa, eenen grooten allaerme binnen Loven, des avents ontrent xj ende xij ueren, en wederomme dessmorgens ontrent den iiij ueren, in welcken allaerme groote commotie ende beroerte opde vesten was, tusschen de borgers ende den capiteijn Psalmire, doer dijen hij eene borgere gequetst hadde, ende soude | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||
meester Nicolaes FoxiusGa naar voetnoot1 doersteken hebben, en hadde hij niet hert geweest, doer zijne dronckenschap, waeromme de borgers sustineerden niet meer te willen waecken, ten waere tselve aenden voers. capiteijn gecorrigeert waere. Ende Jr Rijckaert van Pulle, schepenen dezer stadt, comende ter saecken vanden voers. allaerme, met zijnen peerde, naerde vesten gereden, ende zijn peert van loopen niet conende ophouden, es tselve peert, metten voers. van Pulle, met gewelt, tegens de ketene vande Diestersche poorte, met zijne borste, geloopen met zulcken fortse soo dat het peert daer neder ter aerden doot viel; een groot ongeluck ende verlies, want het peert meer dan hondert guldens, soo men zeijde, weert was. Maij xva, gouw een halster corens, xxxv st. Junij iiija, wordden alhier, binnen Loven, opde groote merckt, eenen vrijbuetere, een kerckdieff ende brantstichter al levende aen eenen staecke verbrant. Junij xa, es de hertoghe van Anjou, broedere vanden coninck van Vranckerijck, ende der staeten geconterfeijten hertoghe van Brabant, binnen Chasteau-Thirij, zeer deerlijck gestorven; ende in zijne plaetse es gesurrogeert de prince van Orangien. Julij vja, es de prince van Parma, met zijnen volcke, voert fort van Lilloo gecomen; maer es daer wederomme affgetogen; niet sonder groote schaede ende verlies van volcke. Julij vija, wordden alhier, te Loven, opde groote merckt, zeven vrijbueters gehanghen, die groot quaet, ontrent Loven, gedaen hadden, van moorden, rooven, branden, brantschatten ende anderssints; ende wordden begraeven op Ste Cathelijnen kerckhoff. Eodem, quaemen voer Loven, int Lovenaerenbroeck, twee benden ruijteren vande Geusen, eene met lancien ende d'andere carabijnen, nemende eenen grooten hoop schaepen, die men zeijde wel duijsent guldens weert te wesen, ende drevense met hen, niet tegenstaende dat ons volck vuijt getrocken was. Julij ixa, quaemen er brieven van advertentie van zijne excellentie den prince van Parma te Loven; ende alle vj de vendelen vande borgerije moesten dijen avent waecken; ende men zeijde dat ons volck Lilloo beschoot, ende datter ketenen ende flotten over tSchelt gespannen waeren, met andere gereetschap, daer ons volck over passeerden; ende den jongen DuijmGa naar voetnoot2, met zijne huijsvrouwe, wordden aldaer op zijn speelhuijs, van ons volck, gevangen genomen. Julij xa, zijn die vijanden, die Geusen, wederomme int Lovenaerenbroeck gecomen, in meijninghe allen de koijen mede te drijven, gelijck zij, vija julij, de schaepen gedaen hadden; ende ons volck, vuijttreckende, meijndense te slaene; maer den vijant was te sterck; ende hebben ons volck overvallen, nemende den vaendraeger vanden capiteijn Psalmire gevangen, ende noch v oft vj verslaegen. Julij xja, zijn de vijanden wederomme ontrent Loven gecomen, ende hebben, ontrent Perck, gevangen genomen heer Thomas van Dongelberge, boursier van Perck, met noch eenen anderen; ende hij moeste van rantsoen geven vc Carolusgulden. Julij xva, quam alhier de tijdinghe, binnen Loven, dat de prince van Orangien voersekere, binnen Delft, xa julij, van eenen bourgoignon, genoempt Balthazar Geeraerts, van VillanphanGa naar voetnoot3, dootgeschoten was; ende gevangen genomen zijnde ende gepijnt, verclaerde tzelve gedaen te hebbene vuijt devotieGa naar voetnoot4; ende daer naer wert hij gecondempneert ter doot, ende geexecuteert, xiiija julij, soo hier volght:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Alle deze tourmenten heeft hij verdraegen sonder eens aijmij te seggen oft te roepen, oft van pijnen te verroeren, oft eens te vertrecken; ende de hant, als voeren, affgebrant wesende, heeft daermede de gemeijnte ij oft iij cruijcen gemaecktGa naar voetnoot2; ende over zijn hooft quam gevlogen, soomen zeijde, eene schoone sneuw witte duijveGa naar voetnoot3 vliegende naerden hemelGa naar voetnoot4. Julij xixa, wordden, te Loven, den sergeant vanden capiteijn Don Gaston, diemen noempde den Vere, opde groote merckt, onthooft, die vele quaets gedaen hadde, soo binnen als buijten Loven, als diveersche dochters ende vrouwen ontschaeckt ende vercracht hebbende, ende sommighe oock, naer dijen hij zijnen wille daermede gedaen hadde, vermoort, soomen zeijde. Inde voers. maent van julio hebben de Geusen, doer bevel ende ordonnantie van die van Antwerpen, de stadt van Herenthals verlaeten; ende die borgers hebben terstont sConincx garnisoen vuijten legele ontboden ende innegelaeten. Julij xxva, heeft de prince van Parma, met zijnen volcke, Calloo, opden vlaemschen dijck ende Ordam, opden brabantschen dijck, innegenomen; ende daernaer, in augusto, heeft hij het breet waeter vande Schelde, voer Antwerpen, besloten ende eene brugge daerover gemaeckt, daer hij lange mede besich geweest hadde, om daerdoere Antwerpen te benauwen; waeromme die van Antwerpen grooten arbeijt deden om tselve te breken. Augusti xvja, heeft de prince van Parma de stercke stadt van Dermonde, in Vlaenderen, met appoinctemente innegecregen, den ven dach, naer dat hij de stadt begonst hadde te beschieten; waeraff die van Ghendt ende van Antwerpen zeer verslaeghen waeren. Septembris vja, es de stadt van Vilvoorden overgelevert in handen vanden prince van Parma. Septembris xa, wert alhier, te Loven, gescreven dat de naevolgende pasquillen oft refereijnen, binnen de stadt van Antwerpen, achter de straeten gestroijt waeren, te wetene:
Dermonde ende Vilvoorden zijn gheleghen;
Ghendt ende Bruessel hebben den arbeijt gecreghen;
Mechelen gaet op haeren tijt;
Antwerpen heeft noch wat respijt;
Lilloo maeckt hierom groot gecrijt;
Ostende ende Sluijsen,
Moeten daeromme verhuijsen.
Een ander:
D'oorloghe heeft ons een kint gesweet,
Quaede raet hiet zijnen vaedere;
Hoe langer hoe erger, dat kindeken heet;
Gebreck van wijsheijt es die ghevaedere,
Tweedrachticheijt die voester, noijt quaedere;
Sij heeft suchten te wille, dat kint wordt groot;
Den almogenden Godt, sij ons beraedere;
Want wort dat kint etende, adieu ons broot.
Septembris xja, passeerden hier, te Loven, naert quartier van Sichenen, xxvij vendelen Spaegnaerts van der Conincklijcke Majesteijts legele. Septembris xxa, es de stadt van Ghendt, met appoinctemente, veraccordeert metten prince van Parma. In septembri voers., zijnder sommighe schepen, vuijt Hollandt, ontrent Antwerpen gecomen, ende ons volck heeft er iiij inden gront geschoten, passerende tusschen Lilloo ende Antwerpen; waernaer de prince van Parma het schelt dede toepijlen, ende met ketenen, touwen ende boomen overspannen ende sluijten; omdat Antwerpen niet en soude meer gevictailleert wordden. Septembris xxviija, quam te Loven eenen bode alhier expresselijck gesonden, bij Vendeville, met brieven van advertentie dat meer dan tijt was, dat de gecommitteerde der stadt van Loven bij zijne Excellentie den prince van Parma soude comen solliciteren, om alhier, ten eeuwigen daege moghen gecrijgen de Cancelrije oft | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Raet van Brabant, de Rekencamere, het Leenhoff ende anderssints; waeromme allen de brouwers ende andere borgers opt stadthuijs ontboden wordden, om ghelt te leenen, tot behoeff vande reijse te doene aenden voers. prince van Parma, ter saecken voers. Ende de borgemeester Jr Jan van Liedekercke, Jr Rijckaert van Pulle ende de pensionaris der voers. stadt Loven, zijn derwaerts gereijst, ixa octobris daernaer; maer en hebben niet geobtineert. Octobris xa, passeerden, voerbij het fort van Borcht, xxiiij schepen, met ij galleijckens, comende van Ghendt, doert verdroncken landt naer Calloo, omde Schelde daermede te sluijten. Den iiija novembris, begonst de prince van Parma de Schelde, bij Calloo, met schepen ende andere gereetschap te sluijten, om Antwerpen te benaeuwen. Eodem, wert bijde selve brugge gevangen de sone van La Noue, gouverneur van Lilloo, in een schuijtken, meijnende van Lilloo, heijmelijck, naer Antwerpen te vaeren. Novembris xxvja, overvielen die van Antwerpen sConincx volck tsavents onversients, aende brugge bij Calloo, doot slaende ontrent iijc soldaeten, ende nemende iij van sConincx schepen. Decembris xva, es onsen gouverneur Fabio Mataloni, mette ruijteren van Diest, vuijt Loven, naer Vilvoorden getrocken, bijt ander volck aldaer liggende, omde stadt van Bruessel te benaeuwen. Ende, xixa decembris daernaer, wordden vuijt Loven gevuert, naer Vilvoorden voers., diveersch haeckgeschut, om opde sterkten, ontrent Bruessel, te bezigghen, om alsoo Bruessel bat te benaeuwen, ende te brengen onder de onderdaenicheijt vande C.M. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1585.Januarij va, es Fabio, onse gouverneur, wederomme vuijt Loven naer Vilvoorden getrocken, met alderhande provisie, soo van terwe, coren, geerste, haver, bier, broot ende anderssints, tot onderhout vanden legele aldaer liggende, tot besluijtinge der stadt van Bruessel; ende men deijlden den dorplieden, hier binnen Loven gevlucht, de hellicht van hunnen graen aff, tot behoeff als voere, ende track soo derwaerts, met vj waegenen. Januarij viija, quam de bisschop van MechelenGa naar voetnoot1 te Loven in, van Vilvoorden, ende wordden, des anderen dachs, vande Universiteijt, met cruijcen ende vaenen, binnen Sinte Peeters kercke gehaelt, hoorende aldaer de hoochmisse; ende daernaer gaff hij den volcke de benedictie. Januarij xixa, hebben de Geusen Baetsvoert verlaeten ende in brant gesteken. De stadt van tsHertogenbossche es vanden graeve van Hollac, aldaer gecomen zijnde, met ontrent iijm voetcnechten ende vij benden ruijteren, des smorgens, int opdoen vander poorten, met verraet van binnen, xixa januarij, innegenomen. Maer zijn vande borghers, doer Godts gratie, wederomme vromelijck daer vuijtgedreven, ende inde stadt verslaegen ontrent de iiijc mannen, vanden voers. graeve, ende vele over de vesten geloopen ende gesprongen, soo te voete als te peerde, vande welcke oock zeer veel verdroncken ende den hals braecken, met peerden met al; ende dit geschiedde al bij voersichticheijt vanden portier, die boven opde poorte gevloden was; ende alsoo de vijanden in quaemen, heeft hij de schockpoorte oft schockbalcken laeten neervallen, soo dat de vijanden nu vuijt noch in en consten. Dit de vijanden gewaer wordende, hebben hen terstont gestelt om te vlieden, soo datter groote menichte vande vijanden bleven zijn, ende gevangen; waervan de sommighe zijn geexecuteert geweest om van hen te weten ofter eenich verraet van binnen geweest hadde, soomen suspiceerden. Ende daer bleven onder andere doot, gelijck men zeijde, den broedere vanden appostaetGa naar voetnoot2 ende des princen van Orangien bastaertsone, met vele capiteijnen ende vaendraegers; ende vande borgers bleeffer doot ontrent lx, sonder die gequetst waeren. Februarij viija, wert alhier, binnen Loven, gepubliceert dat niemant wie hij waere, handelen noch trafiekeren en mochte met die van Bruessel, ende dat men oock niemant van Bruessel in genaede nemen en soude, cleijn noch groot; waerdoere datter onder weghen Bruessel vele gehangen werden, vuijt Bruessel gevloden zijnde. Ontrent dezen tijd, te wetene op Sinte Mathijs avent, wast Schelt voer Antwerpen, bij Calloo, geheel gesloten, om Antwerpen te benaeuwen, ende was de brugge daerover soo sterck gemaeckt, datter heel benden ruijteren over passeerden; ende daer stont veel groot geschut op, ende wert genoempt die Palissade, soo datter nu niemant vande vijanden en conste gepasseren, noch Antwerpen gevictailleert wordden; waeromme die van Hollandt, Zeelandt ende die van Antwerpen dickwijls daerontrent zijn gecomen, in meijninge de selve te breken; maer was al verloren arbeijt; ende anders daer niet vuijt en richten, dan daer laetende van hunnen volcke ende schepen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Den vj meert heeft de stadt van Nijmmeghen haer begeven aende C.M., ende den ixa meert de stadt van Doesborch. Den xa meert, die van Bruessel, vuijtgehongert ende totten vuijtersten noot gebracht zijnde, hebben een appoinctement metten prince van Parma gemaeckt ende gesloten, ende zijn alsoo, doer hongersnoot, onder de gehoorzaemheijt vande C.M., hunnen natuerlijcke heere, wederomme gecomen. Meert xviija, trocken alhier vuijt Loven, des avents ontrent den x ueren, ij vendelen italiaenen, j vendel duijtschen ende iiij vendelen waelen, om te trecken binnen de stadt van Bruessel, haer opgegeven hebbende (doer armoede ende faulte van victaillie) in handen van de C.M.; ende de Geusen ende andere soldaeten metten hunnen trocken vuijt Bruessel, des smorgens, xixa meert, ten vj ueren; ende ons volck track daerbinnen, eodem, ten vij ueren daernaer, waeromme die van Loven zeer blij waeren; want de voers. soldaeten hier binnen gelegen hadden van opden Lichtdach anni 1582. Martij xixa, trock hier vuijt Loven een groot convoij met bier, broot, terwe, coren, geerste, havere, vleesch, ende alderhande eetwaere, wel met hondert ende meer waegenen ende kerren ende crijwaegenen, sonder getaele, al naer Bruessel, om die van Bruessel te versien van victaillie, die soo veraermoijt waeren dat zij het broot custen als zijt zaegen, jae bijnaer op haere cnien daervoere laeghen van hongere. Den xxja meert, quaemen hier, te Loven, zekere commissarissen van Bruessel om te haelen den eerw. heere eertsbisschop van Mechelen, omde tempels ende kercken, te Bruessel, comen te herwijen, die de Geusen al meestendeel ontwijt ende ontstucken gesmeten hadden. Meert xxvija, gouw een halster corens ij rhinsguldens, iij st. Martij xxixa, meijnden Monsieur de la Motte in te nemen de stadt van Ostende; maer doert gewelt ende resistentie van binnen, moeste hij wederomme te rugge keeren vandaer hij comen was. Aprilis vja ende viija, quam de tijdinghe alhier, te Loven, hoe dat die van Antwerpen, iiija aprilis, des avents ontrent den xj ueren, een groot schip (genoempt Fin de la Guerre) hebben laeten affdrijven naerde Palissade oft brugge bij Calloo, sonder stuerman, toegemetst wesende met steenen ende groote sercken, ende binnen vol poeders ende andere instrumenten, met lompen ende brandende hout daeraen gestelt, om, op zekeren tijt, soo allenskens den poedere te comen, om alsoo comende aen de palissade onsteken te wordden, ende de geheele palissade te vernielen ende te destrueren. Ende die vanden legele vande C.M. tvoers. schip gewaer worddende en wisten niet wat het was, noch wat het te bedieden hadde, ende int lesten hen verstoutende, zijn met schuijten daeraen gevaeren ende hebbent gedampt. Binnen middelen tijde es tvier van binnen int poedere gecomen, ende alsoo ontsteken, zulcken gewelt ende fortse doende dat de werelt scheen te vergaen; verslaende veel van onsen volcke ende onder andere den marquis de Roubaix ou d'Espinoij ende vele andere; ende was soo duister, inden legele, vanden roock vanden poedere ende ander gestubbe, dat d'een den anderen niet en zach; ende 'twaeter inde locht met gewelt gedreven zijnde, ende wederomme ter aerden vallende, sloech vele volcx neder ter aerden; jae, de prince van Parma selver, soomen zeijde. Soo dat ons volck niet en wist wat bedrijven, doerde groote turbatie ende duijsterheijt; soo dat de prince van Parma vraechde ende verlanghde naerden dach, zeggende onder andere woorden: N'en sera-t-il jamais jour; vraegende oft nemmermeer dach wordden en soude. Maer ten hadde geene schaede oft hinder aende palissade gedaen. Ten voers. tijde, naemen de Hollanders ende de Zeelanders inne de forten van Lieffkenhoeck, Sint Anthoniushoeck ende Tervent. Maij va, ginck men, te Loven, processie generael voerde welvaert vanden lande ende der catholijcke religie, ende voerden prince van Parma dat hem Godt gespaeren wilde in prosperiteijt ende lange gesontheijt. Maij xxiiija, zach men alhier, te Loven, inde locht, eene langhe, breede, geschakierde, witte, duijsterachtige strepe, comende vuijten oosten, treckende naerden westen, des avents ontrent den ix ende x ueren; ende men zeijde dat het die palissade voer Antwerpen was beteeckenende. Den xxva maij, des avents ontrent vj ende vij ueren, hebben de vijanden van Antwerpen, naerde palissade gesonden xij schuijten aen een vast gemaeckt, gelaeden met steenen ende andere gereetschap van poedere, in meijninghe de palissade daermede te brecken; ende hebben hunne andere schepen, opden nacht, doen marcheren naerden Couwensteijntschen dijck, op d'eene zijde, ende vande andere zijde, zijnde vijanden van Hollandt ende Zeelandt, ontrent Lilloo, hebben van gelijcken eenieghe schepen al brandende naerde selve palissade gesonden; ende, des smorgens, opden daegeraet, hebbense ons volck comen van ij canten bespringen, met zulcken gewelt datse te lande gecomen zijn, ende hen daer gehouden vij oft viij ueren; ende hebben vele diepe trancheen ende bollewercken gemaeckt, soo met wolsacken als andere sacken, gevult met aerde, niet tegenstaende alle onse artillerije ende harquebousiers, die affgrijsselijck onder de vijanden waeren schietende. Ende ten lesten heeft ons volck hen soo vromelijck (bijde gratien Godts) gehadt ende gestelt tegens de vijanden, datse, ten lesten, meester gewordden zijn, ende de vijanden verdreven hebbende, hebben xij schepen vande vijanden inden grond geschoten, ende | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||
xxvij schepen, met vele artillerije, gedampt, ende wel ontrent de ijm persoonen ende noch wel vc pioniers van den vijant verslaeghen, ende alsoo de vijanden, thaerder grooter schande, verlies ende schaede verjaeght; waeromme de prince van Parma brieven aende stadt van Loven gesonden heeft, dat men ter zaecken vande voers. victorie (die soo groot was als de C.M., in menighe jaeren, hier te lande ende principaelijcken op dijcken gehadt hadde) soude processie generael houden, in danckbaerheijt tot Godt almachtich vande selve victorie. Maij xxvija, quam hier, binnen Loven, een bisschop van Italien, als legaet van onsen heijliegen vaedere den Paus, ende was gelogeert inde abdije van Sinte Geertruijden, ende dede de misse St Peeters, xxxa maij, doenmen processie generael hiel, ter zaecken vande voers. victorie. Junij iija, wordden alhier, te Loven, d'vuijtvaert gedaen voer onsen heijliegen vaeder deii Paus Gregorius, den xiija van dijen naeme. Junij xxviija, zijn hier, vuijt Loven, getrocken onse Lovensche soldaeten, met Jr Peeter van Griecken, hunnen vaendraegere, ende Jr Charles vanden Tijmple, den jonge, ende met hen eeniege Duijtschen, ende dat naert quartier van Mechelen, omden oost aldaer te beletten inne te doen. Ende hebben allent graen voer ende ontrent Mechelen gedestrueert, om alsoo Mechelen te benaeuwen ende te besluijten, ende soo te brengen onder de gehoorzaemheijt vande C.M. Julij viija, hebben die van Antwerpen iij oft iiij schepen, gelaeden met alderhande victaillie, ende met ghelt ende geschut, naer Mechelen gesonden, ende zijn van ons volck, onder weghen affgeworpen; waerinne zij groote menichte van peperkoecken gevonden hebben. Julij xvija, zijn die van Mechelen bedwonghen geweest, doer hongersnoot ende armoede, om metten prince van Parma te appoincteren, ende hen te geven onder de gehoorzaemheijt vande C.M. Julij xxja ende xxviija, es den afflaet vanden gulden jaere te Loven geweest. Augusti xja, ontfinck de prince van Parma, met groote solemniteijt, dat gulden Vlies, bijde brugge, tot Calloo, opde Brabantsche zijde. Augusti xiija, es de hertoghe van Aerschot op zijn slot tot Heverle gecomen, daer hij in vele jaeren (mits den quaeden tijt) niet geweest en hadde; ende de stadt van Loven beschanck hem met eene aeme rhinswijns. Den xvija augusti, ziende die van Antwerpen datter gheene hope en was, om de brugge, waermede de Schelde theelemael gesloten was, inne te nemen, oft met eenich gewelt te breken, zijn wederomme met appoinctemente onder de gehoorzaemheijt vande C.M. gecomen, dwelck, den xxa daernaer, aldaer wert gepubliceert; ende, den xxvija augusti daernaer, es de voers. prince van Parma, met zijnen edeldomme vanden lande, binnen Antwerpen gecomen, alwaer hij, met groote triumphe ende solemniteijt ontfangen es geweest. Septembris ija, begonst men de brugge, bij Calloo, overt Schelde, wederomme te brecken. Novembris ixa, begonst men de vesten van het casteel van Antwerpen wederom op te graeven. Decembris vija, es de prince van Parma, van Antwerpen, binnen Bruessel gecomen, waeromme aldaer groote genuchte bedreven wert. Decembris viija, werdden de Spaegnaerts, doer eenen vorst van ij daegen, onversiensende subitelijck, miraculeuselijck verlost vuijte handen van hunne vijanden, opden Empelschen dijck, bij tsHertogenbossche, alwaer zij rontsomme int waeter laegen, ende met ontallijcke schepen vande vijanden van alle canten omringelt ende belegert waeren, sonder eenieghe hope van ontset te verwachten. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1586.Januarij xa, zijn de heeren commissarissen vande stadt ende Universiteijt Loven, te wetene Jr Augustijn Vrancx, borgemeester, Cornelis van Graven, ende den pensionaris Willems, vander stadt weghen, ende dominus doctor Gaudanus, dominus doctor Joannes Wamesius ende dominus doctor Philippus Swerius, van der Universiteijt weghen van Loven, naer Bruessel getrocken, aenden prince van Parma, om zijne excellentie te remonstreren de groote desolatie ende armoede der stadt van Loven, hen doerde langhduerighe oorloghe, ende grooten garnisoene, dwelck zij hebben moeten houden, aengecomenGa naar voetnoot1, om, ter zaecken van dijen, vande selve zijne excellentie eenich recompens te vercrijgen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Januarij xxija, zijn de brieven te hove geexpedieert voer die van Loven, nopende de giften bij zijne excellentie den prince van Parma, de stadt van Loven gejondt, xxvija julij 1581, vanden achterstellen vande renten den rebellen vande C.M., competerende, in vuegen gelijck de copie daervan hier es volgende: ‘COPIE. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||
estre tenus pour tenans partie, iceulx remonstrans pour avoir esclairissement de ce avoyent aussy supplié Son Alteze de faire comprendre en quittance les cours desdicts rentes des estats, jusques à la reduction dudict Bruxelles et Anvers, prennant esgard, que, durant la partialité et desunion desdictz villes, les remonstrants avoient esté necessitez de porter les mesmes paynes, frais et charges qu'auparavant, là ou estoit allé, non seulement la pensions annuelle des dicts rentes des estats, ains tout le surplus du revenu de la dicte ville et Université; et de ce leur faire despescher acte en tel cas pertinent. Sa dicte Alteze, ce que dessus consideré et veuillant que la grace et quitance par elle faicte-cy devant, à ceulx de la dicte ville et Université de Louvain, suppliants, sorte son plain et entier effect, leur a de nouveaul, au nom et de la part de Sa Majesté, donné, quicte et remis, donne, quicte et remect, de grace especialle, par cestes, tous et quelconques les arrieraiges des rentes, qu'ilz doibvent à ceulx tenans et ayans tenu partie contraire à Sa dicte Majesté, jusques à leurs respectives reconciliations; entre lesquelz Sa dicte Alteze veult et entend, que ceulx escheulz et deuz ausdictz Estats de Brabant, jusques à la reconciliation de Bruxelles, y soyent aussy comprins et quictez, ordonnant, partant, aux commissaires et recepveurx des annotations et à tous aultres justiciers, officiers et subjectz de Sa Majesté qui ce peult ou pourra toucher et regarder, de se regler et conduire suyvant ce faisant, laissant et permectant lesdictz suppliants plainement et paysiblement jouir et user de la presente grace de don et quitance, en la forme et maniere que dict est, sans que presentement ny à l'advenir, ilz ny leurs successeurs et ayans cause, puissent estre inquietez, ny molestez, à raison de ce que dessus, et qui en depend. Faict à Bruxelles, le 22e jour du moys de Janvier, xvc octante six. Soubsigné: Februarij xva, heeft de graeve van Mansvelt belegert de stadt vanden Graeve, soo over die Maese als aen deze zijde; ende, in aprili, doer vloet van waeter, heeft den vijant eenen dijck doer gestecken ende de stadt binnens landts met roebarssen gespijst. Martij xija, wert hier, te Loven, gepubliceert het placcaert vanden graenen, van tselve niet te mogen opcoopen om voerts te vercoopen, noch tselve graen eenichsints belasten, daermede tselve verdieren mochte. Aprilis xxva, wordden het Thoijson d'or oft gulden Vliese bijden prince van Parma, van weghen der C.M., gegeven den graeve van Varenbon, den graeve van Egmont, den graeve van Aerenberghe, den heere van Montigneij ende meer andere. Den lesten aprilis, zijn de brieven te hove geexpedieert voer die van Loven, op hunne requeste overgegeven om eenich recompens te hebben vande C.M., voer hunne groote schaede ende verlies, die zij geduerende deze troublen gehadt ende geleden hebben inden dienste vander voers. C.M., ende die in vuegen hier van woorde te woorde bij copie volgen: ‘COPIE. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Marquis du Sainct Empire de Rome, Seigneur de Frise, de Salins, de Malines, de cité villes et pays d'Utrecht, d'Overyssel et de Groeninge, et dominateur en Asie et en Afrique, à tous ceulx qui ces presentes verront salut. Comme noz bien amez, les Maire, Bourgemestres, Eschevins et Conseil de nostre ville de Louvain et ceulx de nostre Université illecq, nous ont tres humblement supplié et requiz, à fin que, en respect des maulx, pertes, et miseres, que le petit nombre des inhabitants de la dicte ville ont, durant ces troubles, enduré pour nostre service, il nous pleust exempter tous les membres, manants et suppostz de la dicte ville et Université, y ayant tenu pied ferme ou suivy nostre party, ensemble leurs rentes, maisons, terres, et tous autres biens, en quelque lieu qu'ilz soyent situez, par tout nostre pays et duché de Brabant, de toutes et quelzconcques charges, exactions, contributions et tailles extraordinaires, ja imposées ou à imposer de nostre part, estats du pays, villes ou communaultz pour et à l'occasion de ceste guerre, du moins pour le terme de trente ou quarante ans, comme ayans ja largement furny plus que le capital de ce que pourroit porter leur quote esdicts exactions, de maniere qu'ilz ayderont de furnir seulement à celles creés et imposées, avecq l'accord du commun pays, consentement et agreation de la dicte ville, avant le commencement desdicts troubles. Et que, oultre ce, pour donner envye à plusieurs gens de bien de se retirer en la dicte ville et par ce moyen peu à peu repeupler icelle et rebastir les maisons et places, qui y sont tant desertes et ruynées, il nous pleust aussy beneficier generalement tous les aultres manans de la dicte ville, presens et advenir, de la mesme immunité et exemption que dessus, en affranchissant leurs biens, rentes, maisons et terres, situez au territoire et ressort dudict Louvain, ensemble toutes leurs marchandises et denrées, des exactions et tailles, ja imposées ou à imposer par les aultres villes et communaultez dudict pays de Brabant et de Malines, à l'occasions desdicts troubles, et ce pour le terme de cinquante ou soixante ans, et sur ce leur faire depescher noz lettres patentes en tel cas pertinentes; sçavoir faisons, que les choses susdictes considerées, et sur icelles eu l'advis premiers de noz amez et feaulx les president et gens de nos comptes audict Brabant, et consequamment des tresorier general et commis de noz domaine et finance, Nous, pour ces causes et aultres à ce nous mouvans, inclinant favorablement à la supplication et requeste des dits de nostre ville et Université de Louvain, supplians, leur avons, par la deliberation de nostre tres-chier et tres-amé bon nepveu le Prince de Parme et de Plaisance, chevalier de nostre Ordre, lieutenant Gouverneur et Capitaine general de nos pays de par deça, octroyé, consenti et accordé, octroyons, consentons et accordons, de grace especialle, par ces presentes, tant pour eulx que pour tous leurs manans et suppotz, qui durant ces troubles et guerres intestines, y ont tenu pied ferme ou suivy nostre parti, exemption et franchise des charges, exactions, cotisations et charges extraordinaires, ja imposées ou à imposer, pour et à l'occasion de ceste guerre, sur leurs biens, terres, rentes, maisons et aultres revenuez, situez et gisans en ladicte ville et au banlieu d'icelle, tant seulement, sans le povoir extendre plus avant, et ce pour ung temps et terme de douze ans, prochainement venans, commencans avoir cours aujourdhuy, date de cestes, pourveu que les dicts supplians seront tenuz, faire presenter ces mesmes originelles tant au Conseil de nos dicts finances, qu'en nostre chambre de comptes audict Brabant, pour illecq estre respectivement enregistrées, verifiées, et interinées, à la conservation de nos droitz, haulteur et aucthorité, la et ainsy quil appertiendra; si donnons en mandement, à nos tres chiers et feaulx les Chancelier et gens de nostre Conseil en Brabant, ausdicts de nos finances et de noz comptes audict Brabant, et à tous aultres nos justiciers, officiers et subjectz, qui ce regardera, que de ceste nostre presente grace, octroy d'exemption et affranchissement, pour le temps, selon et en la forme et maniere que | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dict est, ilz facent, seuffrent et laissent les dicts de Louvain, plainement et paisiblement joyr et user, sans leur faire mectre ou donner ny souffrir estre faict, mis ou donné aulcung troubles, destourbir ou empeschement au contraire; car ainsy nous plaist il. En tesmoing de ce, nous avons faict mectre nostre seel à ces presentes. Donné en nostre ville de Bruxelles, le dernier jour d'apvril, l'an de grace mil cinq cent quatre vingtz et six, de nos regnes, à savoir de Naples et Hierusalem le xxxiije; de Castille, Aragon, Sicille et des autres le xxxje et de Portugal le vije. Au plicque estoit escript comme s'ensuit: Par le Roy, le Prince de Parme, gouverneur general, etc., Messiere Godefroy Sterck, chevalier, tresorier general, Pierre d'Overloope, Seigneur de Hammes, Messr Benoyt Charreton, chevalier, seigneur de Chassey, commis des finances, et aultres presents. Signé: Verreycken. Item, encore ainsy: Ces presentes lettres ont esté veues en la chambre des comptes du Roy, nostre Sire, etc., à Bruxelles, et en suyvant le contenu en icelles illecq enregistrées et interinées au registre des octroys, tenu et reposant en la dicte chambre, commencant au moy de Mars xvc iiijxx et six, marcqué des lettres: AA, foliis lj verso, lijo. Faict en ladicte chambre des comptes, au dict Bruxelles, le ixe de may xvc quatre vingtz et sept; soubsigné: J. de Waelhem. Au dos estait escript: Les chiefs tresorier general et commis des demaine et finances du Roy nostre Sire, consentent en tant qu'en eulx est, que le contenu au blancq de cestes soit furny et accomply, tout ainsy et en la mesme forme et maniere que sa Majesté le veult et mande estre faict par icelluy blancq. Faict à Bruxelles, au bureau des dicts finances, soubs les seings manuels des dicts cheffs tresorier general et commis, le deuxieme jour de may xvc quatre vinct et sept. Soubsigné: Charles d'Arenberg, Go. Sterck, d'Overloope, B. CharretonGa naar voetnoot1. Den xvija maij, es de prince van Parma gearriveert inden legele liggende voerde stadt vanden Graeff; ende heeft terstont de stadt doen beschieten, ende es daernaer overgelevert inde gehoorzaemheijt vande C.M., viija junij. Maij xxixa, begonst alhier, te Loven, eene ganginge van sommighe persoonen, soo mans als vrouwen, gecleet wesende int wit, met cruijcen inde hant, ende gingen des avents visiteren allen die kercken, cnielende voerde kerckdoeren, doende aldaer hunne devotie, settende op Sinte Peeters kerckhoff allen die dootshooffden op groote hoopen als berghen; maer ten duerde maer v oft vj daeghen. Junij ixa, es het slot van Megem ende Batenborch overgelevert in handen vande C.M. Junij xxa, wordden alhier, te Loven, gepubliceert dat men alle vrijbueters ende straetschenders vrijelijck soude mogen vangen, dootsmijten ende leveren; ende die zulcx es doende souden van elcken hebben thien Carolusgulden. Junij xxviija, es de stadt van Venloo, met appoinctement, overgegeven aende C.M., ende ten selven daege passeerden hier, doer Loven, vele affuijten, schuppen, houweelen, pieken ende andere gereetschap naerden legele. Den lesten junij, es hier, te Loven, geweest een groot onweder van donder ende blixem; ende de vijant van de hellen es wederomme inde were geweest, ende heeft den torren van Sinte Cathelijnen bijnaer heel ontdeckt, ende eenich houtwerek gebrocken; ende van daer nederdaelende lancx het clockzeel inde kercke, in forme van eene vlamme viers, es soo voerts gevlogen tot aenden hoogen aultaer, ende aldaer een stuck vanden voet van den beelde affgetogen hebbende, es soo voerts gevlogen zijnde, verdwenen. Julij ija, wordden alhier, te Loven, inde vierschaere openbaerlijck vuijtgelesen het privilegie vanden Weesmeesteren dezer stadt, ende nu bijden raede van Brabant geapprobeert, hoe dat geene momboirs, bij hen selven, en mogen aenveerden eenieghe sterffhuijsen van weesen, ten zij dat zij daertoe, bijde overweesmeesters oft overmomboirs vander stadt Loven geauctoriseert wordden, soo wel binnen als buijten, ten waere dat zij, met goeden testamente, lieten blijcken hen tselve expresselijck gelast te zijne. De stadt van Nuijs, belegert zijnde vanden prince van Parma, als lieutenant gouverneur ende capiteijn generael van zijne Conincklijcke Majesteijts Nederlanden, es, ten versuecke vanden bisschop van Luijck, xxvja julij, met ge welt innegenomen, ende gansch geraseert, soo metten brande als anderssints, ende den gouverneur, met vele capiteijnen, gehangen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Augusti vija, es Alpen, met appoinctement, overgegeven aende C.M. Augusti viija, es Meurs, met accoordt, overgelevert onder de gehoorzaemheijt vande C.M. Augusti xiiija, hebben de Geusen tot Hilvarenbeeck ontrent de xxx huijsen verbrant. Augusti xxiiija, opt Sinte Bertholomeus dach, naer den noenen, ontrent den iij ueren, zijn aende Bruesselschepoorte zekere peertruijteren gecomen, hen veijnsende te wesen volck vande C.M., vragende hoe verre dat Thienen van hier te Loven was, ende binnen middelen tijde hen ontdeckt hebbende als vijant, hebben Ghijsbrecht Hullegaerts, aldaer de wacht hebbende, doer zijnen arm geschoten, ende soo voerts comende tot aent portiershuijs, meijnden Gooris Loomans gevangen te nemen, hem grijpende metten hals; maer hij met gewelt het peert van hem stootende, es int portiershuijs gevloden, ende heeft de doere achter hem toe gesmeten, laetende inde vijanden handen zijnen hoet ende mantel; ende eenen genoempt Hendrick Schepers namen zij, vuijter poorten, met hen gevangen, ende zijn soo voerts vuijter poorten gereden. Van gelijcken meijnden zij t'exploijteren aende Mechelsche poorte; maer het wert de wachte geadverteert, soo dat de poorte gesloten wert; ende namen buijten de poorte gevangen Jannen Huijbrechts, den sone inden Tinnenpot, ende eenen van Dormaele totten doot toe gequetst, om dat hij niet gewillichlijcken met hen gaen en wouden. Septembris xja, es Duijsborch vande Geusen, met gewelt, overvallen ende innegenomen. Octobris xva, es de prince van Parma (gecomen zijnde vuijten legele liggende in Gelderlandt) te Loven binnen gecomen, doerde Diestersche poorte, ontrent den avent, ende wordden met iiij tortsen innegehaelt, ende de stadt beschanck hem met xxv potten rhinswijns, die hij Aerden Brugmans, bode, dede proeven; ende daernaer heeft hij daeraff gedroncken, seggende dat hij zeer goet was. Ende gaff den boden vj silveren Philippus daelders, in specie, ende was gelogeert in sPaus collegie, ende vertrack wederomme, xvija octobris, gevende de wachte vande poorten vj gouden croonen. Den lesten octobris, heeft de prince van Parma de stadt van Zutphen zeer sterck belegert ende met gewelt gespijst. Decembris xa, es tot Linter, bij Thienen, bloet gereghent op het ijs vande hoffgracht van eenen edelman aldaer, ende viel opt ijs soo heet alleleens oft men met heete ijsers daerinne gesteken hadde, dwelck bijnaer eenen voet diep int ijs sonck, soomen zeijde. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1587.Januarij ixa, ende xiija, was den buijten raet der stadt van Loven vergaedert, om zekere nieuwe impositie op te stellen, tot furnissement vande vjc Carolusgulden, ter maent, daerop de stadt Loven, bij zijne excellentie de prince van Parma getaxeert was, tot onderhout van de x ruijteren, onder den capiteijn Georgio de Crescia; waertoe de gemeijnte niet consenteren en wilde, persisterende te willen blijven bij hunne vrijheijt ende exemptie hen bijde C.M. verleent, ultima aprilis, anno 1586. Januarij xa, quam de tijdinghe alhier, te Loven, dat de Franchoijsen het slot van Wouw, vija januarij, hadden overgelevert aenden prince van Parma. Januarij xvija, quam het ierste schip te Loven in, doerde groote Spuije, geweest hebbende opde nieuwe Schipvaert van Wavere; ende wordden mette iiij stadtspelieden innegehaelt. Februarij xja, es het volck vande C.M. binnen Lilloo getrocken, soomen zeijde. De coninginne van Engelandt IJsabella, om haere tijrannije over de catholijcken te thoonen, heeft de doerluchtighe ende catholijcke princesse vrouw Marie Stuart, coninginne van Schotlandt, opden xva februarij, tijrannelijck doen onthalsen, naer dijen zij over de xix jaeren aldaer gevangen geweest hadde. In februario voers., vercocht men te Bruessel eenen cabeljau xxij gulden, viij st.; vij bollingen ix gulden ende x st.; een oestere v st.; eenen roch iiij rhinsgulden ende xj st. In martio zijn de staeten van Brabant, doer ordonnantie van zijne Alteze den prince van Parma, staetsgeweijs tot Bruessel geroepen ende vergaerdert geweest, het welck in viij oft ix jaeren niet geschiet en was. Maij ija, gouw een halster corens te Loven, v l. v st. artoijs. Maij xija, een halster corens v l. xj st. Eodem, een halster terwe v l. xij st. Den va maij, es de graeve van Hohenlo gecomen vuijt Hollandt, met iiijm soldaeten, soo te voete als te peerde, tot Empel, over de Maese, ende hebben eenen aenslach gedaen opde stadt van tsHertogenbossche, alwaer zij, den vja maij snachts, voerquamen, laetende, aende Hijntamerpoorte, zekere leeren met een schuijte, soo dat zij niet vuijt en richten, doerde goede wachte vande borgers aldaer. Den viija maij, es den vijant wederomme te rugghe gecomen op Vechel ende Erp, alwaer vele huijslieden vanden Peel vergaerdert waeren, omden vijant te resisteeren; maer zijn vanden vijant overvallen ende zeer vele dootgeslaegen geweest, ende gevangen; ende daernaer Erp ende Vechel verbrant, ende het slot op rantsoen gestelt. Maij xja, es er eenen schoonen grooten herdt voerde stadt van Loven, opt voerste bollewerck vande Bruesselsche poorte, comen rusten, des snachts, ende int | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||
openen vande poorten heeft hem de wachte gevanghen, ende inde poorte te bewaeren gestelt; ende was van Bruessel vuijter Warande gecomen, toebehoorende den prince van Parma, waeromme hij terstont derwaerts beschickt wert. Den xxiiija maij, heeft de graeve van Hohenlo het slot tot Loon beschoten, met vijff stucken geschuts, ende daernaer, int appoincteren, met een ghedruijs, overvallen, ende al de soldaeten omden hals gebracht, ende het slot affgebrandt. Junij iiija, passeerden hier, te Loven, xxxviij vendelen voetenechten, Italiaenen ende Spaegnaerts, comende vuijten lande van Luijck, aldaer gewintert hebbende; ende logeerden tusschen Loven ende Vilvoorden, treckende naer Ostende ende Sluijsen, dwelck men xxja junij soude beschieten, soomen zeijde. Junij xa, es hier voerde stadt van Loven gecomen den lieutenant vande bende ruijteren van Georgio de Crescia, met xiiij oft xv ruijteren vande selve bende, van wegen zijne hoocheijt den hertoghe van Parma, (soo zij zeijden) alhier gesonden, om te comen haelen de contributie, daerop de stadt Loven gestelt was, tot onderhout van x ruijteren vande selve bende, waeraff de stadt quaelijck heeft connen ontlast wordden; soo dat bevolen wordde vanden volcke des voers. Crescia niet meer inne te laeten. Dit aenmerckende de voers. ruijteren dat de poorte van Bruessel gesloten was, ende de wachte meest vande poorte vertrocken, mits het ierst naerden noene was, soo zijnder v oft vj vanden selve over de vesten gecomen, waerdoere eenen grooten allaerme in stadt quam. Ende de borgers liepen met groote menichte naerde vesten, meijnende dat den vijant int stadt was, ende souden de voers. mijters al doot geslaegen hebben, en hadden tgroot tusschen sprecke gedaen vanden heere borgemeester Jr Rijckaert van Pulle, de wachtmeesters Borchgraeve ende Blijleven; ende namen ij vande selve ruijteren gevangen; ende deden de reste wederomme over de vesten dansen, daer zij over gecomen waeren. Dit siende de ruijteren, die buijten gebleven waeren, hebben allen der borgers koijen ende peerden met hen ghenomen, seggende dat se deselve niet en souden restitueren noch laeten gaen, ten waere zij ierst ende voer al zeker wisten hen ij andere mede soldaeten levende oft doot te wesen; waeromme den pensionaris dezer stadt, met Jr Dierick de Borchgraeve, naer Bruessel reijsden, om tgeene voers. staet aldaer te remonstreren, ende wordden, ter zaecken vande voers. taxatie oft contributie, bij dijen van Loven, requeste aende C.M. gepresenteert, om daervan ontlast te wordden, de welcke C.M. te dijen eijnde brieven sant aenden hertoghe van Parma, in date xxvija junij 1587, gelijck de selve alhier, bij copie, van woorde te woorde volgen: ‘COPIE. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||
La superscription de la mesme lettre est telle comme s'ensuit: A mon bon Nepveu le Ducq de Parme et de Plaisance, Chevalier de mon ordre, Lieutenant Gouverneur et Capitaine general de mes Pays d'en Bas et de BourgoigneGa naar voetnoot1. Den iersten julij, es den vijant wederomme getrocken naer Boxtel, ende hebben het slot, met accoordt, innegenomen ende de kercke gespolieert ende vernielt. Den ija julij, es Eijndhoven innegenomen. Julij iija, es den vijant gecomen voer Helmont, alwaer de vijant geresisteert wordde, maer hebben ten lesten de stadt innegenomen, ende geplondert, ende verbrant; maer het casteel moesten zij, met schanden, verlaeten, ende zijn alsoo terugge getrocken, verbrandende vele kercken, huijsen ende molens. Inde selve maent es de stadt van Deventer veraccoordeert metten hertoghe van Parma. Den va julij, es de stadt van Geldre gelevert (vanden gouverneur wesende een schot) in handen van mijnheer van Houtepenne, stadthoudere van Gelderlandt, tot behoeff vander C.M. Julij vja, gouw een halster corens te Loven vij l. xij st. artoijs. Eodem, een halster terwe vij l. x st. Een halster geerste v l. x st. Julij viija ende ixa, een halster corens viij l. x st.; ende daernaer oock ix l.; een halster terwe, eodem, ix l.; een halster geerste, vj l.; een halster spelte, v l. x st.; een halster boeckweijt, vj l.; een halster boonen, eerten oft vitzen, vj l.; een halster zemelen, iij l. Soo dat dusdaeniegen dieren tijt noijt gesien en es geweest in iijc jaeren hier te voeren; ende was bij gecomen doert opcoopen vanden graenen, bij eenige Fockers, soomen zeijde, opgecocht; want die gelt hadde cost graen genoech gecrijgen. Den xja Julij, heeft de vijant de vrijheijt, mette kercke, van Oosterwijck verbrant. Den xiija julij, heeft de vijant belegert de forte van Engelen, ontrent tsHertogenbossche, ende hebben hen zeer sterck beschants, maeckende eene brugge, over de Maese, maer de heere van Houtepenne, comende met ruijteren ende cnechten over Vlijmen, heeft de forte ontset, ende wel vjc vanden vijant verslaegen; meijnden oock den vijant die voers. brugge aff te nemen; maer den vijant, hebbende vele schepen omde brugge te defenderen, hebben soo met groff geschut geschoten, dat Mijnheere van Houtepenne, met een groff geschut geschoten wert, soo dat hij ter aerde viel van zijnen peerde; ende zijn wederomme te rugge getrocken, ende es de voers. heere van Houtepenne, vande voers. quetsuere, binnen den Bossche, xxa julij, daernaer gestorven. Julij xvija, es den vijant wederomme gecomen voert fort van Engelen, ende hebbent, met iij stucken geschuts beschoten, ende daernaer met accoordt, xxiiija julij, innegenomen. Den lesten julij betaelde men tAntwerpen voer een veertel corens xxij gulden; voer een veertel terwe xxv gulden. Ende binnen tsHertogenbossche cost een mudde corens lxx guldens; een mudde terwe lxxx guldens; een mudde geersten xlviij guldens. Soo dat de menschen broot aeten van spueriezaet; ende daer bleven vele menschen van honger doot, bij faulte van ghelt om graen te coopen. Den va augusti, naer eene zeer lange belegeringhe, Sluijs met over de xvjm scheuten swaer beschoten wesende, heeft zijne hoocheijt de hertoghe van Parma de stercke stadt, met het casteel vander Sluijs, in genaede genomen, onder de gehoorzaemheijt vande C.M. Augusti xa, es de hertoghe van Parma, van Sluijs, te Bruessel innegecomen, waeromme die van Bruessel groote blijschap maeckten. Augusti xiija, gauw een halster corens, te Loven, xxxv stuijvers. Septembris ultima, hebben die vrijbueters oft Geusen het huijs ter HorstGa naar voetnoot2 in brant gestecken, waerop de rentmeester vanden selven huijse (Coen genoempt) verbrandt es. Octobris prima, wert jouffrouwe Margriete vanden Berghe, huijsvrouwe Jr Rijckaerts van Pulle, vande Geusen, vanden slote van Roost gehaelt, ende gevangen geleijt naer Bergen opden Zoom; ende wert gestelt op duijsent rhinsgulden te rantsoene. Decembris xxiija, des avents, hebben de Geusen de stadt van Vilvoorden verrast, de borgers geplondert, sommighe huijsen verbrant, ende daernaer terstont de stadt verlaeten. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1588.In juanuario, wordden de nieuwe wachte, bijde stadt ende Universiteijt van Loven geordonneert, met vliegende vendelen op te trecken. Ende de stadt wordden bedeijlt in vijff vendelen oft wijcken, ende tot elcken vendel twee capiteijnen ende eenen vaendraegere; ende waeren de capiteijnen ende vaendraegers soo hier volgt, te wetene:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||
In januario, es Bon, bij Colen, innegenomen vanden volcke van Schinck, soomen zeijde. Januarij xva, gauw een halster corens, te Loven, xxij st. Januarij xxvja, es de hertoghe van Parma, van Ghendt, te Bruessel innegecomen, waeromme die van Bruessel groote blijschap maeckten. Februarij vja, es de stadt van Gheldenaecken vande vijanden de Geusen verrast ende berooft, ende die van den garnisoene van Herentals hebben den rooff, den vijant, wederomme affgenomen. Februarij xva, een halster corens te Loven, xviij st. Februarij xixa, esser eenen grooten schoonen Hert, te Loven, innegebracht, met schalmeijen ende trommele, bijde wachte van Loven geschoten, als gecomen zijnde over de vesten, ontrent de Bruesselsche poorte, gejaeght zijnde vande wolven; ende es wederomme ontrent de groote Spuije over geloopen, naerde vijvers aldaer; ende opt ijs comende, es hij aldaer gevallen ende geschoten, ende soo innegebracht, inden Keijsere. Ende, des anderen dachs, es hij gevuert naer Bruessel, omden hertoghe van Parma te presenteren, geconvoijeert zijnde bijde borgers ende Jannen Boijsack, capiteijn; ende te Bruessel comende, es hij hen met properheijt affhendig gemaeckt, ende aenveert bijde heere van Vertijn, zeggende dat hem den hert toequame, als opperwarantmeestere. Ende onze borgers meijnden eenich present vanden hertoghe daervoere gehadt te hebbene; maer waeren bedrogen, waerdoere Jan Boijsack in grooten cost quam. Martij iiija, gauw een halster corens, te Loven, xx st.; ende een halster terwe, eodem, ij rhinsgulden. Martij vja, es de hertoghe van Parma, van Bruessel, wederomme naer Ghendt getrocken, om mette commissarissen van Engelandt te tracteren van peijse, soo men zeijde. Martij xviija, es Waver geplondert geweest vande Geusen. Martij xxvija, een halster corens, te Loven, vercocht xiij ½ st. Aprilis xxviija, es den buijten raedt der stadt van Loven vergaerdert geweest, om te furneren eenige penningen, bij belastinghe vande bieren oft anderssints, soo omde lasten vander stadt eensdeels te betaelen, als oock totter sollicitatie, diemen doen soude, van wegen de voers. stadt Loven aende C.M., in Spaegnien, om van de selve Majesteijt te vercrijgen eenige privilegien oft exemptien, daermede die van Loven souden mogen comen vuijt hunne groote lasten ende verlies, hen doerde langduerighe oorloge toegecomen; ende daer wert, tot behoeff van dijen, opgestelt ende geaccordeert eenen impost van xij stuijvers op elcke aeme goets biers, ende dat voerden tijt van eenen halven jaereGa naar voetnoot1. Maij iiija, hebben die vijanden, die Geusen, het clooster van Villers berooft, ende zekere priesters gevangen genomen; daerna, va maij, het convoij vande wijnen ende andere goet, comende naer Loven, affgeworpen; den wijn verquist, ende den coopman, met viij oft ix peerden, gevangen genomen; ende den pastoor tot Hakendover, soomen zeijde, des snachts te voren, deerlijck vermoort; dwelck grootelijck te beclaegen es dat men de vijanden binnen landts zulcken wil, rooverije ende moordereije laet bedrijven. Maij xxa, passeerden alhier, doer Loven, naer Thienen, den broedere vanden coninck van Hongarijen, ende de stadt Loven dede hem convoij, daervoere zij betaelde xviij rhinsguldens. Maij xxixa, wordden het gulden jaer alhier, te Loven, vercondight, ende ginck in prima junij, met besoeckinge van iij kercken, te wetene: ja junij Sint Peeters kercke; ija junij Sint Jacops kercke, ende iija ende iiija junij Sint Quintens kercke. Junij viija, gauw een halster corens, te Loven, vij st.; waeromme de gemeijnte groote blijschap maeckten, mits den grooten affslach; want het over een jaer, te wetene viija junij 1587, soo vele guldens gauw alst nu stuijvers doet. Den Heere almachtich zij gelooft van zijne groote liberaelheijt. Junij xja, was den buijten raet van Loven wederomme vergaerdert, omden impost totter sollicitatien, bijde stadt Loven te doene, aende C.M. in Spaegnien, (nopende 'tvercrijgen vande Cancelrije alhier, ende andere privilegien) te voerderen. Junij xxija quam alhier, te Loven, binnen eenen le- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gaet van wegen onsen heijliegen vaedere den Paus van RoomenGa naar voetnoot1, ende de stadt beschanck hem, xxva junij, met eene halve aeme rhinswijns; ende men sprack vele vanden peijse van Engelandt. Junij xxvija, gauw een halster corens, binnen de stadt van Loven, viij ½ stuijvers. Die groote outraigie, wil ende fortse die de Geusen oft vrijbueters, hier te lande, daegelijcx bedrijven, soo van rooven, stelen, moorden, branden, vrouwencrachten, schouffieren van jonge dochters, brantschatten ende andere diergelijcke grouwelijcke feijten van gewelt, vande lieden te vangen, te spannen, te cnevelen, te pijnen ende te rantsoeneren, en waer niet wel mogelijck te bescrijven. Den graeve van Tirolle, sone des hertoghen van Vrijborch, neve vande C.M., soomen zeijde, es te Bruessel, van Naemen, (bijde ruijteren des heeren van Goignij geconvoijeert zijnde) ija julij 1588, innegecomen. Julij xija oft xiija, wordden de stadt van Bruessel, bij eenen trompettere vande vijanden, die Geusen, gesommeert dat die van Bruessel souden haere commissarissen zeijnden, om met henlieden te overcomen oft te tracteren vande contributie die zij souden begeren te geven, om hunne vaert van Bruessel vrijelijck te moeghen gebruijcken; maer den trompettere wert gevangen gestelt, ende den hertoghe van Parma geadverteert wat zij daermede doen souden. Julij xxva, es den raedt der stadt van Loven vergaerdert geweest, ten versuecke vanden heere van Bassignij ende den greffier Maes, om, vander staeten wegen, den raet voer te houden, om te vinden eenighe middelen, om te contribueren tot het besluijten vander revieren; maer wordden geheel affgeslaegen, blijvende de stadt Loven bijde immuniteijt ende vrijdom haer bijde C.M. gejondt. Augusti viija, een halster corens, te Loven, xij st. Augusti ixa, quam de droeve tijdinghe, te Loven, dat de armeije vande C.M. opde zee hadden gestreden, ende bataillie gehadt tegens de armeije vande coninginne van Engelandt, in meijninghe om in Engelandt eenige havenen inne te gecrijghen, waermede de C.M. in Spaegnien, ende de hertoghe van Parma, hier te lande, lange besich geweest hadden, ende grooten onsprekelijcken cost daeraen gehangen. Ende de armeije vande C.M. heeft de neerlage gecregen, bij faulte (soo men zeijde) datse bijden volcke, alhier bijden hertoghe van Parma daertoe gereet gemaeckt, niet in tijts geassisteert en waeren; ende de C.M. schepen te diepe herwaerts in zee gecomen waeren, soo datse, mits haere grootte, bleven opt sant zitten, ende soo gewonnen; alwaer de C.M. eene groote onsprekelijcke schaede geleden heeft, soo van volck, gelt, schepen als anderssints, niet om estimeren. De vijanden die Geusen en doen anders niet dan vangen en spannen, rooven ende stelen, moorden ende branden, vrouwencrachten ende dochters schoffieren, cnevelen ende pijnigen, rantsoeneren ende brantschatten allen de dorpen, omde selve hunne contributie te doen opbringen ende te betaelen; ende ten wordt bij niemanden belet; soo dat zij vrij ende francq doert landt trecken, doende al dat hen lust ende gelieft, sonder achterdincken. Augusti xvija, des avents ontrent den viij ueren, hebben die geussche vrijbueters, onse openbaere doot vijanden, de stadt van Sichenen innegenomen, int afftrecken vande wachte, ende aldaer vele huijsen geplondert; maer den meestendeel vande borgers waeren opt slot gevloden, om hen daerop te salveren. Ende de Geusen hebbent wel ij oft iij ueren bestormpt, te voet ende te paerde; maer zij en constens niet gewinnen; ende zijn soo wederomme vertrocken, met hen drijvende vele peerden; ende vanden borgers bleeffer eenen doot, ende ij jonge gesellen gequetst. Septembris xxija, es Bon, bij Ceulen, veraccordeert met het volck vande C.M. Septembris xxiija, heeft de coninck, Henricus de iije van Vranckerijck, verraederlijck binnen Bloijs vermoort den cardinael van Guise, met zijnen broedere, den hertoghe van Guise, overste vande catholijcken in Vranckerijck, te dachvaert bijden selven coninck aldaer, met vele andere groote heeren, bisschoppen ende prelaeten, bescreven geweest zijnde. Octobris xxiija, gauw een halster corens, binnen Loven, x stuijvers. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Octobris xxviija, wert alhier, te Loven, gepubliceert, datmen den legele vande C.M., liggende voer Berghen opden Zoom, van alles soude victailleren. Eodem, quam de tijdinge alhier, te Loven, dat het garnisoen vande Geusen, binnen Bergen opden Zoom, verrandert ende vernieuwt was, ende dat graeve Maurus, des princen sone van Orangien, hunne gouverneur ende capiteijn generael van Hollandt ende Zeelandt, selver in persoone, daerbinnen comen was; waeromme zij soo grouwelijck met groot geschut schoten, dat te verwonderen was. Novembris xa, es de hertoghe van Parma, vuijten legele, voer Bergen opden Zoom liggende, te Bruessel innegecomen, ende den geheelen legele brack op, mits het continuelijck nat weder, treckende herwaerts ende derwaerts, ende oock ontrent Loven, doende den dorplieden groote schaede, hen beroovende van al dat hen aenstont. Ende passeerden alhier, te Loven, viij vendelen cnechten naer Thienen, xxja novembris. Ende niet tegenstaende ons volck vele ontrent Loven was, soo hebben die Geusen, die vrijbueters, een schip (hier te Loven affgesteken zijnde) affgeworpen, ende vele goet als van fruijt, havere, huijden ende anderssints int waeter geworpen; waerdoere eenige borgers alhier groote schaede gehadt hebben. Decembris xxvja, wordden hier, doer Loven, gebracht vj oft vij vendelen, ontrent Wachtendonck, bij ons volck, onder den graeve van Mansvelt, aldaer den vijant affgenomen, ende wordden gesonden aenden hertoghe van Parma. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1589.Januarij vija, es hier, binnen Loven, van Bruessel gecomen de Marquis van Bourgauw van Austria, des keijsers neve, hebbende brieven aende stadt van Loven, van wegen des hertoghen van Parma, dat men hem eerlijcken souden ontfangen; ende was gelogeert in sPaus collegie, ende de stadt beschanck hem met x stadtstoopen rhinswijns; ende eenen genoempt Madricus, van zijnen staete, met iiij stadtstoopen rhinswijns; ende vertrack wederomme van hier des anderen dachs. Januarij xiija, gauw een halster corens, binnen Loven, ix ½ stuijvers. Februarij iija, es het convoij, comende van Mechelen naer Loven, bijden vijant affgeworpen. Februarij xxvja, es hier vuijt Loven getrocken naer Bruessel Jr Olivier vanden Tijmpele, geweest hebbende gouverneur tot Bruessel vande vijanden vande C.M., ten tijde vande rebellie vande voers. van Bruessel) ende met hem track oock Jr Denijs vanden Tijmple, zijnen broedere, ende wordden geconvoijeert bijden volcke des provoosts Danckaert, ende men zeijde dat hij commissie hadde vande Keijserlijcke ende Conincklijcke Majesteijt ende oock vanden hertoghe van Beijeren ende hertoghe van Parmen, om volck op te nemen, ten dienste vande C.M., totte oorloghe in Vranckerijck; maer es naderhant wel contrarie gebleken, want zijnen dienste tot behoeff vande C.M. gepresenteert hebbende ende niet aenveert zijnde, es naderhant overgetrocken in Vranckerijck, ten dienste vanden coninck van Vranckerijck ende van Navarren. Aprilis vja, es de hertoghe van Parma vuijt Bruessel getrocken naer Sinte Geertruijdenberghe, dwelck hem corts daernaer, te wetene xa aprilis, met Sevenberghen, tot behoeff vande C.M., wordden overgelevert, bijden capiteijnen genoempt NeusGa naar voetnoot1 ende Lanckhaer, aldaer in garnisoen liggende. Aprilis xva, wert de stadt van Thienen, vande Geusen, wederomme innegenomen, niet tegenstaende datter zekere Spaegnaerts in garnisoen laeghen; ende hebben eenige huijsen berooft, ende zijn soo wederom vuijtgetrocken, met hen vuerende zekere gevangenen. Aprilis xxja, es de hertoghe van Parma, van Sinte Geertruijdenberghe, wederomme te Bruessel innegecomen, waeromme die van Bruessel groote blijschappe ende genuchte bedreven; want hij hen vuijter maeten aengenaem was. Maij vja, es meester Jan Francq, lieutenant smeijers van Loven, met vele borgeren der selver stadt, naer Rotselaer getrocken, omde vijanden te vervolgen, die daerontrent gesien waeren. Maij viija, es de hertoghe van Parma vuijt Bruessel getrocken naert SpaijGa naar voetnoot2, waeromme die van Bruessel geene groote blijschap en maeckten, want hij in sinne was daer lange te blijven, soomen zeijde, mits zijne zieckte. Eodem gauw een halster corens, te Loven, xiij stuijvers; ende een halster terwen xxxiij st. Augusti prima, es Henricus, die iije van dijen naeme, coninck van Vranckerijck, wesende in zijn camere, tot Sint Clou, bij Parijs, van eenen Jacopijn, genoempt Bruer Jacques Clement, in zijnen buijck gesteken, daer hij aff gestorven es. Schinck, gedient hebbende de C.M., voer Audenaerden ende eldere, es metten Geusen aengehangen, ter zaecken vanden gouvernemente van Audenaerden, soo men zeijde, dwelck hij pretenderende ende begerende was vanden hertoghe van Parma, ende eenen anderen gejont wert; waeromme hij Nijmmegem heeft meijnen inne te nemen, xvja augusti; maer wert met zijnen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||
volcke cloeckelijck vuijtgedreven, ende hij es inde wallen vande veste oft de Waele verdroncken. Augusti xxiija, quam de tijdinghe alhier, te Loven, dat in Vranckerijck eenen grooten slach geslaegen was, tusschen de catholijcken ende de partij vande Geusen, daermede hem den coninck van Navarre was houdende, ende daer werdden vande catholijcken verslaegen, soo men zeijde, wel tusschen de viij oft ixc mannen; dies nochtans niet tegenstaende hebben de catholijcken de victorie ende d'overhant behouden. Ende de cardinael van Bourbon, wesende binnen Parijs, wert coninck van Vranckerijck verclaert, soomen alhier zeijde. Augusti xxva, wert het slot van Hele, gelegen ontrent tsHertogenbossche, vanden volcke vande C.M., met gewelt innegenomen, ende al vermoort datter op was. Septembris vija, wasser eene groote commotie ende rumoer binnen Loven, tusschen den volcke des provoosts Danckaerts ende den gebroederen Uten Lieminghen, ter zaecken van eenen hont, bijden volcke van Danckaert, hen affgenomen, soo zij zeijden. Ende daer wordden eenen vanden voers. provoosts volck, bijde selve Uten Lieminghen, hersteken, waeromme allent volck van Danckaert op hen es gevallen, ende hebben eenen vanden voers. Uten Lieminghen genoempt Jr.... Uten Lieminghen herschoten; waerdoeregroote beroerte ende commotie onder de borgerije opstont, ende geschapen was vele quaets daerdoere te geschieden, en hadden gedaen tgroot tusschenspreken vande heeren vander stadt. Septembris vija voers., gauw een halster corens, binnen Loven, xix stuijvers. Septembris xxija, des achternoens. ontrent den vijff ueren, was den grooten deerlijcken brant int Godtshuijs vande Wittenvrouwe, alhier binnen Loven, ende de nonnenchoor verbranden geheel aff. Ende de geheele kercke wert ontdeckt, ende allen de ornementen ende taefereelen wordden vuijtgedraegen; ende het schoon nieuw steijnen huijs, met een deel vanden pandt, verbranden oock aff, met allen hun graen, daer zij groote onsprekelijcke schaede aff hadden. Eodem een halster corens, te Loven, xxij st.; ende een halster terwe, xxx st. Octobris vja, een halster corens, te Loven, xxvij st. Octobris xviija, voerden noen, ontrent den x ende xj ueren, wordden het volck vanden provoost Danckaert, ontrent Voscappelle, vande vijanden geslaeghen, comende van Bruessel naer Loven; ende daer bleeffer vanden selven provoost doot xxiij persoonen, ende de lieutenant, genoempt Ruijter, met noch iiij andere gehangen aen eenen boom aldaer, niet tegenstaende hij iijc daelders voer rantsoen boet; ende sommighe vandes voers. provoosts volck gevloden zijnde int Vosken aldaer, hebben de vijanden den brant int huijs gesteken, ende de selve daerinne verbrant. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1590.Januarij xva, gauw een halster corens, alhier binnen Loven, xxvij stuijvers. Januarij xixa, es de hertoghe van Parma, vant Spaij, wederomme binnen Bruessel gecomen, waeromme die van Bruessel groote blijschap maeckten, want hij lange van daer geweest hadde, te wetene vanden viija maij anno 1589. Februarij iija, es Rijnsberch vanden volcke vande C.M., soomen zeijde, innegenomen. Graeve Caerel van Mansvelt es te Loven binnen gecomen, naer dijen hij Rijnsberch innegenomen hadde, ende de stadt van Heusden verlaeten, daer hij langen tijt voer hadde gelegen; ende de stadt van Loven beschanck hem met xxiiij potten rhinswijns, februarij xxa. Martij iija, wert eenen afflaet alhier, te Loven, vercondicht, duerende ij zondaegen achter malcanderen, ende ginck in xja martij, om Godt almachtich te bidden voert Coninckrijck van Vranckerijck, vant selve te willen verlossen vande vijanden der heijlieger kercken. Martij iiija, des avents ontrent den xj ende xij ueren, hebben die Geusen van Hollandt ende Zeelandt de stadt van Breda, met verraderije, innegenomen, te wetene met een schip gepackt vol torven, onder de welcke waeren liggende cl gewaepende cloecke soldaeten, al meestendeel met pijcken, die des donderdachs, daer te voeren, voerde stadt gecomen waeren, ende alsoo daer iij daegen, metten schepen, voergelegen; ende die van binnen hebbent schip ongevisiteert innegelaeten, zeggende, dat sijt des anderen dachs souden visiteren; ende waeraff oorsaecke was, soomen zeijde, eenen sergeant vanden garnisoene, die wel hittich stont en tuijsschste, ende vant verraet wel wist, soomen suspiceerde. Ende ten selven daege soo hadde de sone van Lancia Vecchia (wijens vaedere gouverneur van de stadt was) een groot bancquet, opt slot, doen bereijden; ende doent nu int middel ende int beste vande feeste was, soo hebben hen die verborgen soldaeten te were gestelt, ende zijn vuijten schepe int casteel gecomen, ende een deel vanden volcke vanden slote vermoort, ende de sentinelle, springende over de mueren vanden slote, heeft terstont allaerme geroepen. Ende, binnen middelen tijde, zijn de Geusen meester vanden slote geworden, ende graeve Maurus, des princen van Orangien sone, met zijnen volcke, niet verre vander stadt liggende, ende naerde stadt gecomen zijnde, es met zijnen volcke, binnen de voers. slote getoghen, al meestendeel vermoorende datter op was, behalven die jouffrouwen, daermede zij den geheelen nacht hebben overgebracht, doende met haer dat hen luste ende belieffde. Ende des smorgens dede de voers. graeve Maurus een mandement vuijtroepen, soo verre men hem de stadt metter | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||
minnen wilde leveren, hij soude den borgeren ende den soldaeten lijff ende goet salveren. Dit hoorende die borgers zijn allenskens, d'een voer, d'ander naer, vande mercktnaer huijs gegaen. Dit ziende de soldaeten dat de borgers affweken, hebben hen bij een vergaerdert, ende eene poorte vander stadt open gecregen hebbende, zijn soo voerts vuijter stadt gevloden, sterck wesende v vendelen, die over v oft vj daegen gemonstert waeren op ixc mannen; ende en waeren maer in getaele bevonden, inden noot, ontrent de ijc l mannen, waeraen men wel kan merken hoe dieffelijck het geit vande C.M. gestolen ende verquist wordt. Ende aldus zijn de voers. vijanden meester vander stadt gewordden. Corts hier naer zijn de voers. vijanden die Geusen, met twee benden ruijteren, getrocken voerde stadt van Herenthals, ende hebben de selve opgeheijscht; maer hen en wert geen gehoor gegeven dan van geschut. Martij xxija, quam de tijdinge alhier, te Loven, datter eenen grooten slach geschiet was tusschen de catholijcken ende de Geusen, in Vranckerijck, ende dat de graeve van Egmont, aldaer verslaegen was, die den catholijcken ter assistentie, met zijnen volcke, getrocken was; ende dat le Ducque de Maijenne, met Don Joan de Cordua, te Peroenen gevloden waeren, met vele meer andere vande catholijcken, als de neerlaege gehadt hebbende. Martij xxiija, quam de tijdinge, alhier te Loven, dat het steken van Hulst, gelegen int landt van Waes, van den vijanden was innegenomen, hebbende groote schaede int landt gedaen, soo met branden als anderssints. Martij xxvja, zijn de heeren borgemeester der stadt Loven, Jr Rijckaert van Pulle ende Jr Jan Van Schore, metten pensionaris Willems, naer Bruessel gereijst, om te solliciteren ontlastinge vande contributie aende ruijteren van Georgio de Crescia, die alhier, over de vesten, eens gecomen waeren, xa junij anno 1587, als de poorten voer hen gesloten waeren, doer dijen de hertoghe van Parma wilde datmen de assignatie voldoen soude, niet tegenstaende dat de stadt van Loven brieven hadde vande C.M. van datmen de stadt van alle extraordinaris lasten, imposten ende contributien, nopende d'oorloge, vrij ende exempt soude houden; maer wordden de selve brieven nu ierst aenden hertoghe van Parma gepresenteert. Aprilis vja, des avents, ontrent den x ueren, wast eenen grooten allaerme, alhier te Loven, ende den vijant was ontrent de vesten aent Nieuwerck, schietende doert sentenelhuijsken aldaer, ende hadden een oft ij stijlen vuijtepalissade, over de Leijgrachte, gebrocken, ende vande vijanden wasser v oft vj binnen de stadt geweest, soomen zeijde, maer de borgerije was terstont opde beenen, soo dat de vijanden, met schande, sonder eenich exploot te doene, hebben moeten die vlucht nemen. Ende waeren gecomen van ontrent ter Vueren, alwaer zij de houtconvoij van Bruessel hadden affgeworpen, ende den lieutenant daer van, genoempt Roesecoup, vermoort, met eenieghe van zijne soldaeten. Van hier zijn zij naer Aerschot getrocken, ende hebben aldaer eenighe huijsen ende gehuchten in brant gesteken; eenige oock gevangen ende vermoort, soomen zeijde; ende daernaer, viija aprilis, oock een schip goets berooft ende geplondert. Eodem quam de tijdinge alhier, te Loven, datter drije capiteijnen vanden garnisoene, binnen Breda geweest zijnde, ten tijde vanden innenemen, iiija martij, bijden vijant gedaen, tot Bruessel, onthooft waeren, eenen verbede ende den sergeant, daerop men suspitie hadde vant verraet, gehangen. Eodem viija aprilis, gauw een halster corens, binnen Loven, xxxiiij stuijvers. Aprilis xa, was den brant int clooster van Sinte Merttens alhier, te Loven, recht opden noene, waerdoere eene grooten allaerme binnen de stadt was, ende den koijstal branden aldaer aff. Aprilis xvja, een halster corens, te Loven, xxxvj st. Aprilis xxvja, waeren de gecommitteerden der stadt van Loven, int capittelhuijs van Sinte Peeters, bijde heeren vande Universiteijt, aldaer vergaerdert wesende, versueckende van hen assistentie ende behulp tot incoop van poedere ende reparatie vanden geschutte, tot defensie vande stadt. Aprilis xxvija, quamen alhier, binnen Loven, om in garnisoen te liggen, xxx ruijteren onder den capiteijn le comte Nicolo. Maij xxa es de hertoghe van Parma subitelijck, van Bruessel, getrocken naer Dornick oft naer Rijssel, soo men zeijde. Maij xxvija, heeft den vijant Ghele innegenomen ende geplondert, voer gebreck van betaelinghe van hunne contributie. Opden lesten Maij, wesende assensioensdach, zijn de vijanden binnen de kercke van Everberghe gecomen, haelende aldaer vuijter kercken den sone vanden heere van Vertijn, ende hebben het heijlich Sacrament onder de voeten geworpen. Junij prima, es de hertoghe van Parma, van Bruessel, vertrocken naer Naemen, ende alsoo voerts naert Spaij, soomen zeijde. Junij xviija, hebben de Geusen het clooster van Luciendaele, bij Sint Truijen, berooft ende geplondert. Julij vja, zijn Jr Rijckaert van Pulle ende Jr Willem de Angelis naer Bruessel getrocken, metten capiteijn Coradijn, om rapport te doene vande visitatie, bij hen gedaen, tot het besetten vander revieren, waertoe groote schattingen ende imposten opgestelt ende geordonneert waeren, soo opden xxxa maij als ja junij lestleden; maer niet al geeffectueert, als niet gedaen wesende staetsche | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||
wijse noch met consent vanden steden, ende wert onder andere genomen op iij specien, te wetene: dat elck huijsgezin oock, woonende in besloten steden, ende labeur doende ten platten lande, ter maent soude geven v st.; elck geladen schip x rhinsguldens, ende ongeladen ij rhinsguldens ende x st.; ende van alle waegenen ende kerren, om loon vaerende, van elck ingespannen peert ij st.; waeromme te Loven eene vergaerderinghe gehouden wert, int Godtshuijs van Sinte Geertruijden, xvija julij, alwaer geadviseert wert, de voers. ordonnantie van impositie niet te publiceren. Maer des niet tegenstaenden wordden anderwerven aende voers. stadt Loven gescreven dat zij de voers. ordonnantie souden doen publiceren; ende dijen volgende, alhier te Loven gepubliceert, xxiija julij. Ende was de collectatie vande voers. imposten, voerden tijt van xiiij maenden, binnen Loven, bedraegende xcxcix rhinsguldens, die hen bijde staeten zijn geremitteert, als daerinne oock niet geconsenteert hebbende; ende dies nochtans, niet tegenstaende, wordden ter zaecken vande voers. imposten, bijde staeten gestelt op l rhinsguldens, ter maent, voer den tijt als voere, beloopende vijc rhinsguldens; van welcke somme hen cl rhinsguldens es quijt geschouden. Ende alsoo deze aengaende bij dijen van Loven betaelt vcl rhinsguldens. Ende de capiteijnen vanden volcke, tot het besetten vande revieren, waeren: Joan Baptista Rossa, italiaen, Jr Dierick de Borchgraeve ende Jr Franchoijs van Halmale; ende hun volck wert genoempt die Plattekeeseters ende Zaen-Slabbers, ende oock Waeterratten. Julij xxvija, es de hertoghe van Parma, van Bruessel, naer Vranckerijck getrocken, om die van Parijs te ontsetten, die vanden coninck van Navarren scherpelijck belegert waeren, soomen zeijde. Julij xxixa, es graeve Gaerel van Mansvelt (comende vuijten legele van voer Nijmmeghen) te Loven binnen gecomen; ende de stadt van Loven beschanck hem met vj stadtstoopen rhinswijns. Augusti vja ende vija, trocken de capiteijnen Neus ende Lanckhaer, met hunne ruijteren, alhier doer Loven, naer Vranckerijck, ter assistentie vanden volcke vande C.M. van Spaegnien, aldaer liggende, tegens de Geusen ende den coninck van Navarren, ende men zeijde, eodem, de stadt van Nijmmeghen zeer benaeuwt te zijne. Augusti xiiija, was den buijten raet, te Loven, vergaerdert, om zekere middelen oft imposten te consenteren, tot betaelinghe vanden volcke opgenomen tot besettinghe vander revieren, dienende tot bevrijdinge vanden lande, steden ende dorpen, liggende op deze zijde vande reviere vanden Demere; maer niet geconsenteert Augusti xxva, des smorgens opden daegeraet, hebben de Geusen, gecomen zijnde van Breda, met vjc peert volcx, ende xc voetenechten, de stadt van Thienen wederomme innegenomen, ende aldaer groote moort gedaen, ende schoffieringhe van jonge dochters, nonnen ende vrouwen, ende de stadt geplondert, ende voerts allen de borgers ende cloosters te rantsoene gestelt, te wetene: tclooster van Cabbeke op xc rhinsguldens; Barbelendaele op vjc rhinsgulden; de Minnebruederen op vijm rhinsguldens, ende meer andere, soomen alhier, te Loven, zeijde. Ende hebben ij Minnebruederen, metten hooffden nederwaerts, in eenen borrenputte geworpen, ende van gelijcken oock vande Boogaerden, ende den voers. put met aerde gevult; ende vele andere ontallijcke overlasten gedaen, niet wel mogelijck om scrijven. Ende hebben hen aldaer, inde stadt, gehouden totten lesten Augusti, sonder dat ons volck iet daertoe gedaen heeft omden vijant te slaen; ende zijn soo, met groot goet ende geit, wederomme naer Breda getrocken sonder eenige resistentie, hebbende vele dorpen, ontrent Thienen geleghen, op groot rantsoen gestelt, als Hoegaerdenop xvjc rhinsguldens; Doerne op iiijc rhinsgulden; Bevecom op iiijc rhinsgulden, ende vele andere, soomen zeijde. Ende Ambrosius Martini was hunnen auditeur generael, ende hunne overste waeren.... Bacx. Die van Loven hebben, binnen dezen tijt, wel op haere hoede geweest, ende alle nachten gewaeckt wel met vj oft vijc mannen, soo wel geestelijck als weerlijck, de stadt van Loven, rontsomme, met sentinellen wel besettende ende goede ronde doende. Augusti xxvja, des smorgens, opden daegeraet, ontrent den iij ueren, es alhier, te Loven, innegecomen, om alhier binnen Loven te comen gouverneren, eenen genoempt Don Gaston, italiaen, waeromme die vande stadt ende Universiteijt, des sondachs daernaer, vergaerdert waeren, om te beletten het innebringen van zekeren chrijsvolcke, dwelck men zeijde dat hij hier binnen Loven meijnden te bringen, tot secours vander stadt; maer es belet geweest. Ende, xxvija augusti, versocht hij vande magistraet hem de sluetels vande stadt in handen gelevert te wordden, die hem oock, des avents, ten selven daege, gesonden ende gegeven wordden; maer heeft de selve sluetels, des anderen dachs, wederomme den magistraet overgelevert, den selven magistraet zeer bedanekende, vander eeren die zij hem daermede gedaen hadden, ende dat hij niet en meijnden soo vele gelooffs bijde heeren gevonden te hebbene, zeggende dat zijse voerts bewaeren ende distribueren souden, gelijck zijse te voeren gedaen hadden, ende dat hij hem opde heeren vande stadt ende den innegesetenen der selver gheheelijck was betrouwende; versocht oock vande magistraet dat allen de borgeren vander stadt alle nachten souden waecken, soo langhe die vijanden soo diep int landt waeren, als te Thienen noch binnen wesende; op welck versueck hem geconsenteert wert de hellicht vande borgeren te doen waec- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ken, waermede hij hem contenteerde, als oock genoechsaem wesende; versocht oock dat hij, van zijnen volcke, op Sinte Peeters torren eenen soude mogen stellen totter dachwachtte, dwelck hem geconsenteert wert; versocht oock eenige service hem gedaen te wordden, ende oock van logijs te wordden versien. Ende wert hem voer logijs gedaen het hoff oft de herberghe van VillersGa naar voetnoot1, gelegen opde Coijstraete, alwaer men den selven oock van redelijcke service, tzijnen goeden contentemente, heeft versien. Septembris prima, es de graeve Caerel van Mansvelt binnen Loven gecomen, ende met hem quamen zekere benden ruijteren, die opde dorpen bleven, als te Beerthem, Herent ende eldere, ende dit omde vijanden, te Thienen geweest hebbende, te slaen; maer was al te laet; want zij des dachs te voeren vertrocken waeren, met groot goet ende vele gevangenen. Ende alsoo was dezen tocht maer eene groote bittere vuijtheringe vande dorpen, sonder proffijt. Ende den ija septembris, es de voers. graeve Caerel vertrocken naer Aerschot, met zijnen volcke; ende daernaer den iija septembris, van gelijcken Don Gaston, met het vendel van Jr Dierick de Borchgraeve, in meijninghe de vijanden aldaer den weg te coupperen; maer was al verloren reijse. Daernaer es de voers. graeve van Mansfelt binnen Diest getrocken, ende aldaer wesende, hebben de vijanden, die Geusen, Stockom ende Bree berooft. Ende men zeijde dat ons volck ende de vijanden maer eene uere van malcanderen geweest en hadden; maer daer en wert niet gedaen; alsoo dat de vijanden, met allen den rooff ende gevangenen, binnen Breda getrocken zijn. Daernaer es de voers. graeve Caerel wederomme te Loven binnen gecomen, vija septembris, ende, des achternoens, naer Bruessel getrocken; ende de stadt van Loven beschanck hem met een stuck goets biers, dwelk hij met hem naer Bruessel voerde. Septembris xja, es Don Gaston, van Diest, wederomme binnen Loven gekomen, ende voerbij de stadt Loven passeerden, eodem, xxj vendelen voetenechten vanden volcke vande C.M., ende hunne bagaisien quamen ter Hoelstraetpoorte in, passeerende doerde stadt, xiiija septembris daernaer. Eodem xiiija septembris, es den buijten raet der stadt van Loven vergaerdert geweest, om te consenteren eenige middelen oft impositie tot fortificatie van deze stadt Loven, ende daer wert geconsenteert iiij l, xvj stuijvers op elcke aeme grove wijns, ende xxiiij stuijvers op elcke aeme goets biers, binnen deze stadt Loven, bij gheestelijck ende weerlijck, te slijtene; ende dijen volgende oock geaccordeert, bijden hoochweerdighen Rector dezer Universiteijt, ende dat voerden tijt van iij maenden, innegaende octobris 1590, ende eijndende .... januarij anno 1591 daernaer volgende. Eodem xiiija septembris, quam de tijdinghe alhier, binnen Loven, hoe dat de hertoghe van Parma, capiteijn generael van des C.M. volckx, in Vranckerijck ghetoghen zijnde, tegens de ongeloovighe Geusen, den coninck van Navarren, met zijnen adherenten, liggende ontrent Parijs, de stadt van Parijs gevictailleert heeft, ende aldaer van des coninckx volck van Navarren verslaegen wel ontrent de xijm mannen, ende bat danGa naar voetnoot2 iijc edelen gevangen, soomen zeijde. Daernaer es de voers. hertoghe van Parma, met zijnen volcke, getrocken voer een stedeken genoempt Saint Lij, tselve met pracktijcken innemende, op deze manieren, te wetene: zijn volck gecleet hebbende mette cleedere ende levreijen vande geenen voer Parijs verslaege zijnde, vanden volcke vanden coninck van Navarren, hen veijnsende van des voers. coninck van Navarren volckx te wesen, ende gevlucht comende van voer Parijs, ende alsoo innegelaeten zijnde, hebben de wachte vermoort, ende hen meester vande poorte gemaeckt. Binnen middelen tijde es de hertoghe van Parma, met zijnen volcke aengecomen, ende hebben de stadt alsoo gheheelijck innegenomen thunne wille, verslaende wel ontrent de xvc soldaeten; ende hebben voerts de stadt geplondert van al dat hen aenstont, soomen alhier zeijde. Dit vernemende twee oft iij cleijne omliggende stedekens hebben hen overgegeven onder de gehoorzaemheijt vande C.M. van Spaegnien. Septembris xxa, quam hier, binnen Loven, eene bende ruijteren om alhier in garnisoene te liggen, onder den capiteijn Don Philippe de Robles, ende vertrocken wederomme vuijt Loven, viija octobris daernaer. Septembris xxja ende xxija, quam de tijdinghe alhier, binnen Loven, dat de hertoghe van Parma metten hertoghe van Maijenne, met groote triumphen ende blijschappen, binnen de stadt van Parijs waeren gecomen ende dat de Coninck van Navarren, met zijne geussche adherenten, ende hunnen volcke, wel x mijlen van Parijs waeren vertrocken. Hele, bijden Bossche, es wederomme innegenomen, bijden Geusen, xxviija septembris, soomen zeijde, dwelck graeve Caerel, liggende voer Heusden, innegenomen hadde. Octobris vja, passeerden hier, doer Loven, de bende van ordonnantie des hertoghen van Aerschot, ende, viija octobris, noch eene bende groenrocken. Die van Loven hebben, met grooter neersticheijt, de stadt Loven begonst te fortificerene, ende aende Hooffpoorte, ter groote Spuij weerts, ende opde andere zijde, met palissaden ende ressen versien, ontrent 1 ½ mans | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||
hoochde, boven de canteelen vande vesten, met vuijtsprengers van buijten, tegens het opclummen; ende van gelijcken oock aende Perck poorte, Thiensche poorte, cleijn Spuije, verbranden Torren, Nieuwerck ende eldere; hebben oock de Perck poorte ende de Wijngaert poorte toegemetst, ende van binnen wel sterck, met aerde, verbollewerckt. In octobri begonst men te Loven aende Vuijlaeckpoorte te graeven, om eene valbrugge aldaer te maecken; ende, ixa octobris, des achternoens, wordden den iersten steen vander metserijen vande selve aldaer geleijt. Ende waeren alsdoen commissarissen totter fortificatie der voers. stadt Jr Rijckaert van Pulle ende Jr Peeter van Griecken, vanden geslachten, met Guilliam Rogghe, vande natien, vander stadt wegen; ende meester Nicolaes Foxius, meester Jan Eertwijck ende meester Jan van Hoegaerden, vander Universiteijt weghen van Loven; ende totter collectatie vanden impost, geordonneert totter voers. fortificatie, wert gestelt Jan Boijsack. Ende meester Willem Edelheer, vander stadt wegen, ende heer ende meester Matheus Boden, regent int Vercken, vander Universiteijt wegen, waeren geordonneert totter maniantie ende vuijtgeven vande penningen te proveneren vande voers. imposten. Octobris xvja, heeft de hertoghe van Parma, met gewelt, innegenomen de stadt van Corbeil. Octobris xvija, hebben de soldaeten van Steenberghen (die vande Geusen belegert waeren) de stadt van Steenberghen aende Geusen (sonder te verwachten eeniegen assaut) overgegeven. In octobri voers., heeft den Prelaet van VlierbekeGa naar voetnoot1, bij incorporatie, vercregen vanden hove, met consent der stadt van Loven, het Godtshuijs vande Boogaerden, alhier binnen Loven, nemende de selve Boogaerden het habijt aen van die van Vlierbeke; ende heeft de selve Prelaet, dijen volgende, aldaer die ierste misse gesonghen xxja octobris; ende alsoo tvoers. clooster vanden Boogaerden verandert in eene abdije. Octobris xxiija, quam de tijdinghe alhier, te Loven, dat die van Venloo hen garnisoen hebben doen vuijter stadt vertrecken, doerde groote oultragie ende gewelt die zij den lieden aendeden, soo van vrouwencrachten, jonge dochters schoffieren, moorden, rooven, branden als anderssints, ende dat de magistraet vande stadt de borgerije hebben doen bijeen, opde merckt, vergaerderen, ende de selve borgers aldaer doen eedt doen van de C.M. goet ende getrouw te wesen; ende hebben dijen volgende de borgers den selve eedt gedaen, soomen alhier zeijde. Novembris prima, quamen alhier brieven aende magistraet dezer stadt Loven, vande excellentie des graeven van Mansvelt, als lieutenant gouverneur vanden hertoghe van Parma, in zijn absentie, daermede de stadt verbot gedaen wert geene ruijteren noch cnechten inne te laeten, dan hebbende expresse commissie van zijne excellentie, mits de muijterijen die zij tot vele plaetsen ende steden voerstelden. Decembris va, es de hertoghe van Parma (vuijt Vranckerijck gecomen zijnde) wederomme te Bruessel innegecomen; waeromme die van Bruessel groote blijschap maeckten. Decembris xja, de provoost Danckaert, zijnde binnen de stadt van Liere, ende de vijanden de Geusen hen aldaer voerde stadt verthoonende, semblant maeckende omde beesten wech te drijven (gelijck zij oock deden) ende de voers. provoost treckende, met zijn volck, vuijter stadt, naerden vijanden, es hij vande vijanden omringelt ende gevangen genomen, ende hebben hem neus ende ooren affgesneden, hem aendoende groote tormenten, ende daernaer hebben zij hem aenden steert van eenen peerde gebonden, ende alsoo voerts geslijpt, ende ten lesten hebben zij hem verbrandt. Decembris xxiija, groote beroerte te Loven, onder de borgers, doert innelaeten vanden volcke metten gelde, wederomme gecomen van Leeuwe, Herentals ende eldere, tot betaelinghe vande Spaegnaerts aldaer liggende, gesonden zijnde; maer mutineerden ende en wildent gelt niet aenveerden, dan wilden vol betaelt zijn; waeromme de borgers geene soldaeten en wilden innelaeten, bij redene vande voers. gemutineerde Spaegnaerts, vreesende daerdoere eenige desordre alhier te geschieden. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1591.Januarij prima, opden jaersdach, was de groote beroerte onder de borgerije, binnen Loven, int opcomen vande wachte, bij oorsaecke vande Spaegnaerts hier binnen wesende, als el maestro del Campo, niette capiteijnen, vaendragers, sergeanten ende andere officieren, vande gemutineerde Spaegnaerts, liggende binnen Diest, Leeuwe ende Herentals, doer vreese dat zij alhier binnen eenighe muijterijen soude voertstellen, gelijck hunne soldaeten deden, binnen de voers. steden van Diest, Leeuwe ende Herentals; ende maeckten groot rumoer opde merckt, ende wilden de Spaegnaerts vuijter stadt hebben, ende den sergeant major vande stadt Loven, Thomas Blijleven, comende vanden stadthuijse opde merckt, onder de borgerije, om tusschen beijden te spreken, heeft wederomme de vlucht moeten naert voers. stadthuijs nemen, hem opleggende dat hij de oorsaecke was ende de Spaegnaerts, xxiija decembris 1590, tegens hunnen danck innegelaeten hadde; maer | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||
wordden, doer groot tusschenspreken vande heeren van der stadt, tvoers. rumoer geslicht, ende de borgers geappaijseert. Eodem, passeerden hier voerbij Loven, over de Cambrugge, het volck des graeven van Swaertsenborch. Januarij iiija, zijn zekere gecommitteerde soo vander stadt als Universiteijt van Loven naer Bruessel getrocken, om te excuseren d'insolentie vande borgers tegens de Spaegnaerts, ja januarij voertgekeert, ende oock te solliciterene ontlastinghe vande selve Spaegnaerts, welcken volgende de selve Spaegnaerts van Loven vertrocken zijn, xiiija januarij, naer Vilvoorden, soomen zeijde. Januarij xvija, hebben de soldaeten vander schanse van Delfziel hun overgegeven aender Geusen zijde, sonder te verwachten eenigen assault. Martij iija, des sondachs, wordden, ter begeerten van den heere borgemeester dezer stadt Loven, meester Anthonis vanden Heetvelde, in alle prochien dezer stadt, bijde pastoors, opden stoel, inde kercken, gecondicht ende gebeden, hoe dat de heeren vande stadt Loven oft hunne gecommitteerden in alle prochien souden ommegaen, eenen iegelijcken vermanende wat te willen geven tot maeckinghe vande nieuwe horologie, omde uere clocke te slaen, bijde voers. stadt gecocht tegens Machielen Ingelrams, tot Thienen, om [over de 100] Carolusgulden, wegende .... ponden, te wetene tot iij ½ st. tpondt. Ende van gelijcken oock totten voerslaegeGa naar voetnoot1, die men maecken soude vanden ouden voerslaege, dwelck Jan Herremans alias Smedelijn, horologiemaeker dezer stadt, tegens de heeren vander stadt aenveert heeft te maecken, tegens ij stuijvers tpont, die hij daer van soude hebben, ende dat soo wel vanden ouden ijserwercke, bijde stadt hem vande oude horologie gelevert, als vanden nieuwen ijsere bij hem daertoe te maecken; ende was het oudt ijserwerck wegende dwelck hem gelevert es..... Den iija maij, hebben die steden Zutphen ende Deventer hen, met appoinctemente, overgegeven aende zijde vande Geusen. Int selve jaer es den graeve Octave, wijlen broeder vanden jongen graeve van Mansvelt, doot geschoten, met eenen scheute in zijn hooft, voer de schanse van Nijmmeghen. Int selve jaer es den sone vanden zeer catholijcken hertoghe van Guise wonderlijcken verlost vuijten gevanckenisse, die vanden coninck van Navarren twee jaeren hadden gevangen geweest, op het casteel van Tours, in Vranckerijck. Augusti xxiiija, hebben de soldaeten van Hulst hen, met appoinctemente, aende Geusen zijde overgegeven, ende de stadt van Hulst in hunne handen gelevert. Int selve jaer hebben die van Nijmmeghen, doer swaer beleg, hen, met appoinctemente, overgegeven aende zijde vande Geusen. Decembris xvija, wordden alhier, te Loven, eenen vrijbuetere oft straetschendere, genoempt Hendrick Verhuijsens, van Herent, onthooft opde TommeGa naar voetnoot2, buijten Sinte Machiels poorte, dwelck wat vrempts was, want men, daer ter plaetsen, in ijc jaeren hier tevoren geene justitie gedaen en hadde, hoewel nochtans eenige willen zeggen dat het gerichte aldaer plach te staene, alleer de buijten vesten gemaeckt waeren. Decembris xxja, brandet alhier, te Loven, ten huijse genoempt BaetsvoortGa naar voetnoot3, alwaer de jachthonden des hertoghen van Brabant plachten onderhouden te wordden, ende branden al aff, behalven de mueren en den torren aldaer. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1592.Februarij vija, des nachts ontrent j ende ij ueren, wast zulcken onweder van donder ende blixem tot Thienen, soo dat den torren vande hoochkercke aldaer affbrande. Februarij xxiiija, op Sinte Matijsdach, soo wordden binnen Loven gerichtGa naar voetnoot4 twee vendelen vande jonghe gesellen binnen de selver stadt, ende de vendelen wordden binnen de kercken van Sinte Peeters gewijdt, bij den vicaris vanden eertsbisschop, heer ende meester Hendrick van Cuijck, die oock de misse was singende. Ende den aultaer was daertoe gemaeckt inde choordoere vande voers. kercke, zeer costelijck, ende den capiteijn vanden eenen vendele, te wetene vanden wijck van Sinte Peeters ende Sinte Quintens, was jonkheer Gielis vander Vorst, ende daernaer.... Everaerts; ende zijnen vaendraegere was Jan Baptista Zangers; ende vanden ijen vendelen, te wetene vanden wijcke van Sinte Machiels, Sint Jacobs ende Sinte Geertruijden prochie, was capiteijn jonkhr Ingelbert van Raveschot, ende zijnen vaendraegere was Jan Maes, ende wordden gericht ende gewijdt opden naem vanden hoochweerdigen heijligen Sacramente. Aprilis vija, deden de ij vendelen vanden jonghen gesellen, te Loven, convoij den waegenen ende voerlieden die hout ende eijcken gingen haelen, opt bosch van Meerdael, tot behoeff vande ordre vande Capochienen, tot maeckinghe van hunne capelle opde Biest, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||
die zij aldaer begonst hadden te maecken ende funderen. Maij prima, zijn de voers. ij vendelen jonge gesellen van Loven vuijtgetrocken den meij haelen, ende die innebringende, hebben zij ij meijen geplant voert stadthuijs, ende voerts voer den huijse vanden meijere, borgemeesteren, Vanden Cruijce, Borchgraeve ende eldere; ende de stadt Loven beschanck elck vendel met eene aeme goets biers. Junij xxva, was keusdach, te Loven, omden nieuwen magistraet oft weth te kiesen, ende die brouwers en wilden niet te keuse comen, zeggende haer ambacht gheen ambacht te wesen, mits tselve geopent en ghemeijn gemaeckt was; ende alsoo maer ix vande natien inde weth. Ende heer Eraert van Schore, riddere, wert raet gecosen vander hooger zijden, maer en wilde niet compareren, omden eedt te doene, hem vanden dienst excuserende; ende, dies niet tegenstaende, wert hij overborgemeester gecosen, waeromme hij groote moijte en sollicitatien dede om daervan ontslaegen te wesen, ende dede ierst den eedt xviija julij. Julij xvja, trocken die ammonitiewaegens, die alhier, te Loven, bescreven waeren, ten dienste vande Conincklijcke Majesteijt, naer Diest, ende waeren xiiij in getaele. Ende men zeijde dat den legele vande Conincklijcke Majesteijt was voert slot van Westerloo, ende dat Monsdragon, gouverneur vanden casteele van Antwerpen, met xxj vendelen Spaegnaerts, was liggende tot Westmeerbeke, eene halve mijle vanden voers. slote, ende dat het peertvolck was liggende tot Meerhout ende daer ontrent. Julij xvija, hebben die van Steenwijck, doer swaer beleg ende menich assaut verwachtende, den vijant dickmaels te rugge keerende, ende vele verslaende, hen ten lesten, met appoinctemente, moeten o vergheven aende zijde vande Geusen. Julij xviija, quam de tijdinge alhier, te Loven, dat het slot van Westerloo, met appoinctemente, was overgegeven aende Conincklijcken Majesteijt, ende dat de soldaeten affgetrocken waeren alleenlijck met rappier ende poignaert, laetende alle hunne andere bagaisien ende geweer opt voers. slot; van welck appoinctement oorsaecke was, soomen zeijde, de gouverneur van Berghen op den Zoom, die de dochter des heeren van Peetersem, alias Merode, getrouwt hadde, want zijnen swaegere de heere van Peetersem oorsaecke was van den innenemen vanden voers. slote, bijden vijandt innegenomen, doer quaede toesicht, als hij ter jacht, soo men zeijde, was rijdende. Ende wert daeromme soo haestelijck overgelevert, soomen presumeerde, op dat de Conincklijcke Majesteijt niet en soude pretenderen de costen die hij int wedercrijghen vanden selven slote doen soude, te vinden ende te recupereren aen de goeden des voers. heeren van Merode oft Peetersem. Om welcke overleveringhe vanden voers. slote die van Loven zeer blij waeren, want zij daerdore groote schaede vanden vijanden geleden hadden, als van vangen ende spannen, ende van hunne beesten vande vijanden dickwils genomen zijnde, te rantsoeneren. Ten selven tijde wert oock innegenomen, tot behoeff vande Conincklijcke Majesteijt, het slot van Bercheijck ende het slot van Tuernhout. In septembri, hebben die van Coevoerden hen, met appoinctemente, overgegeven aende zijde vande Geusen Decembris vija, ginck den impost van consumptie van wijn, bier, graen, vleesch, gesouten visch, zout ende zeep, te Loven in, voerden tijt van iij maenden, tot furnissement der stadts van Loven, quote die zij te draegen hadde inde xxxvm ponden artoijs, ter maent, bijde staeten slandts van Brabant, den hertoghe van Parma geaccordeert, tot defensie vanden selven lande, waerinne de stadt Loven getaxeert es geweest, voerden tijt van eenen halven jaere, te verschijnen iiija......., op xijc ponden artoijs; maer wordden bijde staeten gemodereert op viijc ponden artoijs. Decembris xa, quam de tijdinghe alhier, te Loven, dat de hertoghe van Parma, gouverneur van deze Nederlanden, zeer miserabelijcken, den iija decembris, overleden was, ende zijn doode lichaem naer Parma gevuert. Ende es in zijne plaetse gesuccedeert totten gouvernemente vander Conincklijcke Majesteijts Nederlanden Peeter Ernest, graeve van Mansvelt. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1593.Novembris xxiiija, hebben de Geusen van Hollandt ende Zeelandt de stadt van Bruggen, met verraet, meijnen inne te nemen; maer wordden affgeslaeghen. Novembris xxixa, passeerden alhier, te Loven, zekere groote metaelen stucken geschuts, comende van Maestricht, om naer Mechelen gevuert te wordden, maer doert groot waeter en consten te lande niet passeren; ende wordden daeromme alhier, opde Vischmerckt, ontladen, om alsoo te schepe naer Mechelen te vueren, ende wordden geconvoijeert, bij xviij benden ruijteren, waervan conducteur was Don Ambrosio Landriano, ende deden groote schaede ten platten lande, wel iij mael meer dan de stucken weert waeren, soomen zeijde; want zij al vernielden datter buijten was, soo van granen, hoij ende stroij als anderssints, stekende eenige pachthoeven in brandt, beroovende voerts de huijslieden van al dat hen aenstont; ende passeerde de voers. peerden over de Cambrugge ende de bagaigien quamen doerde stadt, de Thiensche poorte in, ende tgheschut quam de Diestersche poorte in, doer vreese van dat de Thiensche poort brugge souden hebben gefailliert ende innegevallen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Decembris iija, monsterde de voers. xviij benden ruijteren alhier, bij Loven, ontrent den doestere van Perck, ende wordden betaelt, soomen zeijde, voer ij maenden, al in nieuwe munte van ij ende iiij stuijvers penninghen. Decembris xva, wordden alhier, te Loven, aende vesten vande Thiensche poorte, eenen soldaet vanden provoost jonkhr Jans de Mol, geharquebouseertGa naar voetnoot1, om dat hij eene jonge dochtere, tot Lovenjoul, vercracht hadde. Decembris xvja, quam de tijdinghe alhier, te Loven, dat de vijanden dienende den graeve Maurus, als capiteijn ende gouverneur generael van Hollandt ende Zeelandt, de stadt van Brugge eensdeels belegert hadden, ende een fort daerontrent innegenomen, genoempt Blanckenberghe, gelegen ontrent ij mijlen van Brugge waeromme ons volck vande Conincklijcke Majesteijt, in alder diligentie, derwaerts track, ende passeerden alhier, te Loven, den xvija decembris, de bende ruijteren des capiteijns Grobbendonck, heere van Wesemael, daernaer noch, xviija decembris, over de Cambrugghe, vij vendelen voetvolck, Engelsche, Iersche ende Schotten. In decembri, gebeurde een groot affgrijsselijck misdaet, soomen zeijde, ontrent Halle, bijden chrijsvolcke des princen van Chijmaij, ende hebben aldaer genomen eene vrouwe ende die gevioleert, in presentie van haeren man; daernaer hebben zij den selven man gevangen genomen, ende gebonden aen eenen boom, ende hebben voerts gehaelt een jonck vercken vande moedere, ende tselve aenden hals vanden voers. man wel stijff gebonden, soo dat utermaeten zeer was chrijsschende; dit hoorende de moedere vanden verken es, met grooter verwoetheijt, naer den man gecomen ende heeft hem het lichaem van boven tot beneden opgescurpt ende het ingewant vuijtgetrocken, soo dat den man aldaer, in groote tormenten, zijn leven geeijndt heeft; hebben oock noch sommighe andere mans de ooren ende neuse vol poeder gesteken, ende alsoo tvier daerinne gesteken, ende vele andere tormenten, ende degene diet voers. horribel feijt gedaen hadden zijn gevanghen ende voerts geexecuteert. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1594.Januarij prima, jaersdach, wesende eenen saeterdach, wordden alhier, te Loven, processie generael gehouden metten hoochweerdighen heijligen Sacramente, in danckbaerheijt vande schoone victorie die de armeije vande Keijserlijcke Majesteijt gehadt hadde, xxvija november 1593, in Hongarien, tegens de Turcken, innenemende vele stercke plaetsen ende fortressen, steden ende casteelen, ende onder andere eene stadt genoempt Villecq; daerdoere innemende vele landts ontrent de xxx oft xl hongersche mijlen wijt, ende ontrent xiijc soo dorpen als andere vlecken. Januarij vija, quam de tijdinghe alhier, te Loven, dat de Coninck van Navarren, met zijnen legele, was liggende voer de stadt van Parijs, ende dat die van Camerijck hen oock verclaert hadden te zijn metten voers. coninck van Navarren; waeromme allent volck vande Conincklijcker Majesteijt van Spaegnien derwaerts track soomen zeijde. Januarij vija voers., was de tijdinghe alhier, te Loven, dat Ernestus, de eertshertoghe van Oostenrijck, de sone van keijser Maximiliaen, voerzeker tot Luxembourch gearriveert was, om te comen alhier totten gouvernemente vander Conincklijcker Majesteijts Nederlanden. Januarij xiija, quamen alhier brieven aende stadt van den gedeputeerde vande staeten, innehoudende hoe de eertshertoghe Ernestus van Oostenrijck, broeder vande Keijserlijcke Majesteijt, tot Luxembourch, voerzeker gearriveert was, ende dat de graeve van Mansvelt, met vele andere princen ende heeren, hem tegens gereden waeren tot Naemen, om hem te salueren ende willecomme te heeten. Januarij xxiiija, tijdinge, te Loven, dat de voers. Ernestus eertshertoghe van Oostenrijck, tot Sinaij gearriveert was, alwaer de bisschop van Luijck een costelijck bancquet hadde doen bereijden, om aldaer zijne voers. hoocheijt te salueren ende willecomme te heeten. Januarij xxviija, tijdinghe dat de voers. zijne hoocheijt, des dachs te voeren, te Naemen gearriveert was, ende dat hij den xxxa januarij te Bruessel soude incomen. Januarij xxixa, ontrent den iiij ueren naer noen, es de prince van Chijmaij, met wel ontrent vc peerden zeer wel gemonteert, binnen Loven gecomen, met schoonen staete, als gouverneur van Henegouwe, mette staeten vanden selven lande, om zijne voers. hoocheijt Ernesto, eertshertoghe van Oostenrijck, tegens te rijden; dewelcke, soomen zeijde, des avents, eodem, tot Wavere soude wesen; ende wordden de voers. peerden gelogeert allen de stadt doere. Ende zijne excellentie was gelogeert inden Wildenman; alwaer zij den maeltijt voer lxxx persoonen hadde doen bereijden. Ende de stadt Loven beschanck hem met xxiiij potten rhinswijns, ende iij potten franswijns; de Universiteijt beschanck hem met xij potten rhinswijns ende de Gulde van Sint Jooris, waervan hij coninck geweest hadde, beschanck hem met xij potten rhinswijns, welcke presentatie van wijnen hem zeer aengenaem geweest es; | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ende geboot dat men den wijn vande stadt wel soude bewaeren. Januarij xxxa, es de voers. prince van Chijmaij wederomme van Loven vertrocken, des morgens ontrent den vj ueren, treckende ter Bruesselsche poorten vuijt, alwaer hij, onder weghen, zijne Hoocheijt Ernesto, den eertshertoghe van Oostenrijck tot Everbergen, gerencontreert heeft, met schoone staete, de selve met groote reverentie willecomme heetende, ende zijn soo, tzaemen, ten selven daege, ontrent den ij ueren naerde noenen, met groote magnificentie, binnen Bruessel gecomen, alwaer de voers. zijner Hoocheijt, met groote triumphe, es innegehaelt geweest ende ontfanghen. Februarij xiija, wordden alhier, te Loven, bij copije gesonden de congratulatie ende salutatie bijden gedeputeerden vande iij staeten slandts van Brabant gedaen aen zijne Hoocheijt Ernesto, den eertshertoghe van Oostenrijck, als gouverneur ende capiteijn generael van de landen vande Conincklijcker Majesteijt van herwaertsovere, ende wert de selve congratulatie gedaen, in den latijne, soo die van woorde te woorde hier volght: COPIA. Op welcke voers. congratulatie ende salutatie zijne Hoocheijt den voers. gedeputeerden heeft onder andere geantwoordt soo hier volght: ‘Ego omnibus quibuscumque modis studebo conservare vestra privilegia, jura et libertates et non minus (Dei omnipotentis auxilio) vobis prodesse, atque has provincias redigere ad pristinum statum, et praeterire se non potuisse quin catholicae suae Majestati in hoc onere suscepto morem gereret.’ Februarij xvja, zijn bijder stadt Loven gecommitteerdt jonkhr Rijckaert van Pulle, borgemeester, jonkhr Willem de Angelis, schepenen, met meester Willem | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Willems, pensionaris der selver stadt, ende bijde Universiteijt heer ende meester Hendrick van Cuijck, heer ende meester Machiel Du Baij, doctoren inde heijliger Godtheijt, met heer ende meester Philips Swerius, doctor inde rechten, om tzamenderhant te trecken naer Bruessel, ende aldaer zijne Hoocheijt Ernesto, eertshertoghe van Oostenrijck, als gouverneur vander Conincklijcker Majesteijts Nederlanden, te gaen salueren, congratuleren ende willecommen te heeten. Ende vertrocken van Loven, xviija februarij, ende deden de salutatie aen zijne voers. Hoocheijt, doer den mont van heer ende meester Philips Swerius, den xxa februarij, ontrent den iij ueren naerden noene, inden latijne, soo die van woorde te woorde hier bij copie volght: COPIA: | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||
tramur: primum quod principem te non amantem solum omnis doctrinae scimus; sed scientem etiam et doctum varie et eleganter; tum quod supra necessarium ecclesiae ac reipublicae causam, id meruerit nostra, totiusque populi Lovaniensis in obsequium regiae catholicae majestatis constans ac perpetua devotio: postremo quod haec civitas, quae abs vetere praerogativa in ducatu Brabantiae primarium locum obtinet et cujus in hoc pontissimum civili bello semper enituit fidelitas non aliud in rebus humanis quam ab amplificatione hujus academiae beneficium habeat.’ Op welcke voers. salutatie zijne Hoocheijt den voers. gecommitteerden der stadt Loven, onder andere, geantwoordt heeft soo hier volght: ‘Congratulationem hanc ab academia et civitate Lovaniensi profectam, prelibenter et gratanter accipio. Nee desinam unquam, ubi dabitur occasio, academiae et populi Lovaniensis, et uniuscujusque vestrum studia promovere, et vestri semper curam gerere quod certo sciam hanc esse Regiae Majestatis voluntatem. Academiam proinde inprimis Lovaniensis omnes et singulos vestrum singulari semper favore complectar.’ Hier mede het je capittel van dezen boecke sluijtende, 16 septembris 1594. |
|